donderdag 5 oktober 2017

DE LAATSTE RIT VAN PREMIER RUTTE



Voor het zomerreces ontviel mij de verzuchting dat een kabinet in de maak is dat niemand wil. Helaas kan ik ook nu niets anders zeggen. Als partijen er zo lang over doen, zonder merkbaar wapengekletter, kan het niet anders dan dat een wangedrocht geproduceerd wordt waarin niemand meer trek heeft. De formatieduur lijkt mij recht evenredig met het gebrek aan werkelijke verbeelding bij alle betrokkenen.

De coalitie die nu op het punt staat de regeringstaken op zich te nemen is ontstaan omdat tussen de partijen in de Tweede Kamer geen andere meerderheid te maken was. Maar dat is een subjectieve realiteit, een enkele momentopname, die met het verloop van tijd zomaar verwisseld kan worden voor een andere.

Rutte zal alsnog de prijs betalen van de scheve situatie die ontstond na de formatie van zijn (nog werkende, demissionaire) kabinet met de PvdA. Een kabinet dat met flinke schaafwonden de eindstreep haalt.  Schaafwonden die rechtstreeks de VVD betreffen, maar die ook doorwerken in de toekomstige verhoudingen met de PvdA. Beide partijen zijn gedwongen flink afstand van elkaar te nemen, want alleen dan kan opnieuw duidelijk worden wat eigenlijk de verschillen zijn. Maar datzelfde zal ook doorwerken in de verhouding met andere partijen, waaronder D66. De deelname aan deze nieuwe coalitie is wat die partij aangaat vooral toe te schrijven aan de persoonlijke ambities van Pechtold, niet aan enig resterend kroonjuweel dat zij met regeringsdeelname alsnog kan verzilveren. Vroeg of laat zal voor iedereen duidelijk zijn dat D66 niets anders te bieden heeft dan zetelsteun te leveren aan het kabinet van de VVD. Hoe lang wil men dat binnen de partij en bij haar aanhang slikken?

Meer in het algemeen zal spoedig blijken hoe groot de afstand is tussen de mentale gesteldheid van deze coalitie en die van een belangrijk deel van het electoraat, met name de jongste generaties. Het nieuwe kabinet zal druipen van benauwd gereformeerd conservatisme (het CDA van Buma en de ChristenUnie). We zullen worden geconfronteerd met nieuwe morele bemoeizucht, hoe goedbedoeld ook (maar ook daarom des te meer onwenselijk); doorbraken op het gebied van welvaartsverdeling, sociale zekerheid, klimaat en onderwijs zullen uitblijven; en het politiek bedrijf zal iedere glans verliezen door het voortgaande compromissenbeleid dat nodig is om de coalitie in stand te houden.

Niets daarvan vervult mij met enige warmte of belangstelling voor een kabinet dat vermoedelijk de geschiedenis in zal gaan als de (hopelijk korte) nageboorte van de politieke carrière van Mark Rutte.

Al in juli viel ik bij de gedachte aan deze coalitie zowat in slaap. Nu zou ik zeggen: maak mij pas wakker als Rutte III gevallen is. Mijn inschatting is dat dit niet meer dan een jaar gaat duren. De daaropvolgende vervroegde verkiezingen zullen pas gaan over de echte keuzes die wij als Nederland moeten maken (*).

---------------------------------------------

(*) Mijn voornaamste inspiratiebron hiervoor is de geschiedenis van het kabinet Biesheuvel, 1971 – 1972, tussen de partijen die nu het CDA vormen, de VVD en DS’70, een partij met sterke gelijkenissen met D66. De vervroegde verkiezingen van 1972 gaven nieuwe – aanzienlijke – duidelijkheid in de Nederlandse politiek.

dinsdag 11 juli 2017

HET KABINET WAAROVER NU GESPROKEN WORDT WIL NIEMAND



Zelden is een kabinetsformatie voor het publiek meer slaapverwekkend geweest dan nu. En zelden is de tegenzin bij partijen zo zichtbaar geweest, in elk geval bij de partij die nog onlangs het ‘onwenselijk’ erover uitsprak. Maar voor het overige heeft de gemiddelde burger geen idee welk gebroed nu onder leiding van voormalig VVD-minister Zalm op tafel ligt. Opmerkelijk is ook hoe weinig nieuwsgierigheid de journalistiek toont naar de thema’s en standpunten die tussen de vier partijen worden uitgewisseld.

Wij gapen bij voorbaat. Zo voelt het. Laat het kabinet dat in de steigers staat liefst gauw voorbijgaan, imploderen wegens het eigen gebrek aan gewicht. De helft plus één  gaat in de woelige tijd waarin wij leven niet werken. Er is slechts een handjevol opstandelingen voor nodig om de stop eruit te trekken.

Die opstandelingen zullen naar redelijke berekening in de eerste plaats uit D66-kring moeten komen. Mij dunkt dat vooral de jongere garde uit die kring met lange tanden het zielloze tafereel in en rond het Binnenhof gadeslaat, zielloos in elk geval in de ogen van het publiek (voor zover van gadeslaan überhaupt sprake kan zijn).

Zoals het proces zich nu voltrekt lijkt het alsof iedere urgentie aan belangrijke thema’s ontvallen is, thema’s waarover zeker D66 zich in aanloop van de verkiezingen toch druk gemaakt heeft: onderwijs, klimaat, gelijke kansen. Thema’s waarmee je onder leiding van de VVD en samen met het CDA – laat staan de CU – geen meter opschiet.

Het valt zeer te betreuren dat D66-leider Pechtold in de aanloop van de gesprekken met de Christenunie zijn speren vooral heeft gericht op immateriële kwesties (wat schieten wij nu op met de zinloze en ethisch zeer dubieuze vertoning rond het onderwerp ‘voltooid leven’) en niet veel nadrukkelijker zijn punten maakte juist over klimaat en meer middelen voor onderwijs. Wat had D66 niet kunnen bereiken met Groenlinks? Was er werkelijk geen mogelijkheid met die partij bruggen te slaan?

vrijdag 7 juli 2017

EUROPA VOORUIT (L’EUROPE EN MARCHE!)



Is er een weg naar een ‘lichte’ naast een ‘zware’ EU?

