zaterdag 27 december 2014

GRONDSLAGEN VOOR EEN NIEUW WELVAARTSBELEID

Dit is de tweede videomontage die ik maakte van de opnamen van de VVD Topkadertraining in 1994. Centraal staat de discussie over werkgelegenheid, inkomensvorming en sociaal beleid. 



Aan het slot van deze montage heb ik getracht de stellingen van 1994 te actualiseren naar de situatie in 2014. 

donderdag 25 december 2014

DE ZELFREDZAAMHEID VAN MENSEN, DAAR GAAT HET OM - MIJN PLEIDOOI VOOR EEN BASISINKOMEN (1994)

In het overheidsbeleid dient het accent te liggen op kansen en mogelijkheden voor iedereen





Twintig jaar geleden nam ik deel aan de Topkader Training van de VVD. Ik maakte van deze gelegenheid gebruik om mijn gedachten - verder - te scherpen over een thema waarmee ik al geruime tijd bezig was: ons welvaartsbeleid en het daarmee verbonden sociale stelsel.

Van het onderdeel mediapresentatie werden video-opnamen gemaakt. Mijn presentatie en de daarop volgende discussie monteerde ik in een clip van 10 minuten.

De thematiek is nog steeds actueel.

maandag 22 december 2014

AAN HET EIND VAN RUTTE II ZIJN PVDA EN VVD EEN LEEGGELOPEN LUCHTBALLON

























Ons land wordt te veel beheerst door oude, langlopende problemen 

Het zittende kabinet Rutte II zal de eindstreep wel halen. Niemand heeft belang bij een crisis. Rutte c.a. weten de opgelopen problemen effectief te masseren. Serieuze politieke alternatieven zijn er niet.

De achterkant van deze werkelijkheid is de afhankelijkheid van gedoogpartijen bij concrete wetten en maatregelen; dit gecombineerd met hinderlijke voetzoekers zoals uittredende fractieleden of dissidente partijgenoten. De PvdA heeft hiervan duidelijk meer last dan de VVD.

Het is daarom niet verwonderlijk dat de politieke metaalmoeheid nu vooral bij de PvdA manifest wordt. Men speelt de tweede viool en het regeringsbeleid telt maar weinig sociaaldemocratische hoogstandjes.

Als minister-president heeft Rutte het tot nu toe opmerkelijk netjes gedaan. Ik heb al eens eerder betoogd dat dit compliment desondanks niet meer dan een mager zesje oplevert als men het geheel beziet van de opgaven waar ons land voor staat. Te veel is gericht op het financieel-economische beleid, te weinig op werken aan de toekomst. De nadruk ligt op management en op brede staatkunde. Het is bepaald Rutte’s sterkte niet hoe hij de bestaande sterkte van Nederland werkelijk robuust kan helpen maken voor de langere termijn. In de rest van de VVD is het denken hierover van oudsher weinig innovatief.

En hoe zit het eigenlijk met de de VVD als partij? Wat heeft het liberalisme, naast de sociaaldemocratie, in feite ons voor de toekomst te brengen? Diezelfde kan worden gesteld ten aanzien van de intelligentsia in ons land, van welke signatuur dan ook, die nauwelijks nog gedachten produceert waarvan de weldenkende burger nog verwonderd van zijn stoel schiet.

Onder die omstandigheden, ik bedoel: die van politieke denkarmoede en weinig visionair leiderschap, ontstaat vanzelf het idee dat Rutte c.s. hun werk na 2016 maar beter kunnen voortzetten, want er is toch niks anders. We worden er zelf evengoed lui van. Willen we over politiek en toekomst nog wel nadenken? Kúnnen we dat eigenlijk wel, als wij ook zelf steeds gedwongen worden enkele nog te denken aan de dag van morgen.

Zo zijn ook wijzelf verworden tot zo’n luchtballon. Murw geslagen door oeverloze crisispraat, mediahypes en tweets. Wie neemt de moeite om de paramaters van de politiek eens grondig onder de loep te nemen? Welk leiderschap vraagt dit niet?

De crisis waarover voortdurend wordt gesproken is geen crisis maar een transitie. Die moeten we door met ons allen. Schouder aan schouder. De wereld verandert. Nieuwe mogelijkheden ontstaan. Wat een kansen. Maar niet met het huidige tableau van mensen op en rond het Binnenhof.

zaterdag 15 november 2014

HET NEDERLANDERSCHAP REVISITED




Na het aanscherpen van de regels voor inburgering kon men de hoop koesteren dat het met de vernederlandsing van niet-Europese immigranten op den duur wel goed zou komen. Onder normale omstandigheden een proces van hooguit twee generaties.

Zo verliep het ook met de immigratie en assimilatie waarop Nederland altijd prat is gegaan. De wisselwerking vanaf de Gouden Eeuw tussen Hollanders, hun handelspartners en de frequent instromende groepen van immigranten, voornamelijk uit Europa, waaronder Joden. De sporen hiervan liggen diep verankerd in alles wat wij vandaag beschouwen als typisch Nederlands.

Maar de omstandigheden zijn voor ons al geruime tijd niet normaal. De immigratie is in de afgelopen decennia massaal geweest, en zij was afkomstig uit voor Nederland wezensvreemde cultuurgebieden, met bovendien een groot aandeel uit nauwelijks opgeleide bevolkingsgroepen, ja ronduit woestijnvolk.

