donderdag 31 maart 2011

Regime change is een ijle mode


Johan Cruijff en de bestuurscrisis bij Ajax


Van voetbal heb ik geen verstand maar de taal en toon van degenen die zich hebben uitgesproken over het bestuursdrama bij Ajax zijn volkomen identiek aan de teksten die wij inmiddels bijna een decennium kennen uit de wereld van de (internationale) macht. En het lijkt erop dat wij als vanzelfsprekend geacht worden om de stoere taal te eerbiedigen van degenen die met hun vinger aan de trekker zitten, of het nu Cruijff is of de NAVO.

Mijn grootste zorg is dat in deze ontwikkeling het incident zelf veel meer aandacht krijgt dan de vraag welke verbetering daarmee daadwerkelijk bereikt wordt. Van Egypte horen wij al niet meer, terwijl alles daar langzaam terugschuift naar het oude.

De treurige balans, vrees ik, is dat geen enkele ‘regime change’ in het afgelopen decennium werkelijk een keerpunt ten goede is geweest. Zelfs ten aanzien van Amerika heb ik mijn twijfels, al zou ik nooit meer terugverlangen naar Bush c.s.

Staan wij in Nederland in onze tevredenheid met Rutte na Balkenende dan alleen, of koesteren wij een tragische illusie? Ik geef het de heren te doen om ons land te regeren maar echt vooruit lijken wij niet te gaan. Dat zei deze week ook het IMF, die Rutte c.s. kapittelde over het gebrek aan structurele hervormingen, zoals in de woningmarkt. Of moet ik positiever zijn nu minister Opstelten een flinke ‘regime change’ heeft aangekondigd in de top van de politie.

Al deze verschillende momenten en ontwikkelingen hebben hun eigen ratio en achtergrond. Ik wil ze niet op een enkele hoop vegen. Desondanks denk ik dat zij passen in de versimpeling die onze wereld ondergaat, het zwart wit denken waarmee politici, commentatoren en ook de kiezers de onzekerheden en breukvlakken van onze tijd tegemoet treden. Alsof wij het doen (of gewoon toejuichen) uit pure zelfverdediging.

Zoals gezegd, voetbal is mijn ding niet, maar node mis ik bij dit incident wat ik ook bij al die andere mis: een wervend perspectief, een overtuigende strategie, niet de verandering maar het werkelijk beoogde resultaat.

vrijdag 25 maart 2011

Vaarwel de overbodigheid




Sinds het internet – met Google en Wikipedia – op alle vragen een redelijk acceptabel antwoord biedt, staat een mastodont uit de geschiedenis van informatie nutteloos in mijn boekenkast. Twintig delen van de Encyclopedia Britannica, editie 1960, ooit het bezit van mijn vader, tellen hun laatste dagen. Als scholier zwom ik met grote regelmaat in deze – destijds – onuitputtelijke bron van nuttige kennis.

Een recent artikel in New York Times somt meer attributen op die nu als overbodig kunnen worden afgedaan. Kookboeken bijvoorbeeld en wegenkaarten, dus ieder gedrukt en gebonden referentiemateriaal. Die zijn alle vindbaar op het web en printbaar naar behoefte.

Wat meer? Aan gewone wekkers kan je beter vasthouden, zegt het artikel, want de alarmfunctie op de meeste mobieltjes is hopeloos. Daarmee ben ik het van harte eens. En al sinds enige tijd speel ik mijn muziek voornamelijk af via mijn laptop en geluidsboxen. Waarom dan nog een aparte installatie met CD’s? Ook die verzameling staat bij mij bijna als museumstuk te wachten op het grofvuil.

Videocamera’s bevinden zich al enige tijd in zwaar weer. Ook hier doet onze geavanceerde mobiele apparatuur het meeste werk. De vaste desktop heeft eveneens zijn langste tijd gehad, aldus het artikel. Laptops presteren even goed en bieden meer flexibiliteit in het gebruik.

Het artikel zwijgt over de vaste telefoon. Dat is jammer, want ik worstel daarmee. Zelfs met mijn voortdurende mobiele bereikbaarheid, op elke plek en op (bijna) elk moment, kan ik mijn vaste telefoon niet loslaten. Het is een bijna existentiële kwestie, zo voelt het. Volkomen irrationeel, maar wel reëel.

De technologie en haar toepassingen hebben hun eindpunt nog lang niet bereikt. Ik hoef niet op elk moment bij te blijven. Een beetje overbodigheid in huis is geen misdaad. Desondanks wil ik voorkomen straks in de woestijn te staan van aftandse elektronica. Artikelen zoals die in New York Times helpen het verstand te blijven bewaren in de oprukkende gadgets van de dag.


