Opnieuw broeit de discussie over het invoeren van een basisinkomen. Amerikaanse topmannen en zelfs de pas gekozen Franse president Macron zijn er voorstander van, zo meldt de NRC (Een basisinkomen voor iedereen, werkt dat?).
Ik pleit al meer dan dertig jaar voor een sociaal (fiscaal) stelsel waarin iedereen deelt in de welvaartstoename.
De cumulatie van mechanisering, automatisering en robotisering heeft inmiddels een stadium bereikt waarin een blijvende ongenuanceerde koppeling tussen arbeid en individuele inkomensvorming niet langer houdbaar is. Zonder aanpassing hiervan zal verdere innovatie op dit gebied leiden tot toenemende maatschappelijke spanningen. Deze worden nog eens extra aangewakkerd onder invloed van de steeds toenemende kloof tussen arm en rijk.
Fundamentele ingrepen zijn onontkoombaar. Belangrijkste voorwaarde is dat dit gebeurt in een duurzaam en gebalanceerd stelsel met voldoende prikkels voor bedrijven en kapitaalverschaffers om te blijven investeren in vernieuwing en efficiencyverbetering (inclusief robotisering) maar evengoed voor medewerkers om hieraan zonder voorbehoud met hun vernuft en verbeeldingskracht bij te dragen.
Zo’n stelsel heeft onvermijdelijk meerdere componenten. Men kan niet volstaan met een enkele maatregel, zoals het invoeren van een algemeen (gedeeltelijk) basisinkomen, zonder gelijktijdige veranderingen in het belastingstelsel en in het stelsel van de sociale zekerheid. Dat hiermee tevens een hoge drempel ontstaat om tot zo’n herziening te komen is even onontkoombaar. Mijn gedachte echter is dat wij vroeg of laat hiertoe gedwongen zullen worden, en dat dit beter met zorgvuldig beleid kan geschieden dan met een ontwrichtende revolutie.
Wat zijn de componenten van zo’n fundamentele stelselherziening?
- Invoering van een (basis-)welvaartstoeslag van (ca.) 600 euro per maand voor alle ingezetenen met de Nederlandse nationaliteit vanaf 21 jaar
- Verhoging van de belastingvrije voet tot ca. 20.000 euro per jaar
- Afschaffing minimumloon
- Als startvoorwaarde: generieke verlaging van de brutolonen, zodanig dat het netto-inkomen van werknemers bij invoering (nagenoeg) gelijk blijft
- Afschaffing sociale werkgeverslasten
- Doorvoering van belastingverhogingen voor ondernemingen naar evenredigheid van de winst per arbeidsplaats.
Ter toelichting het volgende.
De term welvaartstoeslag is hier doelbewust gebruikt. Het leidt tot een zekere afstand van de meer gangbare term ‘basisinkomen’. Hieraan kleven verschillende hardnekkige misverstanden. Het belangrijkste misverstand is de gedachte dat een basisinkomen moet voorzien in minimale bestaansvoorwaarden. Die gedachte is niet alleen onbetaalbaar, maar zij gaat ook voorbij aan de primaire grondslag van het hier geformuleerde voorstel: een toeslag gebaseerd op zuiver macro-economische gronden, namelijk dat deel van het nationaal inkomen dat wordt gegenereerd zonder menselijke arbeid. In die zin gaat het om een forfaitair bedrag, dat eventueel op een lager startniveau kan worden bepaald.
Een welvaartstoeslag is geen bijstand. Zij wordt automatisch toegekend, ongeacht feitelijk (overig) inkomen. Aanvullende bijstand kan in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn, al is het verdere pakket gericht op een meer dynamische arbeidsmarkt die eerder werk schept dan werk vernietigt (zij het tegen gemiddeld lagere brutolonen).
De welvaartstoeslag wordt geheel gefinancierd uit de opbrengsten van de (aanzienlijk verhoogde) winstbelasting. Hiertegenover staat een minstens even aanzienlijke verlaging van de huidige sociale lasten.
Voor bedrijven ontstaan nieuwe afwegingsfactoren in de voortgaande automatisering en robotisering van bedrijfsprocessen: vooral wanneer deze leiden tot substantieel hogere netto-rendementen blijft deze ontwikkeling aantrekkelijk. Wanneer zij slechts marginaal hogere rendementen oplevert zal voorkeur worden gegeven aan handhaving van de betrokken arbeidsplaatsen.
Ten slotte:
Het voorgaande biedt enkel een grove schets. Van wezenlijke betekenis zijn de structurele herschikking in de opbouw en bestemming van kapitaalopbrengsten en de hiermee te bereiken maatschappelijke effecten. In de tweede plaats gaat het om vergroting (verruiming) van de arbeidsmarktdynamiek, zodanig dat meer kansen ontstaan voor brede arbeidsparticipatie.
In onze tijd staan wij voor ongekende veranderingen met ingrijpende gevolgen voor iedereen, of wij iets doen of niet. Maar het kind van innovatie (robotisering en verdere efficiency- en kwaliteitsverbetering) mag niet weggegooid worden met het badwater van onze angsten. Het is niet anders dan in de tijd vlak voor de Franse revolutie. Wie enkel brood wil toewerpen als troost voor de schreeuwende ongelijkheid, wacht een brute en ruïneuze afrekening. Zo ver kan het beter niet komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten