vrijdag 27 december 2013

Mijn nieuwe blogsite voor liefhebbers van jazz & dansmuziek uit de jaren '30

Mijn vader verzamelde in zijn jeugd vele 78-toerenplaten met muziek van Amerikaanse en Britse jazz and dansorkesten. Hij nam een groot aantal daarvan jaren later op met zijn bandopnemer. Die bandopnamen heb ik vervolgens omgezet in een compleet digitaal muziekarchief.

De belangrijkste nummers uit dit archief zet ik nu op een nieuwe blogsite die geheel gewijd is aan het 78-toeren erfgoed van mijn vader:

Link: DINAH'S CLUB


Hier een nummer uit deze site:



Louis Armstrong en Jimmy Dorsey & his Orchestra: "When the skeleton in the closet started to dance".

maandag 9 december 2013

MIJN NIEUWE BOEK: GELUKKIG NEDERLAND


Sinds 2006 publiceer ik met enige regelmaat korte essays over de actualiteit. Dit deed ik aanvankelijk in het Volkskrantblog, en na 2011 op mijn eigen weblog Vrijheid - je eigen Verantwoordelijkheid.

Van die essays maakte ik een selectie. Zij vormen alle bijeen een momentopname, een tijdbeeld van Nederland in de eerste jaren van de 21ste eeuw.

Er is sprake van schuivende thema's. In het eerste gedeelte ligt de nadruk vooral op samenlevingsvraagstukken (integratie, jeugdzorg en onderwijs). De daaropvolgende beschouwingen richten zich meer op economie en werkgelegenheid. Die veschuiving loopt parallel met de feitelijke ontwikkelingen in deze periode.

Het boek (154 pag.) is verkrijgbaar bij Mijnbestseller.nl.

maandag 2 december 2013

Dirigisme beheerst het ambtelijk denken in heel Europa


In onze wereld hangt alles met alles samen, op steeds grotere schaal. Wat gebeurt in klein verband mag niet te veel afwijken van wat in het grotere geheel wenselijk wordt gevonden. Economie is de meest overheersende dimensie waarin dit een waarheid lijkt als een koe. Ons eigen Europa – met name de eurozone – is het meest direct aansprekende voorbeeld. De processen die wij ter wille van vrij verkeer van goederen, kapitaal, diensten en personen in gang hebben gezet, gaan slechts één kant op: meer afstemming en meer centrale regie.

Ook op andere gebieden beheerst afstemming, harmonisatie en samenhang het denken van degenen die hieraan uit hoofde van hun functie – vooral in overheden – moeten vormgeven. Wie kijkt er nog op als prelaten van het publieke bestel pleiten voor “meer bevoegdheden”. Meer bevoegdheden voor Brussel, meer bevoegdheden voor veiligheidsdiensten, enzovoorts: meer centrale macht én meer controle op de individuele burger, in welke hoedanigheid dan ook. Zij doen dit doorgaans met een minzame glimlach. “Wilt u het ene, dan ook het andere.” 

Mij bekruipt gaandeweg de vergelijking met het laatmiddeleeuwse regime van de Roomse kerk: allesbeheersend in het particuliere en het maatschappelijke gedrag van elk individu. Het verschil met toen, namelijk dat van enigerlei individualiteit niet of nauwelijks sprake was, wordt langzamerhand alleen een gradueel verschil.

Het meest zorgwekkende is dat die prelaten – ambtenaren, uitvoerende politici, “dignitarissen” – niet anders lijken te kúnnen. Zij spreken vanuit het onontkoombare. Hun glimlach is het product van oprechte zorg, angst misschien ook (voor de chaos, en voor het geweld), logica (het ene, dus ook het andere), de beste bedoelingen (waartegen wij ons juist bij uitstek moeten verweren) en ten slotte van hun diepste overtuiging dat zij het bij het rechte eind hebben.

Serieuze tegenspraak is er niet, of het is rauw, platvloers populisme. Hun logica is daartegen wel bestand. Men kan het afdoen – opnieuw – met een glimlach. 

Wie in dit bestel een weerwoord wil bieden moet wel zeer sterk in zijn schoenen staan. Dat kan niet wanneer men evenzeer van binnenuit, vanuit dit bestel, wil redeneren. Echte tegenspraak kan alleen “out of the box”. 

Aan dergelijk denken is op dit moment een schrijnend tekort. Geen van onze Nederlandse politici geeft er blijk van. Werkelijk niemand. Een serieuze intellectuele elite die dergelijke weerspraak kan bieden, ontbreekt evenzeer.

Gaat onze wereld werkelijk maar één kant op? Wie de geschiedenis kent, weer dat dit niet waarschijnlijk is. Ooit was er zoiets als de achterkant van de waarheid. Het wordt hoog tijd dat wij die in alle ernst gaan opzoeken.

zondag 1 december 2013

Het koninkrijk als volksvermaak










Vijftig jaar geleden nam mijn vader met zijn bandopnemer de radiouitzending op van de Nationale herdenking 1813 - 1963. Ik maakte hiervan, in combinatie met fotoshots van het Polygoonjournaal, een korte videoclip.



Nationale Herdenking 1813 - 1963, Plein 1813 Den Haag

Een plechtstatige gebeurtenis. Beatrix, ook toen in de hoedanigheid van prinses, gaf een gedragen speech. Haar ouders Koningin Juliana en Prins Bernhard luisterden toe alsof het ging om een begrafenis. Herdenken doe je in ernst, heeft men toen duidelijk gedacht.

