Drie leden van het vorige kabinet, Balkenende, Bos en Eurlings, hebben hun politieke mantel in de kast gehangen en zijn overgegaan naar flinke posities daarbuiten; posities waarin zij moeten denken en handelen vanuit hun deskundigheid en objectiviteit en niet vanuit politieke opportuniteit. Zij doen dit ieder op het terrein waarop zij als bewindsman actief waren en zware verantwoordelijkheden droegen. Men kan zich in gemoede afvragen of dit daadwerkelijk mogelijk is.
Dezer dagen heeft Balkenende als hoogleraar in Rotterdam zijn oratie gehouden. Direct vatte hij daarin de koe bij de hoorns. Zijn betoog raakt het hart van de Europese actualiteit maar ook van zijn periode als mederegent in de Brusselse geschiedenis van financieel-economische crisisbeheersing. Kritische tegenspraak levert zijn beschouwing niet op. Als Europa een prominente rol wil spelen in deze wereld, zal men strakke afspraken moeten maken, zegt hij in navolging van hemzelf.
Datzelfde wetenschappelijk nogal kleurloze beeld roept zijn beschouwing op over de verantwoordelijkheid van de overheid versus die van bedrijven. Heel veel verder dan de dooddoeners die de politiek hierover debiteert komt hij niet. “Een te exclusieve oriëntatie op sturing door de overheid leidt tot schijnzekerheden en tot bestuurlijke, maatschappelijke en financiële scheefgroei. En het functioneren van overheidsorganisaties is lang niet altijd doeltreffend en doelmatig.” Men kan het daarmee makkelijk eens zijn, maar opmerkelijk kan zijn observatie moeilijk worden gevonden. Het gaat erom, zeker in de wetenschap, op welke wijze en vanuit welke optiek overheid en particuliere sectoren kunnen komen tot hernieuwde taakafbakening. Dat vraagt flinke abstractie. Hoe kan de ex-premier die abstractie bereiken zonder voortdurend tegen het dilemma op te lopen dat hij zijn eigen optreden beoordeelt als bewindsman?
Heel eerlijk gezegd geloof ik niet in de objectiviteit en afstandelijkheid van prominente ex-politici in hun eigen voormalige politieke domein. Dit is in deze fase van zijn loopbaan zelfs voor Ernst Hirsch Ballin, die ook als minister van Justitie meer staatsgeleerde was dan politicus, een flinke uitdaging, laat staan voor Balkenende of Bos. Iedere student of toehoorder zal in colleges of werkgroepen steeds met de onbeantwoorde vraag achterblijven of zijn docent (of adviseur) in feite zijn eigen beleid aan het goedpraten is en meer begaan is met diens lot in de geschiedenis dan met de lessen die van het optreden van politici daadwerkelijk kunnen worden getrokken.
Dezer dagen heeft Balkenende als hoogleraar in Rotterdam zijn oratie gehouden. Direct vatte hij daarin de koe bij de hoorns. Zijn betoog raakt het hart van de Europese actualiteit maar ook van zijn periode als mederegent in de Brusselse geschiedenis van financieel-economische crisisbeheersing. Kritische tegenspraak levert zijn beschouwing niet op. Als Europa een prominente rol wil spelen in deze wereld, zal men strakke afspraken moeten maken, zegt hij in navolging van hemzelf.
Datzelfde wetenschappelijk nogal kleurloze beeld roept zijn beschouwing op over de verantwoordelijkheid van de overheid versus die van bedrijven. Heel veel verder dan de dooddoeners die de politiek hierover debiteert komt hij niet. “Een te exclusieve oriëntatie op sturing door de overheid leidt tot schijnzekerheden en tot bestuurlijke, maatschappelijke en financiële scheefgroei. En het functioneren van overheidsorganisaties is lang niet altijd doeltreffend en doelmatig.” Men kan het daarmee makkelijk eens zijn, maar opmerkelijk kan zijn observatie moeilijk worden gevonden. Het gaat erom, zeker in de wetenschap, op welke wijze en vanuit welke optiek overheid en particuliere sectoren kunnen komen tot hernieuwde taakafbakening. Dat vraagt flinke abstractie. Hoe kan de ex-premier die abstractie bereiken zonder voortdurend tegen het dilemma op te lopen dat hij zijn eigen optreden beoordeelt als bewindsman?
Heel eerlijk gezegd geloof ik niet in de objectiviteit en afstandelijkheid van prominente ex-politici in hun eigen voormalige politieke domein. Dit is in deze fase van zijn loopbaan zelfs voor Ernst Hirsch Ballin, die ook als minister van Justitie meer staatsgeleerde was dan politicus, een flinke uitdaging, laat staan voor Balkenende of Bos. Iedere student of toehoorder zal in colleges of werkgroepen steeds met de onbeantwoorde vraag achterblijven of zijn docent (of adviseur) in feite zijn eigen beleid aan het goedpraten is en meer begaan is met diens lot in de geschiedenis dan met de lessen die van het optreden van politici daadwerkelijk kunnen worden getrokken.
Goed verhaal. En het levert de vraag op waarom Rotterdam Balkenende wil hebben als hoogleraar? Alleen vanwege de kontakten met 'Den Haag' lijkt me iets te plat. Vanwege zijn kennis achter de schermen van het politieke bedrijf die hij gaandeweg toch gaat prijsgeven?
BeantwoordenVerwijderen