Wij denken dat religie het grote splijtpunt is. Dit lijkt mij echter een hardnekkig misverstand. Wereldwijd is religie enkel een excuus voor het najagen van eigenbelang. Zo is het in de geschiedenis altijd geweest, of het nu ging om de kruistochten en zoals nu, de strijd die mensen uit de Arabische wereld wensen te voeren, tegen de hegemonie van het Westen en ook tegen elkaar.

De sympathie voor deze strijd onder degenen die Nederlander zijn wordt terecht gezien als een ernstig gegeven. Dit vooral omdat het niet gaat om recente immigranten maar om mensen, waaronder jongeren, die grotendeels behoren tot tweede en derde generatie Nederlanders.

Bij ons openbaart zich het al langere tijd sluimerende onvolkomen Nederlanderschap van significante delen van onze bevolking. Zij worden niet zozeer gedreven door de enkele weigering om daadwerkelijk volop Nederlander te zijn, maar vooral door hun actieve loyaliteit aan factoren (bewegingen, stromingen, concrete persoonlijke invloeden) buiten ons land.

Het signaal van minister Asscher ten aanzien Nederlandse Turkse organisaties met een dubbele agenda weerspiegelt slechts een topje van de ijsberg. Bij tal van andere groepen Nederlanders is sprake van een vergelijkbare ambigue loyaliteit. Mensen die zich willens en wetens laten (mis)leiden door een of andere leidersfiguur buiten ons land, vaak met religieuze connotaties, al zijn die bijzaak. Normaal gesproken behoren deze verschijnselen tot onze persoonlijke vrijheden. Dit wordt echter anders wanneer bovendien sprake is van misbruik van overheidsgeld ter wille van buiten ons land gelegen belangen.

De belangrijkste slachtoffers van deze misleiding zijn intussen onze allochtone Nederlanders zelf. Velen van hen worden onder druk gezet om geld te storten ten behoeve die zogenaamde leiders, of het geld dat hun toekomt wordt hun onthouden. Dit gebeurt in Islamitische scholen, waar bestuurders onderwijsgeld doorsluizen naar groeperingen zoals de Hamas, of het gebeurt in Moskeeën waar diezelfde (of vergelijkbare) bestuurders het geld van hun leden misbruiken voor oneigenlijke, buiten hun wereld gelegen doelen.

Minister Asscher doet er goed aan om dit bredere verschijnsel onder de loep te nemen en zich niet te beperken tot Turkse organisaties. Ons land herbergt talloze mensen met een Nederlands paspoort die niet werkelijk Nederlander willen zijn en die anderen in hun kielzog meeslepen. Datzelfde doen nu ook de Kamerleden Özturk en Kuzu. Zij hadden onomwonden het standpunt van hun fractie moeten volgen. Asscher had nog geen veroordeling uitgesproken, enkel een besluit tot verhoogde attentie op een punt waarover in ons land, ook bij deze heren, geen enkel misverstand kan bestaan.

De verklaringen van beide heren deze week beschouw ik als ronduit misleidend en beledigend. Anders dan zij beweren gaat het hier op geen enkele manier om “integratie en acceptatie”. Daarvan geven wij in Nederland ruimschoots blijk. Kern is de tegen-strijdigheid in de belangen die juist zij willen verdedigen. 

De “Allah verwensing” van Özturk is wel de grootste gotspe
ooit in ons eigen parlement uitgesproken.

Zien wij echter niet ook de spiegel van onze eigen ambivalentie? Volwaardig én volkomen Nederlanderschap dienen de kern te zijn van onze rechtsorde, die voor het overige ongekende vrijheden laat. Ons ruimhartig beleid ten aanzien van de zg. dubbele nationaliteit is een voorbeeld. Moeten wij dit heroverwegen? Ik zou hopen van niet. Maar willen wij onze vrijheden blijven koesteren, juist in onze veelkleurige samenleving, dan ontkomen wij er niet aan de tegenstrijdigheden in de beleving van het Nederlanderschap bij de wortel aan te pakken.

maandag 20 oktober 2014

VERZUILING IS BIJ ONS NOOIT ECHT VOORBIJ GEWEEST



In de canon van onze naoorlogse geschiedenis speelt “de ontzuiling” in en na de zestiger jaren een belangrijke rol. De verticaal georganiseerde maatschappij van protestanten, katholieken, liberalen en socialisten waarin wij onze stemmen uitbrachten, onze radio afstemden, onze dagelijkse boodschappen deden en zelfs onze lichaamsoefening, stierf langzaam af ten gunste van het individualisme. Deed je gewoon, dan was dat al gek genoeg. 

Maar ook die maatschappij is niet meer. Nee, gek genoeg – de ene zuil werd, wanneer wij het achteraf bezien, gewoon vervangen door de andere. Dit als gevolg van ontwikkelingen die wij in de jaren zestig en zeventig met geen mogelijkheid konden voorspellen, maar die nu ons zo overduidelijk aanstaren. Het enige is dat ons stemgedrag chaotisch is en dat wij onze boodschappen voornamelijk laten afhangen van de prijs en niet van enigerlei ideologische determinatie van de winkelier. 

Nou ja, is dat zo? Hoeveel Turkse en Marokkaanse snackbars of supermarkten zijn er niet die hun klanten vooral vinden onder dat deel van onze bevolking? Kijken tal van Turkse en Marokkaanse Nederlanders niet bij voorkeur naar TV in hun eigen taal en cultuur? Wat is er veranderd? Diezelfde vragen kan men stellen ten aanzien van mensen die lever kijken naar de publieke omroep dan naar commerciële zenders, mensen van verschillende leeftijden (jong versus oud), homo’s versus hetero’s enzovoorts. Nee, dat is geen verzuiling. Maar het blijft segmentatie. Marktsegmentatie vooral. En religieuze segmentatie. Een ontwikkeling die steeds grotere bevolkingsgroepen verdeelt. 