Groter contrast met het spektakel op zaterdag 30 november 2013 is niet denkbaar. Het naspelen van de landing van de Prins van Oranje - later Willem I - is natuurlijk vaker gebeurd. Een publieksshow met mooie kostuums en een vrolijke feeststemming. Acteur Huub Stapel veroorloofde zich de nodige anachronismen bij zijn begroeting van het Scheveningse volk. Ach ja.

Datzelfde deed hij opnieuw bij het "koninkrijksconcert" in het circustheater. Inderdaad meer een circus dan een concert. Het Metropole Orkest begeleidde enkel lichte kost. Korte en snel opeenvolgende optredens van zangers uit alle windstreken van Nederland, en daarnaast enkele heren die iets serieus moesten zeggen maar die evenzeer lichtvoetig door hun thema gingen.

Met dit openingssalvo van een herdenking die liefst twee jaar moet gaan duren (het koninkrijk kwam immers pas daadwerkelijk in 1815), is de toon in onze nationale geschiedsbeleving gezet. Het moet vooral vermakelijk zijn.

Die toon overheerst ook in de aandacht voor de verdere geschiedenis. Niet geheel toevallig verschenen juist weer nieuwe biografieën over de drie eerste Oranjekoningen. De enige berichtgeving hierover betreft de privé-escapades van Willem II en de mogelijke rol hiervan bij zijn ommezwaai naar de liberale democratie die wij vandaag kennen. En ook het voetstuk van Willem I krijgt een flinke duw.

Ik geloof dat ik wel eens eerder heb betoogd dat niet het koninkrijk maar de Oranjerepubliek, die - met onderbrekingen - al ruim vierhonderd jaar bestaat, het meest overwegende - en herdenkingswaardige - aspect is van het verschijnsel Nederland. Als wij dit verschijnsel - samen met Oranje - willen vieren moet worden teruggegrepen naar een veel eerder tijdstip in onze historie dan de terugkeer van Oranje in november 1813. 

Maar hoe dit ook zij, een serieuze toespraak hierover moet - kennelijk - nog komen.

vrijdag 1 november 2013

De slavenmaatschappij kan op den duur geen stand houden
















Onze beschaving staat zich erop voor de verhoudingen die golden in de klassieke oudheid en die vervolgens – opnieuw – in de vroegmoderne tijd – definitief te hebben overwonnen. Geen slavernij meer. Geen mensen meer die behandeld worden als bezit. 

Strikt genomen is dat wel juist. In onze westerse wereld heeft ieder individu zijn eigen juridische identiteit en verantwoordelijkheid – voor zichzelf in de eerste plaats. Wij hebben de vrijheid ons werk te kiezen – naar beschikbaarheid en geschiktheid. Dat wij op de arbeidsmarkt soms moeten inschikken, of niet altijd het geluk aan onze zijde hebben, doet aan een en ander niet af. 

Maar wie de wereld enkel beziet vanuit deze constitutionele optiek miskent de bredere werkelijkheid van macro-economische macht en micro-economische feitelijke afhankelijkheid. Alles bijeen lijken de verhoudingen in onze tijd juist verdacht veel op de wereld die de Romeinen schiepen en die in extreme karikatuur de basis was van de rijkdom van onze meer directe voorvaderen in de tijd van de slavernij. 

Het heeft iets onontkoombaars. Op welke andere manier kan je 16 miljoen mensen in Nederland en vele honderden miljoenen mensen in Europa of in Amerika tevreden en vooral rustig houden? De methodiek verschilt maar niet de uitkomst. 


De methodiek is geen dwang – hoofdzaak is verleiding, en ook aansporing. Zoals onze minister-president Rutte die de burgers aanspoort goede consumenten te zijn. Hij roept ons op iets te doen, niet per se in ons eigen belang, maar in het belang van de macro-economische macht. Het financiële plaatje van de staat op orde krijgen betekent dat wij ons best (moeten) doen, niet mogen verzaken. Consumentisme is de pijnloze gesel, het spel van verlokking waaraan de grote massa ondergeschikt is gemaakt. Godzijdank zijn er de I-Pads, de Smartphones, de Apps, de Games en is er al dat andere “brood –en-spelenvermaak” dat het ons mogelijk maakt aan onze verplichting tot consumeren te voldoen. 

Echt productief – en daadwerkelijk zelfstandig – worden wij hier niet van. Vooral de jongere generatie, die ogenschijnlijk het meest profijt heeft van de moderne elektronica, lijkt nog het meest in slaap gewiegd met dit collectieve duivelsgebroed. 

En inderdaad, de uitkomst is een stelselmatig toenemende kloof tussen de have’s en de have nots. Tussen wie bepaalt, en wie betaalt. Er is geen kwestie van dat wij ontstane wanverhouding doorbreken door een generaal financieel pardon (algehele schuldvermindering), een vermogens-herverdeling, of welke andere grootschalige verlichting voor de burger. Met ons allen blijven wij bukken tot dat de banken en de Staat voldoening wordt gegeven. 

Maar ik zou die twee werelden wel tegenover elkaar gesteld willen zien, in een serieuze overdenking. De doodlopende weg van het huidige beleid tegenover de dodemansrit van een collectieve uitbraak. 

Met die laatste vergelijking kom ik opnieuw bij mijn startpunt. Op enig moment breken slaven hun ketens. Ik ben ervan overtuigd dat het niet meer de vraag is óf dit zal gebeuren, enkel nog wanneer.

maandag 16 september 2013

Cijfers liegen niet (*)




















Op naar Prinsjesdag 


De zomer is voorbij. Morgen leest de koning zijn eerste troonrede voor. Het kan niet anders of de economie staat daarin opnieuw centraal. Daarover heeft onze premier niet lang geleden zijn eigen rede gehouden. Bol van optimisme en doortrokken van de gemeenplaatsen die hij hierover doorgaans etaleert.