Zie: Gadgets you should get rid of (or not)

donderdag 24 maart 2011

Politiek en wetenschap: een ex-premier als professor




Drie leden van het vorige kabinet, Balkenende, Bos en Eurlings, hebben hun politieke mantel in de kast gehangen en zijn overgegaan naar flinke posities daarbuiten; posities waarin zij moeten denken en handelen vanuit hun deskundigheid en objectiviteit en niet vanuit politieke opportuniteit. Zij doen dit ieder op het terrein waarop zij als bewindsman actief waren en zware verantwoordelijkheden droegen. Men kan zich in gemoede afvragen of dit daadwerkelijk mogelijk is.

Dezer dagen heeft Balkenende als hoogleraar in Rotterdam zijn oratie gehouden. Direct vatte hij daarin de koe bij de hoorns. Zijn betoog raakt het hart van de Europese actualiteit maar ook van zijn periode als mederegent in de Brusselse geschiedenis van financieel-economische crisisbeheersing. Kritische tegenspraak levert zijn beschouwing niet op. Als Europa een prominente rol wil spelen in deze wereld, zal men strakke afspraken moeten maken, zegt hij in navolging van hemzelf.

Datzelfde wetenschappelijk nogal kleurloze beeld roept zijn beschouwing op over de verantwoordelijkheid van de overheid versus die van bedrijven. Heel veel verder dan de dooddoeners die de politiek hierover debiteert komt hij niet. “Een te exclusieve oriëntatie op sturing door de overheid leidt tot schijnzekerheden en tot bestuurlijke, maatschappelijke en financiële scheefgroei. En het functioneren van overheidsorganisaties is lang niet altijd doeltreffend en doelmatig.” Men kan het daarmee makkelijk eens zijn, maar opmerkelijk kan zijn observatie moeilijk worden gevonden. Het gaat erom, zeker in de wetenschap, op welke wijze en vanuit welke optiek overheid en particuliere sectoren kunnen komen tot hernieuwde taakafbakening. Dat vraagt flinke abstractie. Hoe kan de ex-premier die abstractie bereiken zonder voortdurend tegen het dilemma op te lopen dat hij zijn eigen optreden beoordeelt als bewindsman?

Heel eerlijk gezegd geloof ik niet in de objectiviteit en afstandelijkheid van prominente ex-politici in hun eigen voormalige politieke domein. Dit is in deze fase van zijn loopbaan zelfs voor Ernst Hirsch Ballin, die ook als minister van Justitie meer staatsgeleerde was dan politicus, een flinke uitdaging, laat staan voor Balkenende of Bos. Iedere student of toehoorder zal in colleges of werkgroepen steeds met de onbeantwoorde vraag achterblijven of zijn docent (of adviseur) in feite zijn eigen beleid aan het goedpraten is en meer begaan is met diens lot in de geschiedenis dan met de lessen die van het optreden van politici daadwerkelijk kunnen worden getrokken.

La plus ça change





In mijn Engelstalige blog publiceerde ik vandaag een essay over verandering en continuïteit in de westerse geschiedenis. Hoe gaan wij om met verandering in onze huidige tijd?

Lees: Much will change, much remains the same

maandag 21 maart 2011

De geschiedenis heeft gefaald




De titel klopt niet natuurlijk. Geschiedenis kan goed noch kwaad doen. Zij is zoals zij is. Maar anders kan ik het niet uitdrukken. Het politieke en militaire schouwspel bij de onrust in de Arabische wereld is een groot vertoon van historisch falen. Wij moeten het hele verhaal dat eraan voorafging opnieuw bekijken en, met zekerheid, herschrijven. In de hele eeuw van Europese en Amerikaanse bemoeienis met de Arabische wereld is de bladzijde voortdurend omgeslagen naar het vorige hoofdstuk. Stap vooruit, drie stappen terug. Wat ooit vooruit leek te gaan, althans in onze met olie en wereldmacht doordrenkte ogen, moet nu worden weggeschreven als chronisch illusoir. Hoe kan het zijn dat een Libische kolonel nog kort geleden op z’n schouder werd geklopt wegens verbeterd gedrag en dat hij nu – door dezelfde handen – wordt weggehoond als een moorddadig dictator? Zijn buurman in Egypte onderging hetzelfde of tenminste een vergelijkbaar lot, maar die nam – schoorvoetend – toch maar de eigen benen. Steeds opnieuw. Ga terug in de geschiedenis van al die ongelukkige koningen, militair leiders, presidenten en vooral: hun nog veel ongelukkiger volk, en iedere keer opnieuw gebeurt hetzelfde.