Beide vragen om een antwoord. Beide zijn de wortel van vervreemding in ons dichtgepakte Nederland waar onderling begrip en complementaire – of ten minste: niet onderling tegenstrijdige - opvattingen en voorkeuren juist zo essentieel zijn. En waar sommige segmentaties tegenstellingen suggereren die er helemaal niet hoeven te zijn, ook niet ten aanzien van religie.

De meest verwarrende zijn misschien onze heersende politieke schema’s. Wat weerspiegelen zij nog aan verschillen in werkelijke, relevante keuzen? Hoe moeten wij het zien nu de vroegere politieke aartsvijanden VVD en PvdA in een tweede ronde (ná 1994 – 2002) met elkaar regeren – nu weliswaar met de VVD aan het roer – en opnieuw vertroebelen wat ooit helder was: links versus rechts en alles wat zich in het midden positioneerde of aan de uiteinden. Dat beeld is totaal uiteengespat door oprukkende belangenstrijd, korte termijn kwesties, opportunisme, vreemdelingenhaat en onmacht van leidende politici om van de vraagstukken in onze tijd werkelijk chocola te maken.

Het is misschien goed om hier nog eens de analyse in herinnering te roepen die meer dan twee decennia geleden werd gegeven door Prof. J.W. Oerlemans (1926 – 2011) gaf van de Nederlandse politieke verhoudingen en de relatie tussen politiek en burger. Van hem komt de term “één-partijstaat Nederland”: een gesegmenteerd politiek bestel waarvan (alleen) de elite in staat is tot samenspraak en compromisvorming, zonder enige interesse in de burger en gedreven door een elitair-paternalistische visie op wat goed is voor het land (en de burgers). Ik wil geen terugkeer bepleiten naar die omstandigheden, maar ten minste was er zoiets als een geheel van samenbindende factoren, gedeelde grondslagen en gedeelde stijl van communicatie (ook al hing er een stevige spruitjeslucht) die wij vandaan node missen. 

Meer dan ooit te voren is ons land een uiteengevallen in allerlei subculturen die geen of weinig verbinding met elkaar meer voelen en die, omgekeerd, evenmin heldere verschillen ten opzichte van elkaar beleven. We zinken weg in onderlinge desinteresse en sterke zelfgerichtheid. 

Het zou verfrissend zijn voor de hele samenleving wanneer wij ons ontdoen van de doorgesleten clichés waarmee wij elkaar – en onszelf – bezien. Etnisch, religieus, sociaal, economisch, en politiek. Wie ben je werkelijk? Een linkse rakker, een Marokkaan, een hetero? Dat zegt toch niks meer.


donderdag 18 september 2014

OBAMA IS WEINIG OVERTUIGEND GEBLEKEN ALS ZWARTE PRESIDENT




Van Barack Obama koesterde ik bij het begin van zijn Amerikaans presidentschap hoge verwachtingen. In alle opzichten. Als inspirerende - retorisch begaafde - man, als "Change brenger", als kundig en authentiek staatsman voor het beslechten van wereldgeschillen, enzovoorts. Zijn Afro-Amerikaanse identiteit gaf hem in mijn ogen een extra grote plus.

Dat hij tevens opgezadeld zou zijn met weerbarstige erfenissen van zijn voorganger(s) was al bij zijn aantreden duidelijk. De afwikkeling van Irak (en Guantanamo Bay), de financiële crisis die een wereldwijde economische opschudding ('crisis') zou veroorzaken, met vergelijkbare dimensies - misschien niet de proporties - van de crisis die Roosevelt het hoofd moest bieden. En tenslotte de verdere etnische verzoening in de Verenigde Staten.

Op geen van deze terreinen heeft Obama verbluffende wapenfeiten weten te boeken. Het zat allemaal ook niet mee. Alleen al aan het eigen thuisfront niet. En als de ene crisis weer een beetje bedwongen is (nergens is ooit iets echt opgelost), springt een nieuw duveltje uit het doosje, bijvoorbeeld: de Islamitische Staat, na Al Qaeda. Inderdaad, tal van tegenslagen kunnen hem moeilijk als zodanig voor de voeten geworpen. Maar hoe heeft hij ze beantwoord?

Als ik van de wijze waarop Obama in brede zin de wereld tegemoet is getreden, moet ik toch zeggen dat zijn optreden zelden echt iets met mij heeft gedaan. Zijn stem en presentatie zijn doorgaans slaapverwekkend monotoon, steeds met de klanken van een schoolmeester, stellig nimmer opzwepend. Dat ten aanzien van zijn retoriek. 

Ik wil graag aannemen dat hij in zijn binnenlands beleid het beste ervan heeft proberen te maken. Ook lijkt mij dat in de Westerse wereld, ongeacht de presidenten, Amerika het land blijft waar werkelijke vooruitgang bedacht en gemaakt wordt. Voor Silicon Valley is het maar betrekkelijk belangrijk wie het Witte Huis bewoont, en zo verder.

Het algehele historisch getij is wereldwijd weerbarstig. Dat heeft mede te maken met de grote ongelukken van de afgelopen tien jaar. Economisch en militair-strategisch (m.n. de inval in Irak). Europa kent ook al ruim een decennium geen inspirerend leiderschap. Het wachten is op een periode van nieuwe leiders, maar die ligt nog in het verre verschiet.

