zaterdag 15 november 2014

HET NEDERLANDERSCHAP REVISITED




Na het aanscherpen van de regels voor inburgering kon men de hoop koesteren dat het met de vernederlandsing van niet-Europese immigranten op den duur wel goed zou komen. Onder normale omstandigheden een proces van hooguit twee generaties.

Zo verliep het ook met de immigratie en assimilatie waarop Nederland altijd prat is gegaan. De wisselwerking vanaf de Gouden Eeuw tussen Hollanders, hun handelspartners en de frequent instromende groepen van immigranten, voornamelijk uit Europa, waaronder Joden. De sporen hiervan liggen diep verankerd in alles wat wij vandaag beschouwen als typisch Nederlands.

Maar de omstandigheden zijn voor ons al geruime tijd niet normaal. De immigratie is in de afgelopen decennia massaal geweest, en zij was afkomstig uit voor Nederland wezensvreemde cultuurgebieden, met bovendien een groot aandeel uit nauwelijks opgeleide bevolkingsgroepen, ja ronduit woestijnvolk.

Wij denken dat religie het grote splijtpunt is. Dit lijkt mij echter een hardnekkig misverstand. Wereldwijd is religie enkel een excuus voor het najagen van eigenbelang. Zo is het in de geschiedenis altijd geweest, of het nu ging om de kruistochten en zoals nu, de strijd die mensen uit de Arabische wereld wensen te voeren, tegen de hegemonie van het Westen en ook tegen elkaar.

De sympathie voor deze strijd onder degenen die Nederlander zijn wordt terecht gezien als een ernstig gegeven. Dit vooral omdat het niet gaat om recente immigranten maar om mensen, waaronder jongeren, die grotendeels behoren tot tweede en derde generatie Nederlanders.

Bij ons openbaart zich het al langere tijd sluimerende onvolkomen Nederlanderschap van significante delen van onze bevolking. Zij worden niet zozeer gedreven door de enkele weigering om daadwerkelijk volop Nederlander te zijn, maar vooral door hun actieve loyaliteit aan factoren (bewegingen, stromingen, concrete persoonlijke invloeden) buiten ons land.

Het signaal van minister Asscher ten aanzien Nederlandse Turkse organisaties met een dubbele agenda weerspiegelt slechts een topje van de ijsberg. Bij tal van andere groepen Nederlanders is sprake van een vergelijkbare ambigue loyaliteit. Mensen die zich willens en wetens laten (mis)leiden door een of andere leidersfiguur buiten ons land, vaak met religieuze connotaties, al zijn die bijzaak. Normaal gesproken behoren deze verschijnselen tot onze persoonlijke vrijheden. Dit wordt echter anders wanneer bovendien sprake is van misbruik van overheidsgeld ter wille van buiten ons land gelegen belangen.

De belangrijkste slachtoffers van deze misleiding zijn intussen onze allochtone Nederlanders zelf. Velen van hen worden onder druk gezet om geld te storten ten behoeve die zogenaamde leiders, of het geld dat hun toekomt wordt hun onthouden. Dit gebeurt in Islamitische scholen, waar bestuurders onderwijsgeld doorsluizen naar groeperingen zoals de Hamas, of het gebeurt in Moskeeën waar diezelfde (of vergelijkbare) bestuurders het geld van hun leden misbruiken voor oneigenlijke, buiten hun wereld gelegen doelen.

Minister Asscher doet er goed aan om dit bredere verschijnsel onder de loep te nemen en zich niet te beperken tot Turkse organisaties. Ons land herbergt talloze mensen met een Nederlands paspoort die niet werkelijk Nederlander willen zijn en die anderen in hun kielzog meeslepen. Datzelfde doen nu ook de Kamerleden Özturk en Kuzu. Zij hadden onomwonden het standpunt van hun fractie moeten volgen. Asscher had nog geen veroordeling uitgesproken, enkel een besluit tot verhoogde attentie op een punt waarover in ons land, ook bij deze heren, geen enkel misverstand kan bestaan.

De verklaringen van beide heren deze week beschouw ik als ronduit misleidend en beledigend. Anders dan zij beweren gaat het hier op geen enkele manier om “integratie en acceptatie”. Daarvan geven wij in Nederland ruimschoots blijk. Kern is de tegen-strijdigheid in de belangen die juist zij willen verdedigen. 

De “Allah verwensing” van Özturk is wel de grootste gotspe
ooit in ons eigen parlement uitgesproken.

Zien wij echter niet ook de spiegel van onze eigen ambivalentie? Volwaardig én volkomen Nederlanderschap dienen de kern te zijn van onze rechtsorde, die voor het overige ongekende vrijheden laat. Ons ruimhartig beleid ten aanzien van de zg. dubbele nationaliteit is een voorbeeld. Moeten wij dit heroverwegen? Ik zou hopen van niet. Maar willen wij onze vrijheden blijven koesteren, juist in onze veelkleurige samenleving, dan ontkomen wij er niet aan de tegenstrijdigheden in de beleving van het Nederlanderschap bij de wortel aan te pakken.