Met de verkiezing van de nieuwe Franse president Macron, een ware Sunny Boy,  is er voor het eerst sinds lange tijd de hoop van een voortvarend leiderschap in het hart van Europa. Maar welk hart precies, en – als het erop aankomt – van welk Europa?  Sinds het begin van de jaren vijftig zijn verschillende concepties van Europa ontstaan die de hoedanigheid van Europa in onze tijd sterk ongewis hebben gemaakt.


Er zijn ten minste drie gestaltes – of verdragssferen - van Europa (zie afbeelding), die bij nadere beschouwing een lappendeken vormen, vervuld van grote tegenstrijdigheden en niet opgeloste conflicten, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten, welvaart en gelijke kansen (Hongarije, Griekenland), rechtstaat en democratie (Rusland, Hongarije, Turkije). Het gaat ook om landen die wij als westers Europees burger met geen mogelijkheid ‘Europees’ kunnen noemen.

Hoe anders is dit ‘Europa’ van het Europa van vóór 1914? Ik heb hierover een persoonlijk getuigenis van mijn eigen grootmoeder, die Amerikaanse was, en die rond 1911 voor het eerst, als jonge getrouwde vrouw, met dat Europa kennismaakte. Zij herinnerde zich een Europa van grote gemeenschappelijkheid, van Londen naar Wenen, van Amsterdam naar Moskou..ja, zelfs tot in Istanbul. Moderne treinverbindingen – waaronder de Oriëntexpres - speelden hierin een belangrijke rol.

In de nasleep van WO I werden de eerste breuklijnen getrokken die nadien nooit werkelijk geheeld zijn. Het was vooral die oorlog – en veel minder WO II - die ons continent politiek en cultureel verdeelde. En wat is dan nu, honderd jaar later, in deze tijd, ‘ons’ Europa? Ik vrees dat op deze vraag even zoveel antwoorden kunnen worden gegeven als ons continent inwoners kent. Dit is wel bijzonder ironisch omdat wij juist in onze tijd beschikken over ongekende nieuwe verbindingen. *)

Na WO II is er een andere prominente eenheid ontstaan, of ten minste het besef dat wij daartoe behoren, namelijk dat van de Westerse wereld. Europa plus Amerika, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Alle het product van de Europese blanke mens. Wij willen in onze tijd vooral dààr toe behoren. Maar hier wringt zich onmiddellijk een schoen. Amerikanen zien ‘westers’ vooral Angelsaksisch, en dat geldt niet minder voor de Britten, die dit bovendien nog eens hebben onderstreept door hun eigen breuklijn te trekken met het Europa van de EU. “Westers” zijn wij met elkaar misschien nog in de NAVO, maar daarvan is ook Turkije lid, dat westers noch Europees is, ja met de dag minder.

Landen zoals Nederland (de Benelux), Denemarken en – merkwaardig genoeg – ook Ierland worden nu door toedoen van Engeland en met het sterk eigengereide Amerika van Donald Trump teruggeworpen op een zuiver continentaal Europa, een toneel waarmee zij zich in de geschiedenis altijd enigszins ongemakkelijk hebben gevoeld, met name door het (dominante) optreden van Frankrijk en Duitsland. Beide landen spelen opnieuw – of nog steeds – een sleutelrol in de voortgang van die geschiedenis.

Het wegvallen van de hegemonie van de (voormalige) Sovjet-Unie in het oostelijk deel van Europa heeft weliswaar geleid tot nieuwe Europese verbondenheid, maar ook in dit opzicht is sprake van ambivalente en schuivende loyaliteiten. De inwoners van de Baltische staten, die zich ogenschijnlijk dapper in het Europa van de EU én van de euro hebben gestort, zijn niet volop, van harte, Europees en dit wordt met de huidige generatiewisseling ternauwernood anders, of het zijn talloze jongeren die hun heil elders, in West Europa, zoeken en zich om hun eigen land niet meer bekommeren.

Stelselmatige immigratie vanuit niet-westerse landen voegde een nieuw aspect toe aan de – sociale, politieke en culturele – lappendeken die Europa, zoals aangegeven, uit zichzelf al is. Van alle ongemakken zijn de gevolgen hiervan voor velen nog het moeilijkst te verteren. Anders dan bij immigratiegolven in vroeger eeuwen (die natuurlijk hoofdzakelijk uit Europa zelf kwamen) is sprake van een hardnekkige stagnatie in de sociale en culturele absorptie (assimilatie) van de betrokken – met name Turkse en Marokkaanse – bevolkingsgroepen.  Internationale ontwikkelingen, inclusief de herleving van religieus fanatisme, trekken diepe scheuren in onze gemeenschappen. Zij voeden een wederkerig mentaal isolement van sexisme, fanatisme, racisme, met toenemende agressiviteit en zelfs ernstige gewelddadigheid. Hoe maken wij hiervan alsnog een Europa met minimaal gedeelde waarden? (**)

Maak de eurozone een krachtige regio (“harde EU”)

Het Europa van de euro raakt ons dagelijks en is voor Nederlanders het meest cruciaal op dit moment. Klapt de euro-economie, dan houdt voor ons alles op. Tussen de eurolanden is het daarom zaak de losse rafels snel aan te pakken. We moeten sterker met elkaar verbonden worden. Niet met nog meer regels en sancties maar in onze intrinsieke euroverbondenheid. Te veel overheersen de rekenmeesters van de Europese Centrale Bank, zonder samenbindend gezag en zonder gedeelde visie op onze rol als ‘eurogroep’ in het krachtenspel van de wereldeconomie. Dat hieraan tevens een sterker democratisch element gekoppeld dient te worden in de vorm van een euro-parlement (als aparte sectie van het EU parlement), lijdt bij mij geen twijfel. Ook lijkt het mij logisch dat dit gepaard gaat met een versterkte publieke c.q. parlementaire verantwoordingsplicht van de raad van ministers van de eurolanden. De verworvenheden van de huidige EU dienen voor de eurolanden onverkort gehandhaafd te blijven. Voorlopig wordt – in deze opzet - de eurozone niet uitgebreid (zie de met groen aangeduide landen) en wordt alles in het werk gesteld om Griekenland er bij te houden.

Essentieel is dat de landen van de Europese muntunie gezamenlijke ambities formuleren ten aanzien van de belangrijkste opgaven in onze tijd: klimaat, energie, migratie en bevolkingsontwikkeling, sociaal en fiscaal beleid, en dat zij die ambities voortvarend uitdragen in de grotere wereldgemeenschap.