Er is een lichtpuntje. Het CPB voorspelt een plus in de economie. Niet meer dan 0,5 procent maar toch. We moeten het ermee doen. Die groei verdwijnt vervolgens geheel in het aflossen van schulden. Terecht lijkt mij. 

Mijn gedachte is dat wij voor zeer lange tijd in onze economie rond de nul zullen oscilleren. Je kan het ook een gewoon evenwicht noemen. Geen krimp, geen echte toename. En een maatschappij die het huishoudboekje rond moet maken zonder speculatie en zonder opnieuw op de pof te leven van de toekomst. In die termen zijn wij anno 2013 nog maar halverwege. Wij blijven meer uitgeven dan wij verdienen. Voortgaande materiële versobering is dus onvermijdelijk. 

Dat – meer – sobere materiële omstandigheden ons niet per se minder welvarend (of minder “gelukkig”) maken is iedereen die dit ondergaat ondertussen wel duidelijk. In zoverre liegen de cijfers wel. Wij halen inmiddels zoveel meer comfort uit die ene euro dan, zeg, twintig jaar geleden, dat het verschil in volume daarbij vrijwel in het niet valt. Maar dit is een subjectieve waarneming en eenieder vult dat uiteindelijk voor zichzelf in.

Ons land is per saldo in zeer goede conditie. De infrastructuur is op peil, wij beschikken over gezonde industrieën en handelsmaatschappijen; de bevolking is gemiddeld goed opgeleid en velen van ons leveren een wereldwijde inspanning.

Vooral dat laatste is doorslaggevend gezien de grote verbondenheid van ons land met de economische werkelijkheid in de landen om ons heen. We doen er goed aan die internationale wendbaarheid van Nederland te blijven koesteren en niet toe te geven aan de burgerlijke of provinciale behoudzucht die wij óók kennen. 

Op onze wendbaarheid komt het inderdaad aan. In alle opzichten. Sociaal en economisch. Aanpassing aan grotere ongewisheid, snelle wisselingen, nieuwe invloeden. Het vraagt vooral van onze jongste generaties dat zij hun eigen wereld maken en niet te veel luisteren naar ouderen zoals u en ik. Wat dat betreft symboliseert het nieuwe beeld in de Ridderzaal uitstekend de overgang naar een andere tijd. 


(*) Cijfers CPB gelekt

maandag 12 augustus 2013

Een tragische traditie: bij de dood van prins Friso























Stadhouder Willem V met zijn gezin

Het vroegtijdige verlies van een broer is al sinds het einde van de 18e eeuw het lot van de Oranjekoningen. Men kan dit beschouwen als een bizar patroon van de geschiedenis. 




















Prins Frederik met zijn oudere broer Willem 

De eerste die – in 1799 - op jonge leeftijd (25 jaar) overleed was prins Frederik, de broer van Koning Willem I, toen nog erfprins. Zijn leven eindigde in Padua, waar hij op dat moment voor het Oostenrijkse leger een inspectietocht maakte. Hij was de jongste zoon van Stadhouder Willem V. Hij onderscheidde zich door zijn doortastende optreden. Prins Frederik bleef ongetrouwd. Zijn grote liefde gold de Engelse prinses Mary, een dochter van George III, die echter geen toestemming wilde verlenen zolang haar oudere zusters nog niet getrouwd waren. 




















Prins Alexander (1818 – 1848) 


De tweede is prins Alexander, een jongere broer van Koning Willem II. Hij had de reputatie van een hartelijke, extroverte man, die graag reisde. Naar verluidt was hij de lievelingszoon van zijn ouders. Een ongeluk in zijn jeugd leidde tot chronische gezondheidsproblemen. Hij overleed in Madeira, waar hij verbleef voor een kuur. 



















Prins Maurits met zijn oudste broer Willem 



Dan volgt een reeks tragedies die ten slotte alle broers treft. In dit geval gaat het om de zoons van Koning Willem III, waarvan de jongste, Maurits, in 1850 overleed op 7-jarige leeftijd. De beide oudere broers hadden geen sterk geestelijk gestel. Zij waren geplaagd door een ongelukkig gezinsleven, het vroege overlijden van hun moeder Sophie en door de ernstige onmin met hun vader Willem III. Prins Willem en zijn vader hadden een verre van goede relatie, culminerend in zelfgekozen ballingschap nadat de koning en de koningin de huwelijksplannen van prins Willem met Mathilde gravin van Limburg Stirum hadden afgekeurd. Prins Willem overleed in Parijs op 39-jarige leeftijd. 




















Kroonprins Willem (1840 – 1879) 


De ongelukkige prins Alexander, die na 1879 de kroonprins was, overleed in 1884 in het Haagse paleis op de Kneuterdijk, waar hij al jaren een teruggetrokken leven leidde. 










Prins Alexander (1851 – 1884)

maandag 3 juni 2013

De FYRA-nachtmerrie is het failliet van een heel tijdperk




















Het echec van de FYRA-treinen moet natuurlijk nog in alle details uit de doeken worden gedaan. Maar als ik de eerste analyses goed volg dan ligt de diepere oorzaak ervan toch in het prille begin: de aanbestedingsvoorwaarden waarmee de regering (onder Wim Kok) besloot de NS het HSL traject te gunnen. De NS bood op een (nu blijkt) onverantwoord laag niveau op de aanbesteding, won het contract en moest dekking zoeken door het aankopen van goedkope treinen. Goedkoop, en naar nu duidelijk is: ondeugdelijk.