Wie dit allemaal bij elkaar optelt, zou dus tot de slotsom kunnen komen, zoals ik doe, dat Obama om zijn presidentschap niet een diep spoor in de geschiedenis zal achterlaten. Hooguit als eerste zwarte president. Maar juist dat element vind ik van Obama nog wel het allerminst overtuigend. Hij is helemaal geen "zwarte president". Uit de zwarte cultuur kwam hij ook helemaal niet. Hij is zo wit als alle andere presidenten die hem zijn voorafgegaan.

Dat er goede grond is om Obama hogelijk te respecteren, blijft onverlet. Hij is standvastig, consistent, integer door en door. Alleen al met die gaven kom je als Amerikaans president een heel eind. Mijn voorspelling - al een tijd geleden gedaan - is dat Obama nog de kans zal krijgen zijn ding voor de wereld te doen. Op dezelfde wijze als Jimmy Carter heeft gedaan.

donderdag 4 september 2014

ONTWAPENING? NOOIT EN TE NIMMER





























Is de mensheid daadwerkelijk aan kill or be killed voorbij?


In de evolutie van planten en dieren is effectieve bewapening - ook (of: juist) onder veranderde omstandigheden - altijd doorslaggevend geweest. Biologen kunnen vertellen over het grote scala aan natuurlijke aanval- en afweermechanismen in alle flora en fauna, inclusief de mechanismen (en omstandigheden) van hun evolutie. 

Of het nu schubplaten op de rug zijn, zoals die van de Stegosaurus, het gif en de snelheid van slangen, flinke snijtanden en een krachtige kaak (Tyrannosaurus), de stekels van doornenstruiken, en zelfs de moordende kracht van het meest elementaire virus, zij alle zijn in de voortdurende opeenvolging van generaties de voorwaarden gebleken waaronder soorten konden blijven voortbestaan – en verder konden evolueren. Het is indrukwekkend dat tot de twee meest succesvolle diersoorten de haaien horen (enkele honderden miljoen jaren) en de krokodil, beide aan de top van hun voedselpiramide.

De evolutie van de mens bracht nieuwe wapens: behendigheid, aanpassingsvermogen en verstand. In onze naaktheid zijn wij zeer kwetsbare wezens, maar met de mogelijkheden van de natuur hebben wij ons de hele wereld toegeëigend. De grootste vijand is de mens voor zichzelf.

Gewapende strijd (ik bedoel: militaire wapens) tussen mensen heeft onze hele geschiedenis begeleid. Wij hebben het niet weten uit te bannen. In talloze brandhaarden bestrijden mensen elkaar op leven en dood. Zij doen het niet beter dan de meest primitieve diersoorten. De dood wordt zonder meedogen bruut rondgedeeld. Met tal van totaal onschuldige slachtoffers.

Wie onder deze – ongewijzigde – omstandigheden – pleit voor ontwapening heeft heel wat uit leggen. In realistische termen, bedoel ik. Ontwapenen? Nee, zeker niet. Maar juist dan rijst de vraag: welke wapens wij precies gebruiken om een ongewenste ontwikkeling duurzaam te keren, en zo nodig om onze wereld te ‘verdedigen’. Hulp kan ook een offensief zijn.

Welke wapens verschaffen ons eigen intellect, onze inventiviteit en onze humaniteit: de beschaving die wij propageren, de vooruitgang waarin wij geloven, de welvaart die wij mensen gunnen? Meer dan ooit zullen wij ons daarmee moeten wapenen. Ja zeker ook voor het juiste gebruik van militaire wapenen. 

Het valt in dit licht niettemin te betreuren dat in het internationale discours militaire bewapening nog steeds geldt als hoofdpunt van discussie. Vragen over de (rol van de) NAVO en van luchtaanvallen (VS) komen bij brandhaarden als de Oekraïne en Syrië eerder op dan enig ander wapenstelsel waarover wij beschikken.

dinsdag 2 september 2014

MINDER BANEN, MEER JOBS




Het oude sociale beleid loopt op zijn laatste benen

Mede onder druk van wereldwijde verschuivingen in de allocatie van taken of functies in uiteenlopende marktketens (van ontwerp en productie tot en met levering) transformeert ook de werkgelegenheid in ons eigen land. Desalniettemin hanteren wij in onze arbeidsverhoudingen nog steeds de concepten en regels van het naoorlogse tijdperk. Deze zijn gebaseerd op een strak onderscheid tussen werkgeversverant-woordelijkheden en die van werknemers. Een dienstverband, bij voorkeur voor onbepaalde tijd, geldt als onbetwiste norm. Dit werkt door in onze fiscale regels, in de aanspraken van individuele burgers op tal van voorzieningen, zelfs tot hun woonsituatie (huurders dienen als regel een arbeidscontract voor te leggen).

Wie onder deze omstandigheden wil overleven is gedwongen tot de status van dagloner (“zzp’er”) of te leven in het grijze gebied tussen fiscaal inkomen en zwart geld, ofwel in de informele economie. Officiële werkgelegenheidsstatistieken (inclusief aantallen ‘werklozen’) tonen allang niet meer de sociaal-economische werkelijkheid.

De politiek, inclusief de “linkse” partijen, gaan geheel aan de feitelijke ontwikkeling voorbij. Zelfs in de PvdA, hoeder van het arbeidsdenken, heerst – voor zover dit van buiten kan worden beoordeeld – complete radiostilte.