Saneer de huidige – grote – EU tot een sobere (“zachte”) Europese (markt-)gemeenschap

Reeds enige tijd staat deregulering hoog op de agenda van de EU, maar het is een uitzonderlijk taai proces met tal van belangenconflicten. De gedachte aan een ‘zachte’ EU (minder regels c.q. verplichtingen) is intussen actueel geworden in de discussies rond de Brexit, al heeft deze in veler ogen vooral de geur van “niet de lasten, wel de lusten”.  Dit is natuurlijk geen redelijk uitgangspunt. Lusten en lasten dienen over het geheel genomen steeds in evenwicht te zijn. Veeleer zou dienen te worden gekeken naar de condities en voorzieningen die thans gelden voor landen met een associatieverdrag met de EU (w.o. Noorwegen, Servië). Welke aanvullende voorzieningen zijn dan nodig voor een minimaal toereikend lidmaatschap van de EU? En zou dit een EU kunnen zijn waarvan ook Engeland lid wil blijven?

Ik werp dit alles enkel  op bij wijze van gedachte-exercitie: een sterk afgeslankte  - of sterk versoberde – ‘grote EU’, en een kleine kern: de ‘harde EU’ van de muntunie. Om Europa sterk te maken moeten wij misschien een stapje terug en naar voren tegelijk. Dat is de achterliggende overweging.

Onze identiteit als Europeanen

Maar al deze denkbare herschikkingen in schaal en verantwoordelijkheid van de samenwerking in Europa laten de vraag naar het diepere wezen van Europa en dus ook van onszelf als Europeaan onbeantwoord. Deze vraag is eens te meer pertinent in een tijd waarin populistisch nationalisme sterk overheerst in het publieke (media)geluid en waarop tot nu geen overtuigend – dat wil zeggen: beslissend – weerwoord is gegeven. Zeker zijn verwijzingen naar het verleden, twee Wereld-oorlogen of meer in het algemeen de geschiedenis van rivaliteit en conflict tussen de grotere Europese mogendheden van destijds geen zinvolle respons.  Jongere generaties hebben hiervan geen levende voorstelling en verlangen – in mijn ogen terecht – een antwoord dat gericht is op – en inspiratie biedt voor - hun toekomst.

Want is immers voor onze identiteit als Europeaan zo’n land als Griekenland (de Grieken als volk) niet verschrikkelijk wezenlijk. Dat is toch meer dan alleen geschiedenis? ***)

En geldt dit niet eveneens voor Amerika en Canada? Dus ook voor Engeland? We moeten ons werkelijk afvragen of wij Engeland op deze manier uit Europa mogen laten stappen. Misschien hebben juist wij als continentaal Europa de verantwoordelijkheid om de brug naar Engeland terug te slaan. Op dezelfde manier zou Europa ook naar Amerika – het Amerika van Donald Trump – de hand reiken: kunnen wij Trump helpen? Of Putin met zijn Rusland?

Het lijkt mij vervolgens dat wij in de ‘grote’ EU meer doelgericht kunnen werken aan onze identiteit, dat wil zeggen de waarden die de EU vertegenwoordigt ten aanzien van thema’s zoals duurzaamheid, (religieuze) vrijheid en tolerantie, samenwerking en vriendschap (inclusief conflictbeheersing), en niet te vergeten veiligheid. De EU dient ook een defensie-unie te zijn, zo nodig met het gelijktijdig relativeren van de betrekkingen in de NAVO. Heel concreet: ja, we moeten meer offers brengen voor onze militaire capaciteit en paraatheid, maar niet per se ter bevrediging van de verlangens van de VS.

De aanhoudende stroom vluchtelingen aan de zuidflank van Europa is de meest actuele – en dringende – testcase in deze tijd voor wie wij zijn als Europeanen. De aarzelende reactie van verschillende EU-lidstaten op het verzoek van Italië om hulp bij het opvangen of kanaliseren van vele duizenden migranten stemt in dit verband niet tot optimisme. Los hiervan zal hert vooral gaan om de bijdrage die de EU-landen bereid zijn te leven aan de verbetering van de omstandigheden in (noord-) Afrika.

De positie van Nederland

Wij hebben als Nederland in Europees verband en ook daarbuiten unieke mogelijkheden om nieuwe bruggen te slaan. Dat vraag evengoed een ambitieuze, grensverleggende opstelling. Het is daarom te hopen dat het komende politieke seizoen, met een nieuw kabinet, hieraan een flinke impuls geeft.

Voetnoten

*) Zie mijn verhaal over de moderne telecommunicatie:  We communiceren meer maar we maken ook vaker ruzie


***) Stellig is voor mij Griekenland ook toekomst, al was het omdat mijn kleinzoon een half-Griekse vader heeft. 

woensdag 7 juni 2017

DE GESCHIEDENIS IS TERUG, MET GROTE HEFTIGHEID




Na meer dan 25 jaar zijn wij wel zeer ver weg van de victorie van het westers democratisch liberalisme, zoals destijds verwoord door Francis Fukuyama in zijn “The End of History”. Wie zich toen nog zorgen kon maken over de grenzeloze saaiheid van een wereld waarin alle klassieke strijdbijlen zijn begraven, heeft vandaag misschien aanleiding juist daarnaar dringend te verlangen. Dit neemt niet weg dat na de eeuwwisseling sprake is geweest van een uitgesproken stagnatie van de geschiedenis, een situatie waarin niet saaiheid maar vooral onmacht overheerste. Het is de stagnatie die op 9 september 2001 met harde klappen werd ingeluid bij de inslag van twee passagiersvliegtuigen in de Twin Towers in New York. Sindsdien leven wij in een voortdurende dubbele gijzeling: de dreiging (en realiteit) van hernieuwde terroristische aanslagen en de bijna draconische veiligheidsmaatregelen die wereldwijd op nagenoeg alle fronten onze traditionele burgerlijke vrijheden hebben ingeperkt. Vanaf de in 2001 door de VS onder Bush jr. aangevoerde “War on Terror” onttrekken astronomische geldbedragen zoveel ruimte aan de wereldeconomie dat investeringen in essentiële ontwikkelingen zoals schone energie en klimaat-beheersing niet of onvoldoende plaatsvinden.