Het hoogtepunt van privatisering van publieke diensten wordt nu ontmaskerd als een vreselijk dieptepunt. Goedkoop is dubbel duurkoop. Het hele complex van politiek, ambtenarij en privaat-publieke bestuurders staat daarmee te kijk als een symptoom van falend denken en kortzichtig handelen.

Wat gaat – en wat kán - de Kamer daarmee doen? Politici in ons parlement maken deel uit van hetzelfde complex, al zullen er nog maar weinig zijn die destijds aanwezig waren bij de eerste bepalende beslissingen rond de HSL. Het vraagt nogal wat om de mantra van privatisering en marktwerking in de publieke sector daadwerkelijk kritisch onder ogen te nemen. 

In het privatiseren van de kernfuncties in ons publieke bestel - openbaar vervoer en ook gas, water en elektriciteit – heb ik nooit geloofd. Pure marktwerking leidt tot verkeerde beslissingen en vooral ook tot verkeerd gedrag. Zie de graaiende topbestuurders in beide sectoren. Een fenomeen dat helaas ook is doorgedrongen tot het onderwijsbestel, dat zich eveneens graag gedraagt als verzameling marktpartijen. Wat een gekte.

Dat hele denken mag wat mij betreft op de schroothoop. Tegelijkertijd heb ik grote twijfel of men die conclusie aandurft. Met die “men” doel ik natuurlijk in de eerste plaats op het kabinet. Welke conclusies Rutte c.s. gaan trekken laat zich raden. Bij voorkeur was het de fout van de NS, of van de Italiaanse fabrikant, niet van het Binnenhof natuurlijk.

Ik heb dus weinig illusies over de politieke uitkomst van deze treurige geschiedenis. Des te meer hoop ik dat slimmere en meer deskundige mensen dan ik er echt gehakt van zullen maken.

zaterdag 11 mei 2013

Tegendraads denken is de enige weg uit de crisis






















De paradox van het door velen beleden afscheid van de verzorgingsstaat is dat meer mensen dan ooit in ons land van zorg en bijstand afhankelijk zijn. Het meest pijnlijk is het gebrek aan concrete vooruitzichten op eigen werk en inkomen bij grote groepen jongeren. De tweede paradox is dat juist onder deze omstandigheden de welvaart in ons land meer dan ooit eenzijdig wordt genoten door een minderheid.

Het is onmogelijk om deze stand van zaken af te doen met verwijzing naar individuele verantwoordelijkheid of naar individuele prestaties. Slechts een deel van de welstand die bepaalde categorieën Nederlanders nu nog genieten kan daadwerkelijk aan hun eigen kwaliteiten worden toegeschreven. Het meest schrijnend is dat juist de mensen aan de top, die voorbeelden horen te stellen, zo ongehinderd en zonder schaamte graaien in de steeds schraler geworden nationale pot. Echt schandalig. 

Onze economie draait vandaag op de collectieve prestatie van Nederlanders in de afgelopen decennia. Wie nu toevallig aan de goede kant van de lijn staat heeft niets meer of minder dan een gunstig lot getrokken. 

Toch zal ergens een grens worden bereikt. Het duurt niet lang meer of wij zakken met ons allen door de bodem van het bestaande sociale bestel. Dat gaat tot grote spanningen leiden. Jongeren zullen inzien dat Twitteren en Facebook-liken geen brood op de plank brengt. Dat de communicatie industrie hen uiteindelijk alleen gebakken lucht heeft bezorgd, maar geen onderdak en eten. Wat nog resteert aan hardwerkende middenstand – in alle sectoren – zal evenzeer met lege handen komen te staan. En dat geldt evengoed voor tal van segmenten in de dienstverlening. De dominostenen vallen zonder einde.

Het ‘hebben’ is in onze geschiedenis te veel vooropgesteld. Daar hebben vooral de financiële instellingen van geprofiteerd. Zij zijn vervolgens te zeer het heilige huis geworden van de politiek. Ten onrechte heeft zij daarmee haar kernverantwoordelijkheid voor evenwichtige maatschap-pelijke en economische verhoudingen in bredere zin op het offerblok gelegd. 

Ik heb het al vaker gehad over het scenario van de schone lei. Met z’n allen opnieuw beginnen, rijk en arm, jong en oud. Een eenmalig pardon voor iedereen en een massale afschrijving aan de creditzijde van de banken.

Natuurlijk de vraag worden gesteld hoe realistisch zo’n scenario is en wat daarvan de daadwerkelijke gevolgen zijn. Wie durft serieus de stop te trekken uit de waterballon? Toch lijkt mij dat enkel onorthodox denken ons uit de slop zal trekken van het huidige fantasieloze bezuinigingsbeleid. De maatschappelijke werkelijkheid dient het uitgangspunt te zijn, en deze zit vol met bruisende vitaliteit. Als het maar de kans krijgt.

dinsdag 30 april 2013

Willem-Alexander zal zijn authenticiteit nog moeten tonen


















Toen Beatrix op de troon kwam wist je onmiddellijk dat daar een persoon stond met haar eigen autoriteit en intellectuele individualiteit. Zo kenden we haar ook al als jonge prinses. Haar zoon, nu koning, heeft zich in zijn leven tot nu toe vooral betoond als een aardige maar intellectueel betrekkelijk ondiepe figuur. Bij hem komt onmiddellijk de vraag op: wie heeft jouw tekst geschreven? Hij plaatst zich in zijn rede bij de inhuldiging zeer nadrukkelijk in de schaduw van zijn moeder, terwijl Beatrix, omgekeerd, juist zeer opvallend uit schaduw van de hare trad. 

