donderdag 7 april 2011

Het onderwijs: fokkerij of kweekvijver


Onderwijsfilosoof prof. Grahame Lock

Discussies over het onderwijs zijn typerend voor de worsteling van de samenleving met zichzelf. Zij zijn (ook daarom) never ending. Wij leven in een tijd waarin de bijdrage van het onderwijs aan de continuïteit van onze materiële welvaart sterk centraal is komen te staan. Ook het mooie liberale ideaal van individualisering en zelfontplooiing is hieraan volledig ondergeschikt gemaakt, zoals bijvoorbeeld weer eens duidelijk werd in de actuele discussie over de fiscale afrekening met langstudeerders in het hoger onderwijs. Ik heb in mijn blog al vaker geschreven over de vernauwing van ons onderwijs tot een voorsorteermachine die misschien voldoet aan de inrichting van onze huidige maatschappij maar die onvoldoende ruimte biedt aan talenten voor de maatschappij van morgen. Nog niet zo lang geleden heb ik in dat verband mijn hartgrondige instemming betuigd met het beperken van het aantal profielen in het voortgezet onderwijs als – gelukkig – een stap in de goede richting.

De strijd tegen doorgeslagen nutsoriëntatie is echter allesbehalve gestreden. Dat werd dezer dagen nog eens onderstreept in een artikel in Trouw. De kop is veelzeggend: “Het onderwijs creëert gezapige koeien” (*). In het artikel interviewt het dagblad hoogleraar filosofie Grahame Lock (Oxford, Nijmegen) die al vaker in de Nederlandse pers over het onderwijs aan het woord is gekomen (bijvoorbeeld met de uitspraak:”de meeste mensen kunnen met minder kennis”). Zijn beoordeling van het Nederlandse onderwijs is mede gebaseerd op zijn kennis van het onderwijs in andere – Europese – landen waar evengoed dezelfde worsteling plaatsvindt. Het interview in Trouw beveel ik van harte ter lezing aan. Het is mij uit het hart gegrepen. Interessant is de verwijzing naar een recente brief van de Onderwijsraad aan de Eerste Kamer, waarin dit adviesorgaan – kennelijk – heeft gesteld dat onderwijs ook moet bijdragen aan vorming (“taal, cultuur, moraal, persoonlijkheidsontwikkeling”). Lock is het daarmee eens, maar vindt de stellingname ontoereikend, "want het is een vrijblijvend advies vol algemene, nietszeggende uitspraken. Een van de centrale aanbevelingen is dat de leraar zijn eigen rol bij de vorming van leerlingen moet onderkennen. De kans dat zo'n vage aanbeveling in de praktijk effect heeft, is verwaarloosbaar."

Lock’s beschrijving van de vormende rol van het onderwijs is een echo van het Renaissance ideaal van de homo universalis, die leest als een noodkreet tegen eenzijdig en vooral: te vroeg doorgevoerde specialisatie. Mensen – of leerlingen – zijn natuurlijk in hun talenten niet gelijk en niet gelijksoortig, en zij zijn zeker niet op dezelfde wijze universele talenten. Desondanks zijn juist de culturele en creatieve dimensies van ons menselijk vermogen die ons in staat stellen, generatie na generatie, grenzen te verleggen. Ik formuleer dit als mijn eigen vertaling van zijn stellingen in het interview.

Ook Lock weerspreekt de noodzaak niet van gedegen kennis en goed ontwikkelde vaardigheden op het gebied van taal en rekenen evenmin als ik dat doe (mits, voeg ik eraan toe: mede gebaseerd op inzicht). Niettemin is een school “bij uitstek een plek om jonge mensen in aanraking te brengen met cultuur en geschiedenis. Zo kweek je zelfstandige geesten die niet kritiekloos meehobbelen met de massa. En, voegt hij eraan toe, er is een politiek belang bij het dom houden van mensen. Iemand die zich nooit heeft verdiept in geschiedenis kan ook ontwikkelingen in de wereld van vandaag niet duiden. Zo iemand kun je van alles wijsmaken."

Mijn pleidooi is voor een juiste balans tussen de afstand die Lock bepleit tussen school en samenleving en het tegendeel: actieve betrokkenheid. Niets verhindert scholen om leerlingen te confronteren met de context van de levende maatschappij en haar actuele vraagstukken; maar dan niet gebaseerd op vooraf bepaalde methodes en voorschriften (Lock fulmineert ertegen), maar op een open manier. Wie goede vragen leert stellen, heeft een groot deel van het antwoord (en vandaag ook de noodzakelijke kennis) binnen handbereik.

Op een andere manier onderstreept Lock een betoog dat ik al eens heb gepubliceerd tegen het eenzijdige “kenniseconomie”denken (**). Ook dat mag niet het voornaamste motief zijn bij de voortdurende ontwikkeling van de belangrijkste investering die het onderwijs te allen tijde, in elke generatie, zal blijven.


(*) Lees: Artikel Trouw “Het onderwijs creëert gezapige koeien”


(**) Is puur mikken op een kenniseconomie wel de juiste strategie?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten