vrijdag 9 januari 2009

HB0 – tegenover WO – niveau: wat bedoelen wij ermee?




Het is niet langer mogelijk om te praten over HBO of WO niveau zonder precies te formuleren wat wij daarmee bedoelen. Goed beschouwd heeft een algemeen onderscheid in dit opzicht geen basis.

Sinds de invoering van de bachelor-master structuur in het huidige hoger onderwijs valt de verdeling tussen universiteiten (‘wo') en hogescholen (‘hbo') immers niet meer samen met de algemene verdeling tussen opleidingsniveaus. Het gebruik van termen zoals hbo-bachelor en wo-bachelor is eigenlijk contra-wettelijk.

De zg. Boston Descriptoren, met een omschrijving van de (competentie-) niveaus in universele competentiedefinities (kennis, toepassing, oordeelsvorming, communicatie en leervermogen) gaan dwars door de oude scheidslijnen tussen universitaire opleidingen en hbo opleidingen.

Daarnaast is is het goed ons te realiseren dat tal van universitaire opleidingen van oudsher in feite hogere beroepsopleidingen zijn. De notariƫle studierichting bijvoorbeeld (die mijn vader volgde in de jaren '40). Daarmee werd je vroeger geen meester in de rechten.

De medische opleiding is een ander klassiek voorbeeld, maar ook bepaalde opleidingen aan de TU Delft, zoals Bouwkunde of Civiele Techniek. Hoe anders kon Nederland dijken bouwen en volkshuisvesting realiseren? Dat doe je niet ‘wetenschappelijk', dat doe je met kunde en ervaring - en gerichtheid op toepassing, realisatie, organisatie. Wetenschap is ondersteunend maar niet de hoofdtaak.

Zij vormen tevens de aangrijpingspunten bij uitstek voor de bachelor programma's die de huidige hbo-instellingen bieden, dit des te meer vanwege hun veel meer ontwikkelde verankering in de praktijk en in het bedrijfsleven.

Natuurlijk zal een student in een universitair milieu vooral worden gestimuleerd in de ontwikkeling van zijn academische, ‘wetenschappelijke' talenten. Daarin zijn de universiteiten bij uitstek superieur. Maar denken is voor studenten op een hogeschool net zo min verboden. Zij denken even goed op bachelorniveau (net als hun universitaire medestudenten'), maar dan vooral in - en over - de complexiteit van de praktijk.

De aard van de instelling die de diploma's aflevert is niet meer beslissend voor het niveau daarvan. Dat is de kwaliteit van iedere afzonderlijke opleiding die pretendeert bachelors en masters af te leveren. Dat er ondertussen met name tussen de bachelor-opleidingen van hbo-instellingen grote verschillen zijn in het feitelijke niveau doet aan deze uitgangspunten niet af. Er valt nog een hoop te verbeteren.

Wij gaan met alle waarschijnlijkheid naar de Angel-Saksische situatie waarin wij willen weten of je een ‘Haagse Bachelor Jurist' bent of een ‘Leidse Bachelor Jurist'. Dat kan het verschil zijn vergelijkbaar met het verschil bijvoorbeeld tussen Harvard en Colombia University in de VS.

Maar het is belangrijk om vast te stellen dat de Haagse Hogeschool hierbij evenveel recht heeft om ‘Harvard niveau' waar te (willen) maken als de oude Rechten Faculteit in Leiden.

Niettemin blijft ons stelsel, met name onder invloed van de toegenomen internationalisering, kwetsbaar vanwege verschillen in capaciteit, instroomniveaus en kwalificaties van docenten. De gelijkschakeling die de ba/ma-structuur heeft bewerkstelligd tussen hbo en wo is gebaseerd op ficties die goed beschouwd niet zonder meer kunnen worden waargemaakt. Onder voortgaande druk van financiƫle beperkingen, met name in het hbo, zal deze onevenredigheid ons nog lange tijd blijven achtervolgen.