Het meest stralend vandaag waren drie vrouwen: Beatrix, Maxima en de kleine Amalia. Alsof de traditie van de vorstelijke overgang van vrouw naar vrouw vandaag – meer dan wat ook – bevestigd werd. Koning Willem-Alexander zag er ongemakkelijk uit: stijf opgeprikt in zijn koningsmantel, te bewust statig kijkend, terwijl dit in feite zijn habitus niet is. Het leek wel of hij wilde zeggen: kijk, dit ben ik als ceremoniekoning. 

De woorden die hij uitsprak waren intussen keurig en ter zake. Het zou mij niet verbazen als hij ook werkelijk in die woorden gelooft. Aan hem zal geen vermoeden kleven van politieke invloed of “macht”: het is evident dat hij die niet heeft. Voor het Nederlandse koningschap is dat een veilige constatering. 

Het zullen vooral de gebeurtenissen in de loop van zijn koningschap zijn, die zullen bepalen wat zijn plek wordt in de galerij van de Oranjes. En ook dan zullen de camera’s toch vooral de lens richten op de vrouwen, op Maxima en haar oudste dochter. Willem-Alexander zelf zal het al een hele prestatie vinden als hij het erfgoed van de monarchie, zoals zijn moeder deze heeft vormgegeven en gemoderniseerd, zonder kleerscheuren kan doorgeven. 

Dat zijn moeder Beatrix zolang zij vitaal en geestelijk is de aandacht zal trekken, ook haars ondanks, lijkt mij buiten twijfel. Zelfs nu zij geen monarch meer is blijft de allure van de majesteit stellig nog lang aan haar kleven. 

Maar hoe dit alles ook zij: met het degelijke en oer-Nederlandse overgangsritueel (het was zelfs een beetje saai) mogen wij als volk toch tevreden zijn. Wat vandaag gebeurde is immers precies zoals het volk dat wil.

woensdag 17 april 2013

Een handtekening voor het ceremonieel koningschap





























In het dubbelinterview met ons aanstaande koningspaar heeft – nu nog – kroonprins Willem-Alexander gezegd: als de meerderheid van de kamer mijn handtekening vraagt voor een ceremonieel koningschap, dan komt die er. 

Dapper. Eigenlijk zegt hij dat de waarde van het Nederlandse koningschap ligt in alles behalve de wettelijke functies. Als het optreden van het (ceremonieel) staatshoofd niet uit zichzelf overtuigt, in de concrete realiteit van de samenleving, zijn de wetten die spreken over zijn regerings-verantwoordelijkheid een wassen neus. 

Willem-Alexander en Maxima stellen zich op in – niet aan het hoofd van - de Nederlandse samenleving. Dat siert ze. Ik ga er even aan voorbij dat op hun eigen manier zijn moeder en haar voorgangers dat natuurlijk ook hebben gedaan. Wat telt is het gevoel dat Willem-Alexander, nu, bij de generaties van deze tijd wil oproepen. Niet terugkijken maar vooruitkijken. Zijn persoonlijke houding is die van een koning voor de Nederlanders, en niet van Nederland. Goede houding, lijkt me. 

In zijn rol als staatshoofd volgens de huidige Grondwet is hij voorlopig meer dan ceremonieel, al zijn de verantwoordelijkheden niet die van hem persoonlijk. Met de benadering die hij kiest heeft hij de mogelijkheid om de discussie over ‘ceremonieel koningschap’ in feite volkomen overbodig te maken. Strikt juridisch zou ik denken: dat heeft destijds Thorbecke eigenlijk al gedaan. 

De waterprins wil nu samen met zijn vrouw het koningspaar zijn van ons allemaal. Wat betekent dit daadwerkelijk voor zijn agenda? Een groot deel van het bestaan van het staatshoofd wordt gedirigeerd door agenda’s die anderen bepalen. Juist door zich nu zo te profileren geeft onze aanstaande koning zichzelf misschien een veel grotere uitdaging dan wanneer hij het grondwettelijk prerogatief van de koninklijke handtekening (en raadpleging) strikt opvolgt. En wat te denken van zijn aanstaande rol als voorzitter van de Raad van State? Als Koning Willem-Alexander daadwerkelijk een gebaar wil maken in de richting van zijn stellingname, dan zou dit de functie zijn die hij onmiddellijk moet opgeven. 

Mij maakt het – aldus bezien – ook niet uit. Staatshoofd is staatshoofd. De representatie en samenvatting van alles wat zich verschuilt onder ‘Nederland’. En wat in mijn ogen veel belangrijker is: Oranje is Oranje. Alleen wanneer wij Oranje uit onze Grondwet slopen is Nederland zichzelf niet meer

maandag 8 april 2013

Stuurloos land aan de Noordzee





















Minder dan ooit weten wij waar het schip van onze staat heengaat. Op 30 april wordt van kapitein gewisseld, maar de nieuwe kapitein krijgt van ons geen koers. Sterker nog, ons schip vaart verbonden met tal van andere schepen van staat – bijna wereldwijd – dus het is lastig navigeren als wij dit uitsluitend op eigen kracht willen doen. 

Het gebrek aan koers – echte visie – nekt ons maatschappelijk en economisch bestel al geruime tijd. De vraag is of het nog mogelijk is met redelijk beleid en voortvarende initiatieven het roer in beweging te krijgen. 