De schade van het afgelopen decennium is natuurlijk vele malen groter, en het is mede onder invloed hiervan dat wereldwijd krachten zijn losgebroken die ons voor het eerst in lange tijd in toenemende onzekerheid brengen over de – ongekende – vrede en welstand waarin wij na de Tweede Wereldoorlog, althans in onze wereld, leven. Ja, inderdaad, de geschiedenis is weer in beweging gekomen, met getrokken zwaard. In onze onmacht vrede te sluiten met oude (en nieuwe) vijanden staart ons tevens het spiegelbeeld aan van de toestand direct na de Eerste Wereldoorlog (1919), toen de westerse wereld nog in staat was om alles en iedereen, ook in het Midden-Oosten, aan haar belangen ondergeschikt te maken.

De meest opmerkelijke wending is dat nu juist in onze eigen wereld, ondanks toenemende dreigingen van buitenaf, het tapijt van vaste zekerheden van binnenuit onder ons vandaan wordt getrokken. Dit geldt zowel het Britse verlangen zich los te maken van de EU als de verkiezing in Amerika van een sterk ‘eigentümliche’ president, die niets liever lijkt te verlangen dan Amerika terug te brengen naar de staat van isolationisme waarin het vóór 1918 verkeerde. Nooit eerder heeft dit land, dat als geen ander heeft bijgedragen aan - en ook de vruchten plukte van – de wereldwijde materiële welvaartsontwikkeling, zich zo faliekant tegenover zijn bondgenoten geplaatst als nu bij het terugtrekken uit het klimaatakkoord van Parijs.

Men kan een hele reeks van actuele gebeurtenissen of situaties aanwijzen met een sterke historische lading. Deze variëren van de hernieuwde spanningen tussen China en de Aziatische landen, waaronder Japan, over de doorvaart in de Zuid-Chinese Zee tot de desastreuze verhoudingen in het Midden-Oosten, de ongewisse positie van Rusland en – niet te vergeten – de wankele eenheid binnen de EU, niet alleen door Brexit maar ook door de ambivalente verhoudingen met de voormalige Oostblok-landen.

Dit alles vindt plaats terwijl gelijktijdig massieve mondiale vraagstukken dringen om een eensgezind antwoord van alle (genoemde) landen: klimaatverandering, grondstoffenschaarste, overbevolking, toenemende welvaartsverschillen etc. en alles wat ons in het kielzog hiervan overspoelt, niet in de laatste plaats de aanzwellende stroom vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afrika. Het is een uitgesproken ironie dat een periode die werd ingeluid met de val een muur (Berlijn, 1989) nu wordt vervolgd met een tijdperk waarin alom nieuwe muren – dreigen te - worden opgetrokken. Ironisch vooral ook omdat mensen dankzij de moderne communicatiemiddelen wereldwijd meer dan ooit met elkaar verbonden zijn geraakt.

Maar nog leven wij niet daadwerkelijk in een nieuw tijdperk. Hoe kan het ook, wanneer alles wat ons in de afgelopen eeuw achtervolgde nog steeds, of opnieuw, met grote heftigheid, op onze deuren bonkt. Meer dan ooit moeten wij de rafels van de geschiedenis onder ogen zien. Minder dan ooit kunnen wij gerust zijn over het vervolg.



zaterdag 3 juni 2017

MIJN OPEN BRIEF AAN ALLE AMERIKANEN


YOUR PRESIDENT HAD ALL RIGHTS AND OPPORTUNITY TO RAISE HIS POINTS, HIS OBJECTIONS OR DOUBTS.

I think he should still be given this opportunity. The participant nations in the Paris Climate Agreement should preferably take the initiative soon. The should cordially invite the US president to clarify his case, and perhaps offer help in overcoming severe obstacles.

I am expressing this from my deepest personal – family – roots in the history of the American people. And in a sense, given that ancestry, I am American too, even as a 100% Dutchman.

All of us – in the United States and Europe – share this fundamental history, and the values that went with it. It would truly be a shock to us all if we cannot share one of the greatest challenges in human history, the preservation of the livelihood of our planet.

zondag 14 mei 2017

WE COMMUNICEREN MEER, MAAR WE MAKEN OOK VAKER RUZIE


Wie gehoopt had dat sociale media de wereldvrede zouden brengen, komt bedrogen uit

De wereld van telecommunicatie, internet en sociale media heeft mensen niet alleen tot elkaar gebracht, zij heeft ook de tegenstellingen meer manifest gemaakt. In beide dimensies is sprake van versterking. De neiging van de media (nieuwsmedia, televisie) deze ontwikkeling nog eens extra te belichten en uit te vergroten – met name de ruzies en de botsingen – leidt ertoe dat wij ons in eigen leven dagelijks worden geconfronteerd met lawaaiige conflictstof vanuit vrijwel alle werelddelen.


Vroeger (zonder internet)

In mijn eigen wereld beschouw ik het als een gulden regel dat je emoties en verschillen van opvatting face to face bespreekt, en niet via Facebook of e-mails. De non-verbale aspecten van communicatie zijn immers even essentieel als de letterlijke woorden die wij uitspreken. Liefst bewaar je op internet zoveel mogelijk de lieve vrede. In werkelijk echter doen velen,inderdaad wereldwijd,  juist het tegenovergestelde. De grootste plaag is misschien wel het feit dat mensen zich maar al te graag verschuilen achter het masker van hun anonimiteit om anderen, meestal een hele categorie of groep, te  beledigen. En hoe vaak gebruiken bepaalde mensen het internet niet om hun gramschap te spuien over zowat alles in hun leven?


Nu (met internet)

Zo bezien heeft het internet een ware doos van Pandora geopend met onze slechtste eigenschappenen grootste kwetsbaarheden. Spanningsvelden en tegenstellingen die er al zijn, met name de talloze etnische en religieuze kwesties in en buiten eigen land, dringen zich hierdoor extra lawaaiig en – helaas ook- gewelddadig in onze privésfeer.

De meeste commentaren waren het erover eens dat het volksoproer dat enkele jaren geleden leidde tot de zg. ‘Arabische Lente’(Libië, Egypte) niet zou zijn ontstaan zonder de sociale media. Het is een voorbeeld van de mogelijkheden die het internet biedt om hele bewegingen op gang te brengen, ten goede en helaas ook ten kwade. Niet voor niets  is cyber security een van de meest dringende kwesties van deze tijd (nu zelfs met gijzel software).