Na de val van het Ottomaanse rijk, in de voetsporen van dat van Habsburg en Hohenzollern, is de toestand in dit deel van onze wereld nooit meer normaal geweest. We hebben het niet altijd willen zien, en dat is tot daar aan toe. We hebben vooral steeds naar het verkeerde gekeken. Dat is het falen. De Arabische wereld is niet voor lieverdjes, zoveel is duidelijk. Ze zijn het onderling voor elkaar ook niet. Het zou veel beter zijn geweest als er nooit een druppel olie was aangetroffen. Men heeft ervoor de woestijn de woestijn gelaten. Dat het volk nu boos is kan iedereen begrijpen.

Als minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal stelt dat wij de les hebben geleerd van binnen te vallen in de tuin van een ander zonder idee hoe er weer uit te komen – hij zei het dezer dagen – dan is dat een waarheid als een koe. De griffe aanval op Khadaffi’s Libië is des te meer opmerkelijk. Met deze operatie worden de grenzen opnieuw verzet, in ongewisse richting. Onze wereld heeft geen internationaal verdrag tegen het machtsmisbruik van dictators, maar ineens openbaart zich het konvooi van een verenigde politiemacht.

Onwillekeurig zou je blij moeten zijn maar mij vervult dit met onbehagen.

woensdag 16 maart 2011

Levensverhalen – een mooi thema van de boekenweek



Het thema van de boekenweek die dinsdag is ingeluid met het jaarlijkse boekenbal is mij uit het hart gegrepen. Aandacht voor het geschreven portret. Vertellen over het leven van mensen – bijzondere mensen, gewone mensen, of hele families. Het toeval wil dat ik mij hiermee ook zelf bezig houd.

Biografische vertellingen genieten grote populariteit. Zij vormen in Nederland niet bij uitstek een literaire traditie zoals deze wel bestaat in het Engelse taalgebied. In mijn ogen verdient het leven van individuele mensen, of – zo men wil – van de hele familiaire entourage die hun leven vergezelt – inderdaad alle aandacht. Elk leven is een spiegel van de geschiedenis. Geen leven zonder zijn bredere context.

De aandacht die deze literaire vorm in onze tijd krijgt heeft misschien juist met die context te maken. Wie zich verdiept in de levens van nu voorbijgaande generaties stuit op zeer heftige context: wereldoorlog, bezetting, crisis, armoede en ook ongekende welvaartsstijging, innovatie, vooruitgang op alle fronten – op grote contrasten dus. Die verleden tijd verweven met een betekenisvolle vertelling over het leven van mensen is een kunst apart. Maar met zekerheid is hiervan altijd wel een juweel te maken.

Eén van mijn eigen projecten maakt deel uit van een vrijwilligersinitiatief: het Haagse levensboekenproject. Vrijwilligers helpen ouderen met het schrijven van hun eigen levensverhaal. Daarmee ben je aantal maanden aan iemand gekoppeld, meestal mensen van een jaar of zeventig – tachtig. Het is echt een genoegen. Elke week een middag op de bank, omringd met foto’s en aantekeningen; langzaam groeit een heel boek. Natuurlijk speelt de oorlog een belangrijke rol (de ouderen van nu waren opgroeiende tieners tijdens de Duitse bezetting).

Ook komen verhalen op uit een verder liggend verleden: grootouders, overgrootouders – de mondelinge overlevering die op deze wijze wordt vastgelegd. Zo ontstaat een hele verzameling individuele levensgeschiedenissen die bij elkaar opgeteld een flink deel vertegenwoordigen van onze sociale geschiedenis. Dat is inderdaad alle aandacht waard.

Elk verhaal is een ontdekkingsreis. Geschiedenis is niet puur verleden tijd. Het is even goed levend gist voor de toekomst.

dinsdag 15 maart 2011

Hoofddoekdiscussie gaat over cultuur, niet over religie


Moet dit schilderij nu uit de openbare ruimte verwijderd worden?



Opnieuw wordt het voorstel opgeworpen om hoofddoekjes in de publieke ruimte aan banden te leggen. Dit keer is het een VVD-kamerlid, Jeanine Hennis, die de bal in de lucht gooit. Concreet wil zij een verbod op hoofddoekjes van stadhuismedewerkers. In haar ogen is een hoofddoekje een religieus symbool. Het verbod moet dus ook andere religieuze symbolen gelden.

