zondag 5 maart 2017

IK BEN OM: IK GA VOOR DE GEKOZEN PREMIER



Wanneer journalisten klagen over de oersaaie en weinig inhoudelijke campagne voor de a.s. Tweede Kamerverkiezingen kan ik ze slechts gelijk geven. Maar dat dit zo is kan ten minste ook aan hun zelf worden verweten. De voortdurende uitvergroting door de media van onbenulligheden, zoals het optreden van allerlei splintergroepjes, werkt dit in de hand. De serieus politiek geïnteresseerde burger weet zo langzamerhand niet beter dan dat zich in en rond ons parlement enkel nog treiterkoppen ophouden, etters á la Wilders, die maar niet van ophouden weten met de onzin die zij uitkramen. De ‘fact checks’ – die meer op een hype lijken dan op serieuze kritiek – hebben geen enkel effect.

Dat wij nu tevens – opnieuw (na Paars I en II) - het grote nadeel ervaren van een vierjarige kabinetsperiode waarin de VVD en de PvdA met elkaar hebben samengewerkt, blijft daarbij sterk onderbelicht. Fundamentele verschillen in uitgangspunt zijn weggegomd, verwaterd, brak geworden en daarmee ongeschikt als voedsel voor enigerlei inhoudelijkheid in de campagne. Wat overblijft is pure mannetjesmakerij: allemaal zogenoemde kandidaat-premiers die de populariteitswedstrijd willen winnen.

De onderliggende realiteit, die van het breed gedragen burgerlijk ongemak, kan echter niet worden weggeschreven. Die is serieus genoeg. De partijen hebben hieraan tijdens de campagne niet of nauwelijks effectief kunnen beantwoorden. Ook het louter elkaar aftroeven tijdens TV-debatten heeft iedere intentie in die richting totaal overvleugeld.

“Het gaat vooral om de houding van de lijsttrekkers”
(een Nederlands kiesgerechtigde)

Maar inderdaad, het is zaak deze ontwikkeling serieus te nemen. Populisme is een feit. Media-afhankelijke populariteit evenzeer. Serieus is ook het feit dat politieke partijen steeds minder het exclusieve vehikel zijn voor ontwikkeling en training van politici. Dit al helemaal nu de traditionele (historische) fundamenten van de meeste partijen verworden zijn tot drijfzand.

Dat laatste geldt ook voor de fundamenten van ons staatsbestel. Nergens in de Grondwet staat dat een partijleider of lijsttrekker per se premier moet zijn. Veel van onze beste premiers kwamen van buiten het parlement, soms zelfs van buiten de inner circle van de politiek. Het gaat om ons parlement. De regering die moet worden gevormd is een ander vraagstuk. Beide moeten weer uit elkaar gehaald worden.

Het is beter dat wij accepteren dat het zo is: ons parlement wordt een volkstribunaal. Allemaal ego’s bij elkaar die om het hardst schreeuwen. Hopelijk bevinden zich nog onder hen nog enkele verstandige bekwame mensen. Maar het versplinterde parlement dat ons wacht zal niet meer geschikt zijn als directe – of exclusieve - basis voor de regeringsvorming.

Deze vaststelling brengt mij op de gedachte om bij de parlementsverkiezingen ook de verkiezing te voegen van de premier. Kandidaten kunnen partijleiders (lijsttrekkers) zijn, maar zij kunnen zich ook van buiten kandidaat stellen met een wettelijk bepaald aantal handtekeningen. De gekozen premier stelt een kabinet samen zonder de voorwaarde van instemming van het parlement. Wie de premier wil afzetten moet een procedure volgen die sterk lijkt op de Amerikaanse “impeachment”. Ministers kunnen naar gelieven door het parlement naar huis worden gestuurd. Hiermee wordt zeker gesteld dat concrete daden van beleid door het parlement kunnen worden afgestraft.

Laten wij met ons allen dit debat maar eens voeren: het debat over de gekozen premier. Een semi-presidentieel systeem met behoud van ons onschendbare staatshoofd. Het is bijna alsof de oud-Nederlandse republiek alsnog gedemocratiseerd wordt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten