maandag 30 mei 2011

Servië het zwarte schaap van Europa


Sarajevo, 1914 - Aartshertog Ferdinand en zijn vrouw worden gedood door Servische kogels

Bijna honderd jaar geleden werd in Europa het lont ontstoken van de Grote Oorlog. Directe aanleiding was het conflict tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië, een land dat weigerde zich te voegen in het zieltogende keizerrijk van de Habsburgers. Nu, anno 2011, wil Servië maar al te graag behoren tot een groter geheel en zijn het de Europese landen die verre van gretig zijn. Eerst de boetedoening.

Maar wie de hele voorgeschiedenis van overheersing, vrijheid en gewapend conflict overziet, zal eerder geneigd zijn de toetreding van Servië te zien als het ultieme sluitstuk. Het is zeer wenselijk dit proces met alle middelen te bespoedigen en het land te helpen om de voorwaarden te vervullen die hieraan zijn verbonden.

De toevallige loop van de recente geschiedenis heeft Nederland met Servië verbonden. Wij stonden midden in de modder van moordpartijen waarvoor de internationale gemeenschap alsnog een afrekening verlangt. Maar daarmee is niet gezegd dat wij het land – en de argumenten ten aanzien Europese toetreding - daadwerkelijk begrijpen.

Het Europese project van de twintigste eeuw – de EU – botst met het volkssentiment van deze eeuw. Dat kom mede door de verwikkelingen in en rond de eurolanden. Wie houdt het onderscheidt nog scherp in de gaten? De PVV wil geen enkel land meer bij de EU, simpelweg omdat we al genoeg problemen hebben. Maar dat is een kortzichtige positie.

Natuurlijk is geschiedenis geen beslissend argument om vandaag iets te doen of na te laten. Maar dat geldt ook voor omstandigheden waarin de EU-landen op dit moment verkeren. De toetreding van nieuwe landen dient te worden gezien in het perspectief van de langere termijn. Het is in mijn ogen zeer wenselijk dat wij ook in Nederland de toetreding van de laatste Europese landen tot onze gemeenschap toejuichen.

zondag 22 mei 2011

De voortgaande neergang van het CDA raakt iedereen




Daadwerkelijk zijn wij getuige van een Griekse tragedie. Het CDA heeft zich uit verantwoor-delijkheidsbesef verbonden aan een kabinet waarin de VVD de eerste viool speelt. En nu Mark Rutte in het aangezicht van zijn Nemesis Geert Wilders de kastanjes uit het vuur haalt van de Europese steun aan de financiële perikelen van onze verre zuiderburen, ontbeert het CDA de gelegenheid – of de kracht - om hierin zijn eigen rechte rug te laten zien. Wie heeft in de afgelopen week Verhagen gehoord? Waar is de echte leider van deze geplaagde partij nu het erop aankomt de vruchten te plukken van regeringsdeelname?

Nog steeds roeren zich CDA-prominenten in het publiek met kritische vermaningen. Het is opnieuw Herman Wijffels, die laat weten dat dit kabinet geen duurzaamheidsagenda heeft. Nee, inderdaad, en is het niet juist Verhagen die hiervan met zijn zwaar opgetuigde ministerie de voorman zou moeten zijn?

Duurzaamheid en solidariteit in Europa zijn bij uitstek thema’s waarin het CDA zijn gezicht kan laten zien. In plaats daarvan laat het zich echter stelselmatig de kaas van het brood eten. Een recent voorbeeld is de bejegening van CDA-minister van Financiën De Jager bij het Europese topoverleg over Griekenland.

De VVD mag zich over de zwakke electorale positie van het CDA (*) even goed zorgen maken. Het is alsof deze coalitie de partij des te meer in de armen drukt van de PVV, terwijl de strategie juist was om Wilders c.s. de wind uit de zeilen te nemen.

Men zal linksom of rechtsom tot de conclusie moeten komen dat het zo niet gaat lukken om de partij uit het slop te halen. De vraag doet zich opnieuw voor of dit überhaupt nog mogelijk zal zijn. De partij dreigt chronisch te worden verscheurd tussen het geweld van rechts (tegenover VVD, PVV) en de christelijke verdeeldheid zelf (tegenover CU, SGP). In dat licht lijkt een herschikking met nieuwe allianties de enige weg voor de partij om zich in het gewijzigde spectrum te handhaven.

Over die herschikking zou ik niet durven speculeren. In vele opzichten ervaart het CDA wat ook de PvdA ondergaat. Daarmee is het meer dan een enkel partijprobleem. Wij staan allemaal met onze laarzen in de modder van een samenleving die vergaand is los gezongen van haar oude fundamenten.