Is er werkelijk geen plek waar in deze tijd over de ontwikkeling van onze werkgelegenheid wordt nagedacht? Het valt moeilijk te geloven. Natuurlijk zijn die er. Ik denk vooral aan nieuwe ondernemingen die leven in de schaduw van het publieke bestel, wereldwijde netwerken van professionals met hun eigen technologie en innovatiekracht, ook in Nederland (denk aan de 3D printing sector, de Games industrie e.d.). Hun succes is afhankelijk van volledige arbeidsflexibiliteit. Werknemers zijn zelfstandige onder-nemers in wisselende groepen.

Het beeld ontstaat van een arbeidsmarkt waarin arbeidscontracten (of CAO’s), laat staan ‘vaste banen’ een uitstervende realiteit zijn. Het is niet moeilijk een ontwikkeling te voorzien waarin vaste dienstverbanden en vooropgestelde carrières hoge uitzondering worden. Hooguit zullen bedrijven en instellingen hun continuïteit veiligstellen met een vaste kern van professionals met wie “vaste afspraken” worden gemaakt, ook over hun verdere professionele ontwikkeling. Bijzondere contracten op maat dus, maar geen onbeperkte dienstverbanden. Vaste banen krijgen steeds meer het odium van een privilege zonder goede grond.

Het is in dit licht merkwaardig dat de uitzendbranche niet allang het hele leger van zzp’ers heeft omarmd. Zij zouden bij uitstek hun belangrijkste tussenpersoon moeten zijn. Hun kerntaak is ‘jobs’ en feitelijke ‘skills’ bijeen te brengen. De status van het ‘arbeidscontract’ is niet doorslaggevend.

De kern is dat arbeidszekerheid een illusie is. Alleen door up to date houden van onze eigen (professionele) kennis en vaardigheden creëren wij als individuele deelnemers aan de arbeidsmarkt enige ‘zekerheid’ over de continuïteit van onze eigen werkgelegenheid.

Op dezelfde voet veranderen ook de parameters voor inkomenspolitiek en sociale zekerheid. Die veranderingen vereisen een fundamentele herziening van het overheidsbeleid op alle fronten van ons welvaartsbestel. Opnieuw valt te betreuren hoezeer de politiek haar verantwoordelijkheid laat liggen. In plaats daarvan staat zij, met marktwerking als voornaamste excuus, een steeds meer toenemende kloof toe tussen de grootverdieners en de grote massa van loonslaven die in reële termen hun daadwerkelijke koopkracht stelselmatig hebben zien afkalven. Voor de immense inkomensverschillen in ons land bestaat geen goede grond, zelfs al gaat het bij de grootverdieners om een relatief kleine groep (maar wel met onevenredig grote macht).

Het omdenken van ons welvaartsbestel moet wel uitkomen bij een situatie waarin iedere Nederlandse burger een basisinkomen krijgt met daarnaast de automatische status als zzp’er waarmee hij (of zij) vrij is aanvullend (fiscaal) inkomen te verwerven. Mensen moeten zowel ondernemer als (tijdelijk) werknemer kunnen zijn. zonder onnodige juridische (of fiscale) complicaties.

Maar er zijn ook andere (gewenste) gevolgen. Deze betreffen het hele scala van opleidingsprofielen in MBO, HBO en universiteiten, de rol van beroepsorganisaties en beroepskwalificaties,de voorzieningen voor mensen die onvoldoende in staat blijken in aanvullend inkomen te voorzien (aangepaste bijstand en werkloosheidswetgeving) enzovoorts.

Alles bijeen mag de politiek zich voorbereiden op een integraal deltaplan voor inkomensbeleid en werkgelegenheid. Bepaald geen kinnesinne, en beslist geen zaak die zomaar op korte termijn in kaart kan worden gebracht. Maar de urgentie ervan neemt dagelijks toe.

zondag 31 augustus 2014

BABBELAARS ZIJN WIJ




Mensen zijn zelden nog geheel aanwezig in het gezelschap waarin zij verkeren. Wij staren allemaal bij voortduring naar ons schermpje met toetsen en knoppen, driftig vingerend naar berichtjes. Als onze gastheer (of gastvrouw) iets vertelt knikken wij plichtmatig ("uhu") en kijken zelfs niet op. Wat is het gezellig.

Wanneer whatsappen - of sms'en - wij niet? Wanneer laten we dat ding liggen, uitgeschakeld? Ja in de kerk of in de bioscoop en in gezelschap van mensen van wie wij iets bijzonders verwachten. Anders niet.

Niet als we met familie of vrienden zijn. Juist niet. Want precies in dat gezelschap willen wij graag laten merken hoe verbonden wij zijn met de wereld. Kijk eens hoeveel berichten ik krijg, hoeveel "friends" en likes en dergelijke. Wie communiceert is succesvol. Vergeet de normale sociale correctheid.



stay in touch, everybody 

babbel babbel babbel bibelebonse babbelaars 


Anders niet.

vrijdag 15 augustus 2014

GELUK WORDT TE DUUR BETAALD


WAARSCHUWING VAN EEN ROBOT




De ultieme perversie van de handhaving van de wet 

Wat voorafging:

Een spontaan privéfeestje loopt een beetje uit de hand. Dat wil zeggen: het wordt een beetje luidruchtig vrolijk, en het raam naar de straatzijde staat wijd open. Uit volle borst klinkt het “Bloed, zweet en tranen” van André Hazes. “Rot nu maar op!” wordt gezongen. Juist op dat moment arriveren twee politieagenten die hun kop naar binnen steken. Zij treffen een viertal mensen, waaronder een jonge vrouw, in kennelijke staat van plezier. De agenten spreken hierop de hoofdbewoner aan. “Jongens, wat voor verhaal zal ik vertellen?”, grapt de hoofdbewoner tegen zijn metgezellen. 