Kan het tij nog worden gekeerd? Het lijkt een naïeve vraag, zeker nu zelfs wereldleiders er niet van terugschrikken om het vuur van tegenstellingen via Twitter of enig ander medium aan te wakkeren. Desondanks zou ik mij er niet bij willen neerleggen dat het internet hoofdzakelijk het speelveld zou zijn van haatzaaiers en ruziezoekers. Ten minste is er toch ook de tegenkracht van de gestaag  toenemende verbondenheid, wereldwijd, van mensen, jonge mensen vooral, die van al die tegenstellingen en conflicten niets moeten hebben.

Het zou goed zijn als de media, of eventueel de overheden, aan die ontwikkeling minstens evenveel aandacht schenken als aan al het (media-)kabaal dat ons vandaag splijt.

vrijdag 5 mei 2017

NAAR EEN (BASIS-)WELVAARTSTOESLAG VOOR IEDEREEN



Opnieuw broeit de discussie over het invoeren van een basisinkomen. Amerikaanse topmannen en zelfs de pas gekozen Franse president Macron zijn er voorstander van, zo meldt de NRC (Een basisinkomen voor iedereen, werkt dat?).

Ik pleit al meer dan dertig jaar voor een sociaal (fiscaal) stelsel waarin iedereen deelt in de welvaartstoename. De cumulatie van mechanisering, automatisering en robotisering heeft inmiddels een stadium bereikt waarin een blijvende ongenuanceerde koppeling tussen arbeid en individuele inkomensvorming niet langer houdbaar is. Zonder aanpassing hiervan zal verdere innovatie op dit gebied leiden tot toenemende maatschappelijke spanningen. Deze worden nog eens extra aangewakkerd onder invloed van de steeds toenemende kloof tussen arm en rijk.

Fundamentele ingrepen zijn onontkoombaar. Belangrijkste voorwaarde is dat dit gebeurt in een duurzaam en gebalanceerd stelsel met voldoende prikkels voor bedrijven en kapitaalverschaffers om te blijven investeren in vernieuwing en efficiencyverbetering (inclusief robotisering) maar evengoed voor medewerkers om hieraan zonder voorbehoud met hun vernuft en verbeeldingskracht bij te dragen.

Zo’n stelsel heeft onvermijdelijk meerdere componenten. Men kan niet volstaan met een enkele maatregel, zoals het invoeren van een algemeen (gedeeltelijk) basisinkomen, zonder gelijktijdige veranderingen in het belastingstelsel en in het stelsel van de sociale zekerheid. Dat hiermee tevens een hoge drempel ontstaat om tot zo’n herziening te komen is even onontkoombaar. Mijn gedachte echter is dat wij vroeg of laat hiertoe gedwongen zullen worden, en dat dit beter met zorgvuldig beleid kan geschieden dan met een ontwrichtende revolutie.

Wat zijn de componenten van zo’n fundamentele stelselherziening?
  • Invoering van een (basis-)welvaartstoeslag van (ca.) 600 euro per maand voor alle ingezetenen met de Nederlandse nationaliteit vanaf 21 jaar
  • Verhoging van de belastingvrije voet tot ca. 20.000 euro per jaar
  • Afschaffing minimumloon
  • Als startvoorwaarde: generieke verlaging van de brutolonen, zodanig dat het netto-inkomen van werknemers bij invoering (nagenoeg) gelijk blijft
  • Afschaffing sociale werkgeverslasten
  • Doorvoering van belastingverhogingen voor ondernemingen naar evenredigheid van de winst per arbeidsplaats.

Ter toelichting het volgende.

De term welvaartstoeslag is hier doelbewust gebruikt. Het leidt tot een zekere afstand van de meer gangbare term ‘basisinkomen’. Hieraan kleven verschillende hardnekkige misverstanden. Het belangrijkste misverstand is de gedachte dat een basisinkomen moet voorzien in minimale bestaansvoorwaarden. Die gedachte is niet alleen onbetaalbaar, maar zij gaat ook voorbij aan de primaire grondslag van het hier geformuleerde voorstel: een toeslag gebaseerd op zuiver macro-economische gronden, namelijk dat deel van het nationaal inkomen dat wordt gegenereerd zonder menselijke arbeid. In die zin gaat het om een forfaitair bedrag, dat eventueel op een lager startniveau kan worden bepaald.

Een welvaartstoeslag is geen bijstand. Zij wordt automatisch toegekend, ongeacht feitelijk (overig) inkomen. Aanvullende bijstand kan in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn, al is het verdere pakket gericht op een meer dynamische arbeidsmarkt die eerder werk schept dan werk vernietigt (zij het tegen gemiddeld lagere brutolonen).

De welvaartstoeslag wordt geheel gefinancierd uit de opbrengsten van de (aanzienlijk verhoogde) winstbelasting. Hiertegenover staat een minstens even aanzienlijke verlaging van de huidige sociale lasten.

Voor bedrijven ontstaan nieuwe afwegingsfactoren in de voortgaande automatisering en robotisering van bedrijfsprocessen: vooral wanneer deze leiden tot substantieel hogere netto-rendementen blijft deze ontwikkeling aantrekkelijk. Wanneer zij slechts marginaal hogere rendementen oplevert zal voorkeur worden gegeven aan handhaving van de betrokken arbeidsplaatsen.

Ten slotte:

Het voorgaande biedt enkel een grove schets. Van wezenlijke betekenis zijn de structurele herschikking in de opbouw en bestemming van kapitaalopbrengsten en de hiermee te bereiken maatschappelijke effecten. In de tweede plaats gaat het om vergroting (verruiming) van de arbeidsmarktdynamiek, zodanig dat meer kansen ontstaan voor brede arbeidsparticipatie.

In onze tijd staan wij voor ongekende veranderingen met ingrijpende gevolgen voor iedereen, of wij iets doen of niet. Maar het kind van innovatie (robotisering en verdere efficiency- en kwaliteitsverbetering) mag niet weggegooid worden met het badwater van onze angsten. Het is niet anders dan in de tijd vlak voor de Franse revolutie. Wie enkel brood wil toewerpen als troost voor de schreeuwende ongelijkheid, wacht een brute en ruïneuze afrekening. Zo ver kan het beter niet komen.

zaterdag 18 maart 2017

DE WERELD SNAKT NAAR SOCIAALDEMOCRATIE



Ik heb enige tijd overwogen PvdA te stemmen, en ik vond Ascher een verbetering ten opzichte van Samson, al was die wisseling volgens mij niet echt nodig. Tweestrijd in de PvdA, zo vlak voor de verkiezingen? Jongens waarom? Het is net zoiets als Lubbers die in 1994 zei niet op de lijsttrekker te zullen stemmen – zijn opvolger Brinkman – maar op Hirsch Ballin, die iets lager op de lijst stond. Desastreus. Ik heb ten slotte gestemd op Groenlinks, omdat Jesse Klaver in mijn ogen beter in staat was een frisse visie uit te dragen, met name voor de jongere generatie.