Jeanine Hennis vindt dat wij in Nederland onnodig moeilijk doen over een dergelijk verbod. Zij verwijst daarvoor naar regels die gelden in Frankrijk en zelfs Turkije. Haar voornaamste argument is gelijkheid van alle religies. “Universiteiten, scholen, ook daarover zou ik het debat willen. Maar de christelijke partijen beschouwen dat gelijk als aantasting van de vrijheid van godsdienst. Onzin.”

Ik heb over dit onderwerp wel vaker geschreven. Liefst zou ik dat niet doen. De enkele dracht van een hoofddoekje heb ik nooit beschouwd als een uiting van religie, zelfs al zijn het in onze tijd vooral de moslima’s die ze dragen. Wat de motieven zijn voor mensen om zich op een bepaalde manier te kleden dient ons volstrekt onverschillig te blijven. Werkelijke neutraliteit in onze openbare ruimte is alleen te realiseren wanneer wij iedereen – medewerkers en publiek – geheel vrij laten. Aan de intolerantie in andere landen moeten wij als Nederland geen voorbeeld nemen.

De discussie over hoofddoekjes is in hoge mate oneigenlijk. Het is niet de religie maar het culturele ongemak dat sommige mensen tegen hoofddoekjes te hoop doet lopen. Zij vinden het simpelweg aanstootgevend. Religie wordt erbij gesleept om de discussie een objectief karakter te geven. Dat is in mijn ogen de onzin die moet worden bestreden.

Wat Jeanine Hennis wil is vrijheid afdwingen door middel van kille, rigide uniformiteit. Mij dunkt is die gedachte de VVD onwaardig.

zondag 13 maart 2011

Natuur in protest




Ik heb mij in de afgelopen periode afgevraagd hoe ons nieuws er uit had gezien als de Arabische wereld niet in opstand was gekomen en in Japan geen aardbeving was geweest. Die dingen zijn dus allemaal gebeurd en zij zijn nog niet voorbij. De media hebben de gebeurtenissen omarmd, met beklemmende gretigheid, alsof zij zich voltrekken in onze eigen voortuin. Het zijn de feiten van het wereldnieuws en zij raken vele miljoenen mensen.

Maar het is lastig onder die omstandigheden bij onze eigen les te blijven. De verkiezingen van de Provinciale Staten konden ons hieraan slechts ternauwernood herinneren. Wij zijn ook snel overgegaan tot de (wan)orde van de dag, de langzaam aan gewoon geworden relletjes om niks. Een exotisch privé-diner van de majesteit en een defensieminister met een mond vol tanden omdat hij onkundig was gehouden van een interne misstand. Zijn dat inderdaad geen trivialiteiten tegenover de bewegingen en bevingen op dezelfde kleine aardbol?

Revoluties en catastrofes dwingen mensen opnieuw te beginnen. Je kan ook zeggen: zij geven hun die kans. Ondanks alle bijkomende ellende is er iets te zeggen voor een herstart met een schone lei. Soms lijkt er geen andere uitweg in een tijd waarin de regeltjes zijn uitgeput, de verbeelding zich herhaalt en inderdaad, wanneer alleen nog op het bord gekeken wordt van de Majesteit of dat allemaal wel kosjer is.

De natuur gaat haar eigen gang en ook onze menselijke natuur, soms meedogenloos, zonder aanzien van de mogelijke gevolgen. Uitbarstingen en vernielingen luchten spanningen die zijn opgekropt. Zij verplaatsen de druk ongericht naar nieuwe plekken. Het zijn de momenten die ons confronteren met de gebrekkige maakbaarheid van de geschiedenis.

Het is een tamelijk schrale gedachte, zeker voor degene die wil blijven geloven in rationele processen en verstandig beleid als de kurken van toekomende, betere tijden. Want ja, zeker uit dat oogpunt zou je snakken naar ander nieuws.

vrijdag 4 maart 2011

Van een nieuwe CDA voorzitter wordt te veel verwacht


De kandidaten

Het is in de Nederlandse politieke geschiedenis niet gebruikelijk een partijvoorzitter te associëren met het lot, de koers of de kleur van de partij. Tegelijkertijd mankeert ook de positie van ‘partijleider’ een heldere demarcatie. Pas in de afgelopen decennia is die rol gaandeweg het prerogatief geworden van de lijsttrekker van de partij in de Tweede Kamerverkiezingen. De usance is vervolgens ontstaan dat die rol aan de persoon bleef kleven ook al werd hij (een zij is het nooit geweest) – vice – premier in het daaropvolgende kabinet. In die traditie worden het gezicht en de koers van de partij dus vooral bepaald door degene die in het politieke spel de meest invloedrijke politiek positie vervult voor de partij, inclusief het leiderschap van de Tweede Kamer fractie in de oppositie.