Stellig is het extreme versoberingsbeleid dat ons nu regeert – voortdurend miljarden wegstrepen uit de circulatie van ons publieke bestel – niet de werkelijke panacee waarvan wij alle heil mogen verwachten. Vijanden van dat beleid zijn het daarover eens, nu de vrienden nog. De koers van onze regering, evenals van de overige leiders in Europa, is vast te houden aan de luchtballon die vooral ons financiële bestel langzaam is geworden. Waarom die luchtballon niet doelbewust doorprikken? 

Ik denk wel eens aan het scenario van de collectieve schone lei. Het scenario waarmee men zou komen na een verwoestende oorlog. Streep alle vermogens weg, alle schulden, geef iedereen naar rato van toegevoegde waarde en primaire levensbehoefte een staatskrediet, en laat de economie opnieuw beginnen. 

Het tweede waaraan ik denk is dat geldcirculatie niet alles bepalend is. Het is een oude gedachte, die al dateert uit de tijd dat wij bevangen werden door de Grenzen aan de Groei. “Elkaars haren knippen” – zonder monetaire transactie – dat is ook economie, werd toen gesteld, ver in de jaren ’70. 

Oud mag die gedachte zijn, maar dat er grenzen zijn aan – materiële – groei – is een zekerheid. Even zeker als de resterende potentie aan energie en grondstoffen die nog kan worden aangeboord wanneer de fysici ons een handje verder weten te helpen (de zon, atomen enzovoorts). Maar daar kunnen we niet op rekenen. 

Onze samenleving vraagt om een nieuwe start, inderdaad liefst met een schone lei. De problemen waarmee wij worstelen gaan over gebakken lucht. Het hardnekkig oplossen daarvan maakt ons geen cent welvarender. 

Je zou de nieuwe kapitein toch succes willen wensen. 

 
Lees ook: Onze economie is een schuldfabriek

woensdag 30 januari 2013

Wat is geschiedenis schrijven?






















Er zijn degenen die vinden dat de aankondiging door Hare Majesteit van haar aftreden een moment is waarop geschiedenis wordt geschreven. Ik zou zeggen, eerder het tegendeel. Zij doet datgene wat al in de Nederlandse geschiedenis vastligt: aftreden voordat God de Majesteit roept. Onze koningin zou geschiedenis hebben geschreven als zij publiekelijk iedere gedachte van aftreden van de hand had gewezen. 

Anderzijds is het begrijpelijk dat mensen haar aankondiging ervaren als een “historisch moment”. En in de traditie van geschiedenis als een reeks van jaartallen, zeker als het om Oranje gaat, kan dus nu ook 2013 worden bijgeschreven. De reeks die al voortgaat van 1813, via 1840, naar 1849, dan 1890, vervolgens 1948, daarna 1980. Zo is het wel. 

De meer diepgaande vraag naar de historiciteit van Beatrix kan nog niet worden beantwoord. Daarover zal ooit een keer geschreven worden, maar niet nu en ook niet in de tijd die ons rest tot de dag waarop haar zoon het stokje – ik bedoel de koninklijke prullaria – overneemt. 

Eén aspect van die vraag heb ik eergisteren al aangestipt: wat is het – duurzame – erfgoed van deze koningin? Meer dan een vraag kan het niet zijn. Zoveel verschillende factoren zullen uiteindelijk op die vraag een antwoord geven. 

We weten inmiddels, na meer dan honderd jaar, wat de historische betekenis is geweest van haar overgrootmoeder Emma: zij redde de Oranjemonarchie. Ook kennen wij de betekenis van grootmoeder Wilhelmina, die haar finest hour (de term is van Churchill) beleefde als Majesteit in ballingschap. 

Juliana neemt in onze historie vervolgens een heel andere plaats in. Uiterst dierbaar in onze persoonlijke herinnering, maar in mijn ogen geen duurzame plek in de annalen van Nederland waaraan zij iets unieks toevoegde. Eerder was het Willem Drees, met wie zij wel een uitstekend span vormde. Het is zelfs denkbaar dat Juliana eerder te boek gaat als de vrouw van de stoute Bernhard – over wie de geschiedenis ongetwijfeld nog boekdelen zal vertellen. 

Maar als ik een poging mag doen zou ik zeggen: Beatrix is de eerste Oranjevorst van Nederland die tevens een bewogen Europeaan was. Dankzij Beatrix stond Nederland in Europa onwrikbaar op de kaart en heeft zij, omgekeerd, de Europese gedachte aan de Nederlanders verkocht. Zeker in dat verhaal heeft zij ook door haar persoonlijke inzet aan onze geschiedenis bijgedragen. 

Wat wij dit voorjaar gaan beleven zal aan de echte geschiedenis grotendeels voorbijgaan. Want niet het verwachte, maar al het onverwachte is het voedsel van de historie.

dinsdag 29 januari 2013

The day after: Willem-Alexander en de erfopvolging

 

De prinsen Willem (1840 - 1879) en Alexander (1851 - 1884)  


Wat verstandig, zeggen ze. Geen Willem IV maar Koning Willem-Alexander. Dus niet terug naar de grotendeels ongelukkige mannelijke Oranjevorsten van de 19e eeuw. Willem-Alexander wordt koning om zichzelf. W-A de eerste. 