Maar het was niet alleen de abrupte leiderschapswisseling, zegt men. De PvdA is volgens tal van commentatoren al veel langer haar verhaal kwijt. Een proces van gestage afkalving na Wim Kok, die twaalf jaar lang als PvdA-voorman en tevens minister, respectievelijk premier, vooral bestuurder was en geen inspirator zoals vóór hem Den Uyl wel was geweest. De komst van de SP in de Tweede Kamer in 1994 was natuurlijk al een eerste teken aan de wand. Toch zou men kunnen zeggen dat de kern van het probleem al bij Den Uyl moet worden gezocht, of ten minste de erfenis die hij creëerde. Immers, onder zijn leiding werden sociaaldemocratie, progressiviteit en linksigheid op één hoop gegooid. Inwisselbare termen die suggereerden alsof het om één samenhangend gedachtengoed ging dat goed was voor de gewone man en tevens voor de hoogopgeleide intellectuelen die al die “linkse hobby’s” bedachten waarover nu nieuw-rechts zich graag smalend uitlaat.

Dat Spekman als partijvoorzitter typisch dat oude (intellectuele) links belichaamde, valt hem niet te verwijten, al is het goed dat hij van het toneel verdwijnt. Maar het is wel die stukgeroeste linksigheid, zonder aangepaste moderne visie op de toekomst van de hardwerkende burger, die de partij nu definitief de nekslag heeft gegeven. Dit kan niet meer worden rechtgezet door weer andere poppetjes of door een andere campagnestrategie. Dit vraagt totaal een omdenken van de hele geschiedenis.

De talloze tegenstellingen in onze tijd culmineren alle in dat ene tijdloze vraagstuk van macht en onmacht, bezit of geen bezit. Van kansen tegenover volstrekte marginalisering. Van nemen tegenover delen. Als er een tijd is voor degelijke sociale politiek, dan nu wel. Wij moeten ook niet denken dat de neoliberale vrolijkheid van de VVD en haar voorman Rutte het eeuwige leven is beschoren, juist vanwege die omstandigheden. Uiteindelijk loopt iedereen tegen de muur van het onbereikbare ultieme – egocentrische - materialisme.

Partijen die gemeenschapszin, solidariteit, materiële soberheid en vooral immateriële verbetering (cultuur, creatie, humaniteit) en duurzaamheid vooropstellen, hebben bijna per definitie de sleutel voor de toekomst in handen. Vroeg of laat bepalen zij de blijvende levensvatbaarheid van onze wereld op langere termijn. De VVD van Rutte is enkel bezig de laatste restjes van een gedoemde wereld op te snoepen. Zo mag het óók worden gezien.

Zelf ben ik van huis uit liberaal. Maar het verbaasde mij niet dat ik kort geleden de lunch deelde met een voormalig CPN-lid en dat wij in een open gedachtenwisseling over de toekomst redelijk op één lijn zaten: behoud van onze vrijheid als burger, maar wel gebaseerd op een versterkte sociale verantwoordelijkheid van iedereen. De wereld snakt naar een nieuw (vrijzinnig) sociaaldemocratisch perspectief. Inderdaad is omdenken dringend geboden.

woensdag 15 maart 2017

CHAOS? INTEGENDEEL. NEDERLAND STEMDE GEMATIGD



Totale versplintering is uitgebleven 

Wie, zoals ikzelf, de chaos voorspelde kan na 15 maart opgelucht ademhalen. Niet alleen is sprake van een overtuigende steun voor het voortgezette leiderschap van Rutte, ook heeft de kiezer heldere aanwijzingen gegeven voor de noodzakelijke koerscorrecties in het regeringsbeleid. Van groot belang voor Rutte zelf is dat hij hiervoor aan tafel kan met partijen die alleszins Regierungsfähig zijn. Splinterpartijen en schreeuwlelijken zoals Wilders kunnen voor de kabinetsformatie royaal gepasseerd worden.

Opmerkelijk zijn vooral de uitslagen van de typische middenpartijen D66 en het CDA, die daarmee de eerst aangewezen gesprekspartners zijn voor de VVD. Het is naast de overwinning van de VVD de tweede trofee die Rutte binnenhaalt.

Ronduit dramatisch zijn de krimp én de aardverschuiving op links (PvdA, GL, SP). Van 24% naar 15% van het electoraat, met Groenlinks die als in een landslide de PvdA en SP overtuigend achter zich laat. Wat dit op langere termijn betekent valt nog te bezien. Het lijkt mij echter dat naast de PvdA en de SP ook Groenlinks niet aan een fundamentele herbezinning op de kernwaarden van ‘links’ ontkomt.

De majesteit kan rustig blijven skiën of bier drinken. Het mag dan niet een hele eenvoudige formatie worden, buiten discussie staat de continuïteit van Rutte (en dus de VVD) in de hoofdlijnen van het regeringsbeleid. Interessant worden natuurlijk de koerscorrecties. Van wie gaan deze komen? De grote vraag zal zijn welke partij het gat gaat vullen voor de meerderheid: wordt het Groenlinks of wordt het Kleinrechts?

De splinterpartijtjes blijven een marginaal verschijnsel, en dat geldt ook voor de stagnerende PVV. Hun blijvende aanwezigheid in ons parlement, inclusief een meer uitgesproken stem van allochtonen (DENK) zie ik als positief, want als een waarborg voor de blijvende waardigheid van onze democratie.

zondag 5 maart 2017

IK BEN OM: IK GA VOOR DE GEKOZEN PREMIER



Wanneer journalisten klagen over de oersaaie en weinig inhoudelijke campagne voor de a.s. Tweede Kamerverkiezingen kan ik ze slechts gelijk geven. Maar dat dit zo is kan ten minste ook aan hun zelf worden verweten. De voortdurende uitvergroting door de media van onbenulligheden, zoals het optreden van allerlei splintergroepjes, werkt dit in de hand. De serieus politiek geïnteresseerde burger weet zo langzamerhand niet beter dan dat zich in en rond ons parlement enkel nog treiterkoppen ophouden, etters á la Wilders, die maar niet van ophouden weten met de onzin die zij uitkramen. De ‘fact checks’ – die meer op een hype lijken dan op serieuze kritiek – hebben geen enkel effect.