Met hetzelfde beeld voor ogen beschouwen actieve politici, vooral de prominente politici in het parlement, hun partij meestal als een facilitair instituut, als onderdeel van hun corvee of – op z’n slechtst – als noodzakelijk kwaad. Partijorganisaties zijn kiesverenigingen en hun bestuurders moeten de politici vooral niet in de wielen rijden.

Dat de ene partijbestuurder wat meer naar buiten optreedt dan de andere, doet aan het voorgaande niet af. Eigen politieke hoogstandjes worden niet gewaardeerd, en zo is het toch bij de meeste partijen tot nu toe geweest.

De aandacht die de parade van (wel zes!) kandidaten voor het CDA-voorzitterschap nu krijgt is er vooral vanwege de opmerkelijk terughoudende positie die de meest prominente CDA-er van dit moment – Maxime Verhagen - als feitelijk boegbeeld inneemt. Zijn aarzeling valt wel te begrijpen – het CDA is een monstrum met vele gezichten, die iedere keer opnieuw met elkaar moeten worden verzoend. Hij kan ook niet op een echte verkiezing als partijleider terugvallen (Balkenende was immers lijsttrekker bij de Tweede Kamerverkiezingen).

Desondanks is het Verhagen die in het CDA de politieke boterham smeert. Het zou beter zijn voor de partij als hierover geen enkele twijfel bestaat. Een partijvoorzitter mag hem hierin geen voetzoekers bezorgen. Ik ben geen CDA-lid, maar als ik zou moeten kiezen zou mijn voorkeur uitgaan naar de meest kleurloze kandidaat met een bewezen kwaliteit als procesbegeleider. Hoger zou de lat niet moeten worden gelegd.

woensdag 2 maart 2011

Troostprijs voor de oppositie


D66 leider Pechtold


Waar ik in mijn eerdere blog vond dat de statenverkiezingen zonder betekenis waren, geldt dat toch niet voor de uitslag. Ik verbind hieraan twee gevolgtrekkingen. De eerste is vooral een aansporing in de richting van de oppositiepartijen; de tweede heeft betrekking op het verschijnsel ‘links’.

De nipt gemankeerde meerderheid van het kabinet in de Eerste Kamer maakt, zoals voormalig VVD-leider Hans Wiegel eerder deze week aangaf, van het kabinet een “normaal” minderheidskabinet. De VVD-CDA (PVV) coalitie zal de Eerste Kamer steeds de steun nodig hebben van andere partijen. Omgekeerd is het dus zaak voor die andere partijen zich op de gevraagde medewerking in te stellen. De Eerste Kamer kan alleen ja of nee zeggen en heeft dus geen mogelijkheden tot partiële bijsturing. Dat kan alleen als men al in een eerder stadium afstemt met de fracties in de Tweede Kamer. Oppositie voeren betekent onder deze omstandigheden dus gericht, constructief invloed uitoefenen. Dat is een mooie kans voor de desbetreffende partijen om het niet te laten bij enkel protest tegen dit kabinet.

Maar met de eenheid van “links” lijkt het mij nu wel gedaan, als daarvan al werkelijk sprake was. Ik ben zelf wel tevreden met de uitslag van D66: een duidelijk signaal dat het politieke midden nog steeds levensvatbaar is. En ik neem aan dat D66 leider Pechtold het ook zo opvat. Hij kan het meest invloed uitoefenen op het kabinetsbeleid naar mate hij meer afstand houdt vooral van Roemer en Cohen. Wanneer Jolande Sap verstandig is, doet zij hetzelfde.

De PVV verliest met deze verhoudingen een stukje van het veroverde machtsdomein. Daarmee komt de Nederlandse politiek in een meer evenwichtig vaarwater. Het is natuurlijk nog de vraag hoe de nieuwe Eerste Kamer haar politieke rol straks gaat invullen. Duidelijk is wel dat dit instituut zich in de komende periode mag verheugen in grotere (media-)belangstelling dan ooit tevoren. Het is erop of eronder: de kans voor onze Senatoren om te bewijzen dat zij er niet voor niets zijn.