Het zijn jonge agenten. Ze nemen een strakke formele houding aan. “Hoe gaat u dit verklaren?” vraagt een van de agenten. Zij staan in het portaal. De agent projecteert een a priori houding van wantrouwen. 

“Dit zijn jonge mensen die elkaar na lange tijd weer zien en die veel plezier met elkaar hebben,” zegt de hoofdbewoner. De agent reageert vol ongeloof: “Is dat uw verhaal?” Hij verwijst naar de opmerking die hij opving (“wat voor verhaal?....”). De hoofdbewoner antwoordt: “Dat is het verhaal. En overigens kan iedereen hier over dezelfde waarheid verschillende verhalen vertellen.” De agent blijft ongelovig kijken, bijna neerbuigend. De hoofdbewoner, een man van middelbare leeftijd, is klein van stuk. “Ik besef dat het wat luidruchtig was,” verontschuldigt hij zich nog, “mijn excuses daarvoor”. 

De agenten lopen door het portaal naar de woonkamer waar het gehele gezelschap zich bevindt. Zij horen van een van de aanwezigen in nagenoeg identieke bewoordingen dezelfde verklaring die de hoofdbewoner had gegeven. 

De agent die het woord voert (de andere blijft geheel op de achtergrond) blijft stram kijken, met kennelijke afschuw voor het partijtje waarvan hij getuige is. Zijn ogen drukken onbegrip uit en irritatie, bijna alsof hij het hele gezelschap liefst wil inrekenen en bestraffen. Er heerst het type vrolijkheid dat al zijn stekels opzet. Dit is niet in orde, zo lijkt hij te denken. 

Verkrampt geeft de agent de hoofdbewoner diens paspoort terug, en met een opgezette donderstem: “U krijgt een waarschuwing”. 

Ach natuurlijk, zo erg was het ook niet. Simpel burengerucht. Dat is het enige. Het type burengerucht waarvoor oom agent vroeger met een vriendelijke tik op de pet zou zeggen: ”Meneer, kan het zachter?” Ja natuurlijk, agent, sorry. Maar niet deze agent. Van enigerlei vriendelijkheid was geen sprake. Het leek wel alsof ieder spoor van menselijkheid uit zijn hoofd was weg gesloopt. Is dat de politieopleiding? 

Deze agent was duidelijk niet in staat een onschuldig voorval te onderscheiden van enigerlei daadwerkelijk, moedwillig handelen. Hij vertoonde een stram autoriteitsgedrag dat in de gegeven situatie volkomen misplaatst was. 

Wie op deze manier wordt geconfronteerd met Nederlandse politieagenten moet wel geloven dat de gehele wetshandhaving vandaag is gebaseerd op volstrekte miskenning en onmiskenbare minachting van de gewone Nederlandse burger.

vrijdag 25 juli 2014

NEDERLAND IS STERK


De grote beoordelingsfout van Mark Rutte 

Al jaren horen wij onze minister-president dezelfde mantra belijden: hij wil “Nederland sterk maken”. Hij zegt dat altijd met overtuiging en persoonlijke toewijding, en dit is een van de redenen waarom ik hem wel om zijn passie waardeer. 

In de rest van mijn beoordeling van zijn premierschap ben ik echt aanzienlijk kritischer gestemd. In verschillende dossiers beschouw ik zijn nu twee achtereenvolgende kabinetten als middelmatig. Datgene wat nodig is voor de staatshouding doen de kabinetsleden netjes, ik kan daar geen echte tekortkomingen in ontdekken. Maar het feit dat die staatshuishouding zo overheersend is en dat geen enkel lid van dit kabinet noch de minister-president publiek enig begrip toont voor datgene wat in onze tijd werkelijk gebeurt (en gebeuren moet), is toch een serieus bezwaar. 

Ik heb al vaker beweerd dat de periode waarin wij bijna wereldwijd verkeren geen financiële crisis is, en zeker ook geen eurocrisis, maar een fase van transitie in de meest fundamentele waarden die wij koesteren. 

Wat is menselijk geluk in een wereld waarin dit economisch gezien volkomen irrelevant is? Geluk heeft geen transactiewaarde in het economisch verkeer dat ons als mensen, Europeanen, wereldburgers, in de greep heeft. Enkel het materiële telt. 

Daar is toch iets goed mis mee. We staan er niet bij stil, juist omdat het ons materieel vergelijkenderwijs nog heel goed gaat. We gaan voorbij aan het feit dat materiële geneugten ons misschien wel even tevreden stellen maar verder niet. “Wat heb ik aan mijn Jaguar als ik eenzaam ben?” vroeg een goede oude vriend van mij zich onlangs af. 

De enkele focus op materialisme – in alle gedaanten – brengt de mensheid naar de afgrond die de Bijbelse God in dit opzicht al voorzag (of mensen die Hem Zijn waarschuwingen in de mond legden). Dat weten wij al geruime tijd. Nieuwe technologie zal ons nog wel wat verder brengen (naar schone energie en recycling van materialen), maar daarmee alleen redden wij het niet. 

Westerse maatschappen (Europa én Amerika) die stelselmatig een volksmassa creëren van verarmde (consumptie-)slaven en die rijkdom brengen naar een steeds kleinere groep mensen zijn evenmin duurzaam. Het is diezelfde afgrond. 