Dat wij nu tevens – opnieuw (na Paars I en II) - het grote nadeel ervaren van een vierjarige kabinetsperiode waarin de VVD en de PvdA met elkaar hebben samengewerkt, blijft daarbij sterk onderbelicht. Fundamentele verschillen in uitgangspunt zijn weggegomd, verwaterd, brak geworden en daarmee ongeschikt als voedsel voor enigerlei inhoudelijkheid in de campagne. Wat overblijft is pure mannetjesmakerij: allemaal zogenoemde kandidaat-premiers die de populariteitswedstrijd willen winnen.

De onderliggende realiteit, die van het breed gedragen burgerlijk ongemak, kan echter niet worden weggeschreven. Die is serieus genoeg. De partijen hebben hieraan tijdens de campagne niet of nauwelijks effectief kunnen beantwoorden. Ook het louter elkaar aftroeven tijdens TV-debatten heeft iedere intentie in die richting totaal overvleugeld.

“Het gaat vooral om de houding van de lijsttrekkers”
(een Nederlands kiesgerechtigde)

Maar inderdaad, het is zaak deze ontwikkeling serieus te nemen. Populisme is een feit. Media-afhankelijke populariteit evenzeer. Serieus is ook het feit dat politieke partijen steeds minder het exclusieve vehikel zijn voor ontwikkeling en training van politici. Dit al helemaal nu de traditionele (historische) fundamenten van de meeste partijen verworden zijn tot drijfzand.

Dat laatste geldt ook voor de fundamenten van ons staatsbestel. Nergens in de Grondwet staat dat een partijleider of lijsttrekker per se premier moet zijn. Veel van onze beste premiers kwamen van buiten het parlement, soms zelfs van buiten de inner circle van de politiek. Het gaat om ons parlement. De regering die moet worden gevormd is een ander vraagstuk. Beide moeten weer uit elkaar gehaald worden.

Het is beter dat wij accepteren dat het zo is: ons parlement wordt een volkstribunaal. Allemaal ego’s bij elkaar die om het hardst schreeuwen. Hopelijk bevinden zich nog onder hen nog enkele verstandige bekwame mensen. Maar het versplinterde parlement dat ons wacht zal niet meer geschikt zijn als directe – of exclusieve - basis voor de regeringsvorming.

Deze vaststelling brengt mij op de gedachte om bij de parlementsverkiezingen ook de verkiezing te voegen van de premier. Kandidaten kunnen partijleiders (lijsttrekkers) zijn, maar zij kunnen zich ook van buiten kandidaat stellen met een wettelijk bepaald aantal handtekeningen. De gekozen premier stelt een kabinet samen zonder de voorwaarde van instemming van het parlement. Wie de premier wil afzetten moet een procedure volgen die sterk lijkt op de Amerikaanse “impeachment”. Ministers kunnen naar gelieven door het parlement naar huis worden gestuurd. Hiermee wordt zeker gesteld dat concrete daden van beleid door het parlement kunnen worden afgestraft.

Laten wij met ons allen dit debat maar eens voeren: het debat over de gekozen premier. Een semi-presidentieel systeem met behoud van ons onschendbare staatshoofd. Het is bijna alsof de oud-Nederlandse republiek alsnog gedemocratiseerd wordt.

maandag 20 februari 2017

ROMMELEN MET GRATIS GELD


Bijstandexperimenten zonder een breder flankerend beleid zijn gedoemd te mislukken

Utrecht gaat experimenteren met de bijstand, zo luiden de berichten. Vier- tot achthonderd bijstandontvangers ontvangen twee jaar lang een uitkering met minder verplichtingen en meer vrijheid, aldus de berichten. „We willen mensen anders bejegenen en prikkelen om kansen te pakken,” zegt de betrokken wethouder in Utrecht.

Al meer dan dertig jaar pleit ik voor de invoering van een gedeeltelijk basisinkomen voor alle volwassen Nederlanders. Mijn argumenten daarvoor zijn in de eerste plaats economische argumenten, geen sociale. En ik heb ook steeds de voorwaarde gesteld van een meer algehele herziening van ons welvaartsbestel en ons fiscaal stelsel.

Mijn belangrijkste economische argumenten zijn:

Ten eerste: een steeds groter deel van onze bruto nationaal product wordt voortgebracht door geautomatiseerde processen: dit enkel toeschrijven aan ‘het kapitaal’ (rendement investeerders) miskent de factor arbeid die deze processen mogelijk maakt; ten minste een zeker percentage (zeg 3 – 10 %) van ons nationaal (bruto) inkomen dient rechtstreeks aan alle Nederlanders te worden toegerekend.

In de tweede plaats leidt invoering van een gedeeltelijk basisinkomen voor iedereen tot een drastische vereenvoudiging en sanering van de sociale uitkeringsfabriek. 

Natuurlijk is er ook een sociaal argument, maar dit is een afgeleide. Met een (gedeeltelijk) basisinkomen voor iedereen kunnen de lonen en sociale lasten omlaag en ontstaat meer werkgelegenheid. De keerzijde is een hogere winstbelasting plus een hogere btw. Vooral deze laatste elementen maken het lastig een GBI enkel in Nederland in te voeren, gezien de toenemende fiscale en monetaire verbondenheid met de overige eurolanden.

Dit alles maakt het zeer onwaarschijnlijk dat het Utrechtse experiment enig duurzaam resultaat oplevert. Wat wil men precies aantonen? Een extra (maximaal) 199 euro per maand is een lachertje. Zo’n bedrag brengt mensen niet in beweging. Het is precies dezelfde sociale bureaucratie die dit in de gaten moet gaan houden. Veel beter kan men van maximering van het aanvullend – zelf verdiende – inkomen geheel afzien. Wie A zegt moet ook B zeggen, lijkt mij. Zonder een bredere herziening van ons fiscale bestel en van de sociale zekerheid is elk lokaal, incidenteel initiatief, zoals dat in Utrecht, gedoemd te falen.

Meer in het algemeen leent onze sociale zekerheid zich niet voor geïsoleerde experimenten, dit zeker niet wanneer niet tegelijkertijd een breder, flankerend beleid wordt gevoerd. Mijn bezwaar is bovendien dat met zulke ‘experimenten’ wind in de rug wordt geblazen van degenen die uitgesproken tegenstanders zijn van het basisinkomen.