Toch maakt de Willem-Alexander op die wijze wel degelijk een verbinding met de geschiedenis. Dat ligt niet aan hem persoonlijk maar aan het besluit van zijn ouders Beatrix en Claus toen zij hem die naam gaven. Ik weet niet zeker of hierover destijds, in 1967, openlijk is gesproken. Maar vaag blijft mij bij dat Beatrix en Claus bij de naamgeving van hun oudste zoon uitdrukkelijk gedacht hebben aan de twee Oranjeprinsen aan wie het koningschap door hun vroegtijdig overlijden voorbij was gegaan. (*)

Het waren de jaren – rond 1879 - dat het Oranjehuis bezig was onverbiddelijk uit te sterven. De ene na de andere. Willem III heeft de zaak gered door zijn huwelijk met Emma – dit hoewel zijn beide zoons op dat moment nog leefden. Zij hebben het toen niet kunnen waarderen dat hun vader deze voortvarende stap nam. Meer in het algemeen was de relatie tussen Willem III en zijn zoons Willem en Alexander alles behalve ontspannen. Dat lag ook aan de herinnering die zij koesterden aan hun moeder Sophie, een buitengewoon intelligente en wereldse vrouw, met wie Willem III in stevige onmin verkeerde en die ontijdig het leven had verlaten.

Wat een sombere stemming moet het hof in die jaren hebben uitgestraald. Geen lachje, geen humor, een Koning Gorilla met twee zoons die beiden zelf even goed grote moeite hadden om zich in hun eigen leven, laat staan het openbaar, een plek te vinden. Een groter contrast met onze Willem-Alexander, zijn vrouw en zijn vrolijke gezin van dochters is niet denkbaar. 

Maar misschien denkt onze Willem-Alexander op zijn manier aan die betreurde verre oudooms. En wellicht is er in zijn galerij toch een plek voor de oude Willem III die het lot van het Oranjehuis ten slotte in handen gaf van de twee vrouwen die na zijn dood de scepter zouden overnemen. 

Laten we wel wezen, ook onze Willem-Alexander wordt omringd door vrouwen. Hij is een tussenkoning. Na hem weer Koninginnedag. 

Maar dit is verre toekomst. In alle redelijkheid maak ik dat niet meer mee. Toch vind ik het wel leuk dat wij een koning krijgen, met achter hem, nog dribbelend maar onmiskenbaar wilskrachtig, de kleine Amalia. 












(*) Willem en Alexander stierven beiden voor hun vader Willem III. 
Wat ik niet wist en pas dezer dagen las, is dat ook Willem III bij zijn geboorte de naam Willem-Alexander was meegegeven.

maandag 28 januari 2013

Lang leve Beatrix


























Wanneer we de Oranjes van de afgelopen – bijna – vijf eeuwen op een rij zetten misstaat een hoge score van Beatrix beslist niet. In de benadering van haar positie geldt zij zeker als degene die deze bij uitstek als professional heeft vervuld. In die termen acht ik haar nog het meest vergelijkbaar met Koning-Stadhouder Willem III, de man die aanvoerder was van de Engelse Glorious Revolution en die aan Engeland het concept heeft meegegeven van het grote, zeevarende en vooral ondernemende Brittannië.

Een revolutionair is Beatrix niet geweest, noch heeft zij heel persoonlijk voor enigerlei beweging op de bres gestaan; maar wat zich aan revolutie om haar heen voltrok heeft zij vrouwmoedig beantwoord, zonder kik, en met de grootst mogelijke waardigheid. Vooral in dat laatste opzicht heeft zij voor Nederland meer betekend dan wij in ons eigen binnenland doorgaans beseffen. Zij was niet enkel om haar functie maar ook om haar eigen statuur de persona neerlandica die in Europa en elders in het buitenland vanzelfsprekend respect afdwong. Dat zij niet een woelige historie heeft beleefd zoals Willem III - of andere voorgangers – valt haar natuurlijk moeilijk aan te rekenen. Hoe was zij geweest als zij Nederland door een WO II had moeten loodsen, zoals haar grootmoeder dat heeft gedaan. Anders, denk ik. En niet minder indrukwekkend.

Wat is haar erfgoed? Is de zakelijke vervulling van het koningschap en de professionele benadering die zij introduceerde in en rond de koninklijke machinerie een blijvend aspect van ons landsbestuur? Alles wijst erop dat haar opvolger (wij weten het nu: Koning Willem-Alexander) meer affiniteit heeft met de gemoedelijke aanpak van zijn grootmoeder – Juliana – dan met die van Beatrix. Men kan over dit vooruitzicht verschillend denken. Onmiskenbaar heeft Beatrix door haar persoonlijke prominentie tegelijkertijd de grenzen van de Nederlandse monarchie uitgedaagd, op scherp gesteld, wellicht ook haars ondanks. Ik ben altijd van mening geweest dat Beatrix (mede onder invloed van Prins Claus) ten diepste republikein is en dat zij meer dan wie ook die grenzen heeft gerespecteerd – meer dan enig Oranje ooit tevoren. Maar dat is niet de communis opinio, realiseer ik me. Het zal wel een gespreksthema blijven in de Nederlandse geschiedschrijving en wellicht ook in de voortgaande actualiteit.

Een andere interessante vraag is de invulling van Beatrix’ levensavond. Zij is 75, maar nog vitaal, en ook al kan alles gebeuren – zij heeft mogelijk nog een heel leven voor zich. Gaat zij naar Drakensteyn als een stille oude prinses? Het is moeilijk voor te stellen, zoals wij Beatrix tot nu toe hebben gekend. Ik zou toch hopen dat zij ook in de volgende fase een missie zal vervullen die een inspiratie kan blijven voor het brede Nederlandse publiek.

Wat rest is de grootst mogelijke eerbied voor de vrouw die meer dan dertig jaar op zo voortreffelijke wijze chocola heeft weten te maken van het verschijnsel Nederland.

donderdag 24 januari 2013

De Europese vragen zijn van alle tijden


















Cameron werpt het op. Het Britse volk mort over het verschijnsel Europa en zij niet alleen. Dat morren gebeurde, om een voorbeeld te noemen, vijfhonderd jaar geleden ook. Brussel was te dominant. Zeker in onze regio maar ook elders, zoals in Duitsland, zocht men naar tegenwicht of steunde men openlijk de opkomende tegenkrachten. Er was nog geen euro maar wel zoveel andere regels die van bovenaf werden opgedrukt. 