Een nieuwe orde is al bezig te ontstaan. Anderen kunnen dit beter uitleggen dan ik. Onze minister-president doet er verstandig aan niet meer te praten over “sterk maken”, maar over: zorgen dat Nederland de sterkte die het heeft goed gebruikt om de gestage overgang naar die nieuwe – maatschappelijke en economische – orde mogelijk te maken.

maandag 14 juli 2014

DE GAY PRIDE, VOORAL HOMO’S? WAT HEBBEN ZIJ DAN VOOR BIJZONDERS?



Mensendiscriminatie in de homowereld


Mijn Amerikaanse grootmoeder (geb. 1891) deed in 1920 uitgebreid verslag van haar eerste ervaringen in Amsterdam aan haar jongste broer in Amerika. Goed van de tong beschreef zij in niet misverstane woorden de hebbelijkheden en overige bijzonderheden van de Amsterdamse haute bourgeoisie in de eerste decennia van de vorige eeuw. Maar een werkelijk sociaal leven ziet zij als “non-existent”. Zij uit met name haar verwondering over het gebrek aan “gay people”. 

Gay people? Ik moest dit wel even goed lezen. Ze bedoelde zeker niet homo’s, ook al zou ze daar totaal geen bezwaar tegen hebben gehad, of ze zou het – eerder – compleet irrelevant hebben verklaard. Maar wat dan wel? Afgaande op haar verdere beschrijvingen bedoelde zij met 'gay': authentieke mensen, onderhoudende mensen, interessante mensen. Dat waren haar gay people. Anders gezegd: good company.  

Duidelijk is dat in de loop der jaren een verschuiving is opgetreden. Interessante (“hetero”) mannen zomaar gay noemen - nee dat doen we tegenwoordig niet. Er moet iets anders zijn. En wij weten natuurlijk wat. Je moet toch ten minste flink met mannen willen seksen. Wie het verband ziet mag de vinger opsteken.

Ik ben toch ook in de eerste plaats geïnteresseerd in iemand die wat te vertellen heeft. Dan ga je toch niet meteen inzoomen op de vraag hoeveel centimeters hij in zijn broek heeft. Wat zijn wij voor mensen dat wij op die manier met elkaar kennis moeten maken? Maar toch gebeurt het.

Van deze vragen of observaties komen vanzelf een hoop andere vragen. Vragen die niet alleen betrekking hebben op de geaardheid en uitingswijzen van de hedendaagse gay scene. Zij betreffen in feite onze hele kijk op menselijk gedrag. In het culturele verkeer, in het sociale verkeer, in het familieverkeer, enzovoorts enzovoorts. Gedrag dat overigens nog voor een aardig deel onder het tapijt van de publieke aandacht is gebleven. Hetero’s in de gay scene? Ja, natuurlijk. In bosjes lopen ze rond. Al is het “maar eventjes”.

In augustus heeft Amsterdam weer zijn Gay Pride, een stad waar de gay scene overigens behoorlijk is afgezakt. Het zou toch net zo goed een Male Pride kunnen zijn, of heel gewoon The Amsterdam Pride? De manifestatie waarin mensen zich in hun meest creatieve gedaante laten zien, creatief en expressief. Dit lijkt me  iets waarin kwaliteit prioriteit heeft boven six-packs.

Het verdient in mijn ogen verre de voorkeur om mensen helemaal niet meer te beschrijven alsof zij ‘zijn’ wat zij (willen)’doen’ in bed. Respectievelijk wat zij per se niet in bed willen doen. Dat is toch eigenlijk heel raar, dat wij dat wel doen? Wereldwijd! Kortom, ik denk dat het goed is om eens na te gaan waarom zo’n rare asymmetrie is ontstaan in onze categorisering en bestempeling van mensen, mannen en vrouwen.

Om het antwoord te vinden zal ik terug moeten gaan naar Amerika, het land van geboorte en opvoeding van die grootmoeder van mij. Misschien kunnen familieleden overzee mij een eerste duw in de juiste richting geven. Ik ga het zeker proberen. Wanneer en waarom is de verschuiving in de betekenis van “gay” op gang gekomen?

Ik zou willen dat wij terug gaan naar de normale uitgangspunten. Mensen beschrijven om hoe zij zich als mens gedragen en niet als dier. Wat maakt het uit wat wij doen in bed? Weg ermee! Iemand die wordt beschreven als  “gay” moet een interessant persoon zijn, expressief, creatief (waarschijnlijk ook) en “good company”. Hoeveel hedendaagse zogenaamde “homo’s” zijn absoluut niet gay?!

De homocultuur, die nog het meest discriminerend is van alle culturen, moet worden opgeblazen. Het feit dat je seks wil met mannen, voegt niets toe aan je persoonlijke kwaliteiten. Vertel maar waarom je zo bijzonder bent.

(*) Die neef heb ik in later jaren nog gekend. Een uitzonderlijke man gewoon.

maandag 12 mei 2014

Nederland en Europa - veel struisvogels, weinig leiders




 “Sadly, Eurosceptics on Left and Right fail to understand Winston Churchill’s 
central insight that sharing our sovereignty strengthens influence 
and isolation weakens us.”