Kortom, doe het goed, of doe het niet.

zaterdag 18 februari 2017

OOK ONS TIJDPERK KAN BEZWIJKEN AAN ZIJN VOORUITGANG



Ik opgegroeid in de jaren ’60, in een wereld van optimisme en voortdurende innovatie. De jaargangen van de automodellen bepaalden mijn tijdrekening. Wij hadden een zonnige kijk op de toekomst en deze kon niet spannend genoeg zijn. Ik heb al eens eerder geschreven over de geschiedenis van onze toekomstverbeelding en de magie van – de gedachte aan – het jaar 2000.

Onze wereld maakte een welvaartssprint na de periode van de naoorlogse wederopbouw. Dit ging ook met tegenstellingen gepaard (Oost – West), maar daarin waren scheidslijnen duidelijk én fundamenteel. Debatten waren inhoudelijk en principieel. Onrust was er vooral door de aanstormende jeugdcultuur die flink aan de poten zaagde van de – toen – gevestigde orde. Het was een vrolijk en lawaaiig proces van generatiewisseling dat bij ons zelf enkel romantische herinneringen oproept.

Europa werd opgetrokken, als eenheid voor het eerst in de geschiedenis. Uiteindelijk kwam er zelfs een Europese munt, wie had het durven dromen? Meer dan zeventig jaar vrede in ons werelddeel: het is nog nooit vertoond. Wij hadden leiders – in een werkend democratisch bestel - die hun verantwoordelijkheid namen.

Opnieuw zijn de grenzen bereikt van de heersende orde. En als het alleen daar om ging, zou het nog meevallen. Er is natuurlijk meer aan de hand. We hebben ook de grenzen bereikt van ons vermogen tot duurzame welvaartsontwikkeling. De plussen in onze huidige economie zijn niet meer dan een laatste stuiptrekking van een nagenoeg uitgeputte economische orde. Financiële macht en politieke verantwoording lopen te ver uiteen. De grenzen aan de groei (we zeiden het al in 1972), de grenzen aan onze schone lucht (CO2 toename), grondstoffen en vooral brandstoffen zullen ons op enig moment definitief op de knieën dwingen.

Dit alles leidt tot grote rommeligheid in de publieke ruimte. Populisme ontstaat wanneer knellende omstandigheden ons boven het hoofd groeien. Het voedt zich met de weerstand die velen koesteren tegen intellectuele oefening, tegen diepgang, tegen academische reserve en kritische beschouwing. Het is allemaal te complex. Populisme is simplisme. Nog even, en wij worden – niet voor het eerst in de geschiedenis – geregeerd door de terreur van de onderbuik. 

Nu krijgen zogeheten leiders de kans die feiten aan hun laars lappen en die openlijk hunverantwoordelijkheid miskennen. Zelfzucht en egotripperij vieren hoogtij. Zij brengen ons geen stap verder, eerder het tegendeel. Zelfs is er nu een Amerikaanse president die pijplijnen laat aanleggen ter wille van “the old days”. Onze wereld loopt hiermee grote risico’s. De complexiteit en onderlinge verbondenheid van de opgaven waarvoor wij staan zijn daarvoor te aanzienlijk. 

We moeten ons niet laten misleiden. Want het zijn inderdaad slechts stuiptrekkingen. Het beeld doemt op van een wereld die aan de vooravond staat van zijn Apocalyps. De angst voor verandering en de weerstand tegen complexiteit of eigenlijk alles dat indruist tegen de oude vertrouwde spruitjeslucht zorgen er ten slotte voor dat het hele naoorlogse bouwwerk van vrede en welvaart in elkaar stort. Maar ik ben geen doemdenker. Nog kunnen wij het tij keren. Dat dit alsnog een revolutie vergt van enig formaat doet hieraan niet af. Rustig zal het voorlopig niet worden. Het plebejisch rumoer dwingt tot nadenken en misschien opnieuw tot opstaan. Dat laatste wil ik graag nog neemaken. 

woensdag 15 februari 2017

MOETEN WIJ STEMMEN OP RUTTE OM ERGER TE VOORKOMEN?




De configuratie van partijen en peilingen voor de komende verkiezingen roept een chaotisch beeld op. ‘Chaos’ is dan ook mijn vaste voorspelling voor de situatie die daarna ontstaat. De grootste vervuiling in ons huidige politieke klimaat komt in eerste plaats van al die splintergroepjes die links en (of: hoofdzakelijk) rechts als giftige schimmels uit de grond zijn gestampt. Zij voegen hoofdzakelijk lawaai toe aan een spektakel dat toch al weinig inhoud heeft.

Dit alles vindt plaats in een land waar niets te klagen valt en waar voor al dat splinterkabaal in feite geen enkele grond bestaat. Het wordt vooral geproduceerd door volkomen willekeurige individuen die in hun kinderlijke zelfzucht worden gesteund door de hype-lustige media. Met serieuze politiek heeft dit vertoon geen enkele verwantschap.

Diezelfde willekeur maakt het voor menig kiezer welhaast onmogelijk vast te stellen wat nu werkelijk de opties zijn. Maakt links of rechts uit? Die vraag blijft pertinent hoezeer ook het spectrum zich opnieuw langs die scheidslijn lijkt te bewegen. Het makkelijkst is natuurlijk de VVD: doorgaan á la Rutte.

De twee andere partijen die tot nu toe premiers hebben geleverd verkeren in grote problemen. Zij hebben slechts een klein zetje nodig, zo lijkt het, om totaal verpulverd te raken. Het CDA mist met Buma een overtuigende comebackleider en Asscher, de kersverse leider van de PvdA, komt te veel adem te kort om zijn achterstand in de peilingen nog in te lopen. De heersende anti-linkse sentimenten zijn daarvoor te sterk, hoe ongegrond zij ook (mogen) zijn. En hij heeft zijn eigen Nemesis in de gedaante van de SP, een partij die zich voedt aan het sociaal tekort dat de PvdA te lang heeft laten doorbroeien.

Zo bezien is van een serieuze keuze geen sprake meer. Het reduceert ons stemgedrag tot een futiele demonstratie. Partijen die nog het meest de demonstranten onder ons aanspreken – dit zijn met name de kleinere (splinter-)partijen - zullen hiervan bij uitstek profiteren, met – zoals gezegd – chaos tot gevolg.

Meer dan ooit zal dit leiden tot een regering die ons land niet verdient.