Elk moment in de geschiedenis dat werk wordt gemaakt van Europese eenheid ontstaat tegelijkertijd de weerstand ertegen. Het is de grote koorddans van onze geschiedenis. Caesar, Karel de Grote, Karel V, Napoleon. De laatste keer dat een Europees concept gewapenderhand werd afgedwongen moest het onverbiddelijk afgelopen zijn. Dat nooit meer. 

Ik ben altijd van mening geweest dat één Europa niet mogelijk is. Op het ene gebied federaal, op het andere confederaal. En in zoveel verschillende opzichten willen de landen zichzelf blijven. 

In feite hebben wij nu ten minste drie functionerende Europa’s: 

- Het eerste en het oudste: het Europa van de mensenrechten (waarvan ook Turkije lid is)
- Ten tweede de Europese Unie (waarvan ook Engeland lid is) 
- Ten derde het Europa van de euro (waarvan Engeland geen lid is) 

Mijn grote zorg ten aanzien van Camerons benadering is in Engeland dat alles wat met Europa te maken heeft op één hoop wordt gegooid. Welk Europa wil hij aan een referendum onderwerpen? Alleen dat van de EU - niet dat van de euro, want daarvan maakt hij geen deel uit. 

Dat effect van alles op één hoop gooien geldt vooral de andere lidstaten. Wij moeten het ook in Nederland scherp blijven onderscheiden. Ik ben voor een drastische sanering van de EU, maar ten aanzien van de monetaire en economische eenheid tussen de eurolanden zie ik enkel de weg van verdere vereniging. 

Het hier geschetste beeld van meer Europa’s is intussen niet zonder bedenkingen. Men zou kunnen zeggen dat hierin juist ook de vertwijfeling ligt bij een groot aantal burgers. Zonder eenduidige Europese identiteit komt van een daadwerkelijk democratisch Europa niets terecht. Hoe desondanks het democratisch gehalte van Europa (in al die verschillende dimensies) versterken blijft de grote vraag die – een beter – antwoord behoeft.

maandag 7 januari 2013

2013 - Tweehonderd jaar Koninkrijk

















1813 - Aankomst Willem I in Scheveningen


Het is 2013. In Buitenhof afgelopen zondag op TV werd stilgestaan bij de viering dit jaar van tweehonderd jaar Nederlands koninkrijk. Hoera. Wat vieren we eigenlijk? Ik zit op het puntje van mijn stoel want ik vind het een interessante vraag en ik heb er mijn eigen opvattingen over. 

Gelukkig zijn de deelnemers aan het zondagochtenddebat goed genuanceerd en deskundig. Geen vaag geklets over “monarchie” versus democratie maar een behoorlijk gesprek over de Nederlandse geschiedenis. Belangrijk aandachtspunt is Willem I die de monarchie in eerste aanleg vormgaf, autoritair, zakelijk en ondernemend. Belangrijk voor de toestand waarin ons land zich rond 1813 bevond. Vervolgens heel terloops het mislukken van Oranje met zijn opvolgers, tot het aantreden van de eerste vrouwenvorstin Emma. Zij schiep het Oranje dat wij vandaag kennen. Het klopt allemaal. Even goed als de opmerking van een van de deelnemers dat “het allemaal teruggaat naar Willem van Oranje, de vader des vaderlands”. Jazeker. 

In mijn eigen voorstelling is 1813 het jaar van de continuïteit en het jaar van de introductie van een merkwaardige anomalie. Dat is wat het interessant maakt. Laat ik beginnen met de anomalie. Dit is natuurlijk de vestiging van de Nederlandse monarchie. Niets in onze eigen geschiedenis maakte dit vanzelfsprekend. Zeker niet de meerderheid van Nederland wilde per se een “koning”. Zelfs Willem I haar daarover aarzelingen, niet omdat hij die ambitie miste maar omdat hij het Nederlandse volk kende. Oranje was altijd in dienst geweest van Nederland, niet de baas. Dat dit toch gebeurde is het product van de Europese geschiedenis. Iets dat wij maar al te makkelijk vergeten. De Europese leiders van 1813 (1815) wensen een ordelijk Europa en ook de Nederlanden behoorden hiertoe. Dat “ordelijk” impliceerde een gematigde herintroductie van het monarchaal bestuur. Wilden de Nederlanden in Europa meetellen, dan alleen met een koning aan het hoofd. Aldus geschiedde. Aan de vroegere republiek werd deze staatsvorm simpelweg door de loop van de Europese geschiedenis opgedrongen, niet door de loop van onze eigen geschiedenis. 

Maar wat een continuïteit! Je zou ook kunnen zeggen dat 1813 een rimpeltje was in een geschiedenis die inderdaad al teruggaat op de grote Zwijger. De Unie van Utrecht is daarom als feestelijke aanleiding misschien veel belangrijker. Zonder Oranje geen Nederland, en omgekeerd natuurlijk. De Grondwet van Nederland die sinds 1813 (1815) het koningschap van Oranje erfelijk verklaart bevestigt een onverbrekelijk contract over de wederkerige identiteit. De monarchie is bijzaak. 

Dat laatste wil ik altijd graag onderstrepen. Nederland is een republiek met Oranje op de troon. Het volk is de baas. Dat behoren wij al meer dan vierhonderd jaar te vieren.