(Danny Alexander, Chief Secretary to the Treasury, UK)



Auteur: Edy Korthals Altes (geb. 1924), oud-ambassadeur
Door hem geschreven voor dagblad Trouw, mei 2014


Is dat niet wat bij ons opkomt wanneer we ons verbazen over het geringe Europese enthousiasme van vrijwel alle politieke leiders aan de vooravond van de Europese parlementsverkiezingen? En juist op het moment dat Europa dringend behoefte heeft aan krachtige leiding steken politici hun goedgebekte snavels diep in het zand. Angst voor opiniepeilingen is hierin een slechte raadgever. Een jammerlijke vertoning, onwaardig voor politieke leiders die oog moeten hebben voor de vitale belangen van de samenleving. Vooral D66 met haar overtuigend Europees standpunt heeft dit goed begrepen.

Voor Nederland betekent dat een krachtige steun aan voortgang van het Europese integratieproces op essentiële terreinen (o.a. buitenlands beleid, defensie, milieu en banken unie). Dit is een eerste vereiste voor een leefbare toekomst in een snel veranderende wereld waarin zich grote machtsverschuivingen voordoen. Voor kleine spelers, zoals Nederland, zal het moeilijk worden zich daarin - buiten de EU - te handhaven. Een leefbare toekomst vereist aaneensluiting van de Europese landen.

Tegelijkertijd is het zaak ernst te maken met het subsidiariteitsbeginsel. Tal van zaken behoren niet onttrokken te worden aan de bevoegdheid van de lidstaten. Overdreven Brusselse regelgeving op tal van terreinen wekt terecht weerstand op. Het is aan het Comité van Permanent Vertegenwoordigers dit te voorkomen en zo mogelijk terug te dringen. 

Het debat dient dus niet te gaan over meer of minder Europa, maar over de wijze waarop Europa gestalte dient te krijgen in een globaliserende wereld. Daarbij hoort uiteraard een goed functionerend Europees parlement met reële bevoegdheden. Voor het democratisch functioneren van het Europees parlement is een ruime participatie van de Nederlandse kiezer cruciaal. 

Het is daarbij zaak dat Nederlandse politici zich duidelijk uitspreken voor een verdere voortgang van het Europese integratieproces. Tegen de achtergrond van de negatieve stemmen die pleiten voor een uittreden uit de Europese Unie is het van belang zich de woorden te herinneren van Yeates:


“Things fall apart, the center cannot hold, 
the worst are full of passionate intensity 
and the best lack all conviction!"

donderdag 3 april 2014

MIJN NIEUWE BOEK

























Dit boek begint waar ooit mijn geschiedenislessen begonnen zijn, met het schrift dat ik heb bewaard uit de vierde klas van de lagere school. Aan de hand van mijn schooljuffrouw en vervolgens van verschillende andere docenten die ik mijn leven heb gehad, maakte ik al schrijvend een wandeling door de geschiedenis.


Alle belangrijke thema's in de geschiedenis komen aan de orde. De geboorte en ontwikkeling van ons eigen land, met de Gouden Eeuw als hoogtepunt, de algehele ontwikkeling van onze beschaving; de inspiratie die verschillende hoofdstukken hiervan ons vandaag kunnen bieden en de dromen die vroegere generaties koesterden over de toekomst.

In mijn boek pleit ik voor een vrije, democratische geschiedsbeoefening. Mijn voornaamste doel is de lezer aan te sporen zelf naar geschiedenis op zoek te gaan. Het is een paradijs van kennis en ervaring voor ons allemaal.

Deze website bevat een korte bloemlezing: GESCHIEDENIS, VOLGENS MIJ

vrijdag 14 maart 2014

NEW YORK 1939: KIJKEN NAAR DE TOEKOMST




















In 1939 organiseerde New York de World Fair. Thema was de toekomst. General Motors presenteerde "Futurama". Bezoekers konden een blik nemen in een stad in 1960. Via een lopende band zagen zij een panorama van een toekomstige stad, terwijl een stem via luidsprekers vertelde wat zich zoal in de stad van 1960 zou afspelen.

Op diezelfde World Fair toonde RCA de eerste televisie. Kijkers zagen - vol verbazing - zichzelf op een televisiescherm.

Tal van generaties in de vorige eeuw zijn altijd gefascineerd geweest door "toekomst". Het jaar 2000 was magisch.

Welke verbeelding hebben wij in onze tijd met "toekomst"?

Dit en nog veel meer in mijn nieuwe boek.

donderdag 13 maart 2014

OVER KEIZER KAREL DE GROTE




Meer dan vijftig jaar geleden maakte ik een tekening van een dag aan het hof van Karel de Grote. "Keizer Karel leert" staat eronder. Een monnik leest de keizer voor. Dat klopt met de geschiedenis, die vertelt dat de Engelse geestelijke Alcuin een belangrijke rol vervulde in de vorming van Keizer Karels rijk. Hij organiseerde tal van verbeteringen in het onderwijs.

Ondertussen loopt een kunstenaar de zaal binnen die sterk lijkt op een bekende stripheld. Hij heeft een afspraak met de keizer om een portret van hem te maken. Helaas is dit in in werkelijkheid niet gebeurd. Over naar het leven getekende beeltenis van Karel de Grote beschikken wij niet.

Karel de Grote speelt een belangrijke rol in de wordingsgeschiedenis van Europa. Dat is wat de juffrouw in de vierde klas ons duidelijk wilde maken toen zij ons de opdracht gaf hiervan een tekening te maken.

Welke betekenis de keizer later in mijn leven voor mij zou krijgen kon ik toen niet vermoeden. Het zou voor mijn karakter ook niet goed zijn geweest als ik hiervan destijds al bewust was.

Europa en de wordingsgeschiedenis van onze beschaving zijn thema's in mijn nieuwe boek.

Daarover later meer.