---
(*) Zie recente peiling De Hond, waaruit blijkt dat het CDA verder wegzakt (naar 13 zetels), ten gunste van de VVD en de PVV.

woensdag 18 mei 2011

HBO-opleidingen vragen genuanceerde benadering


InHolland is de zondebok voor een dieper liggend probleem in het hoger onderwijsbestel


In een eerder betoog heb ik al gesuggereerd dat “het” hbo niet bestaat: de term dekt een zeer gevarieerde realiteit. Terug in de geschiedenis hebben wij hbo-opleidingen gekend met een onberispelijke reputatie op de arbeidsmarkt: de hts en de heao waren hiervan een voorbeeld. Na in de jaren zeventig te zijn losgerukt uit het oude wettelijk regime van het voortgezet onderwijs maken hbo-instellingen deel uit van het tertiair of hoger onderwijs en zijn zij langzaam aangeschoven bij het stelsel van de universiteiten. Die ontwikkeling vond haar bekroning in de uniformering van hbo en wo opleidingen in de Europese bachelor – master structuur, dat wil zeggen: voor wie dit als een bekroning wil zien. Achteraf zouden wij het ook kunnen opvatten als een veel te groot voorschot op de kwaliteit die de hbo-opleidingen vanaf dat moment – over de hele linie – nog moesten bewijzen.

Op datzelfde moment had ook iets anders kunnen gebeuren, namelijk een gedeeltelijke ontrafeling van het grootschalig geworden hbo in colleges voor de bachelor opleidingen en instellingen voor (hoger) beroepsonderwijs met opleidingen die meer in het verlengde liggen van het mbo. Om zeer begrijpelijke redenen heeft zich een dergelijk proces niet voltrokken, nog daargelaten of men dit überhaupt heeft overwogen. Het zou volledig hebben ingestreken tegen de snaren van de bestuurders die zich juist comfortabel hadden genesteld op het pluche van hun dikke functie als hbo-baas.

Het gevolg is dat het hbo altijd op die twee poten is blijven hinken. Zoals ik ook al eerder aangaf heeft het accreditatieproces die tweeslachtigheid niet blootgelegd. De feilen die nu boven zijn water zijn gekomen zijn intussen van andere aard, maar het kan niet worden uitgesloten dat de zwakheden in het hbo niet enkel liggen in zwakke knieën van bestuurders die vooral productie willen zien van diploma’s en die bereid zijn om daarvoor te marchanderen met hun eigen kwaliteitsregels maar dat zij inderdaad de fundamenten en het feitelijk gehalte van de opleidingen zelf betreffen.

De PVV wil nu helemaal terug naar af: herinvoering van het oude vo-stelsel van landelijke examens. Daartegen zijn makkelijk tal van praktische bezwaren maar ook principiële overwegingen in te brengen. Het zou het hele hoger onderwijs – onnodig - op z’n kop zetten. Veel zinniger lijkt mij de suggestie van VVD-zijde om te komen tot landelijke vergelijkingen of benchmarks. Hoe dit objectief te maken is nog wel een vraag, maar als het accreditatieproces objectief is dan zal ook een publieke vergelijking met rangordening naar kwaliteit en relevantie voor de arbeidsmarkt voor vele opleidingen verfrissend werken.

Niettemin blijf ik bij de gedachte die ik eerder verwoordde. Het hbo is geen eenheidsworst en het is minstens even interessant om te praten over de opleidingen van hoog niveau en goede kwaliteit als over de probleemgevallen. Liever de consequentie van differentiatie – en dus ontrafeling – dan een uniforme maatregel voor het hele bestel.

woensdag 11 mei 2011

Het gelag van de crisis wordt – te – duur betaald




Wie het onbestemde gevoel heeft voor de gek te worden gehouden in de officiële beeldvorming over de huidige financieel-economische problemen wereldwijd en vooral ook in Europa kan ik dat niet euvel duiden. Het is voor menigeen onder ons lastig werkelijk de vinger te leggen op de zere plek. De Nederlandse economie functioneert goed, wordt gezegd, maar ondertussen verdwijnt links en rechts de werkgelegenheid en worden tal van sectoren in onze maatschappij klem gezet door draconische bezuinigingen. De stille ellende van mensen, waaronder ook jongeren, die in de huidige arbeidsmarkt geen toekomst zien blijft grotendeels onbesproken. In hun beleving is het “sterk maken” van Nederland een holle frase, een turboterm die is bedoeld om degenen die het niet direct nodig hebben overeind te houden in hun rijk gevulde portemonnee, over de rug van een machteloze, verarmende middenklasse.

Ondertussen wordt de samenleving zoet gehouden met het brood en spelen van de media en nieuwe elektronische hebbedingen. Het is een bizarre ironie dat het programma “De Wereld Draait Door” een Nipkowschijf ontvangt terwijl de wereld juist verschrikkelijk stilstaat. Wij lauweren publieke discussies waarin mensen elkaar overschreeuwen met hun gelijk, voornamelijk over niets. De deuren van kritische reflectie en doortastend nieuw beleid zijn ferm dichtgeslagen. Een goed gearticuleerd alternatief voor de lopende gang van zaken ontbreekt terwijl dit er in een gezonde democratie wel zou moeten zijn.

Ik sta niet alleen in deze sombere analyse. Wie de maat wil nemen van de toestand in onze wereld moet vooral te rade gaan bij critici buiten eigen land. De kwade genius van onze stagnerende werkelijkheid zijn in hun ogen dezelfde mensen die nu eisen dat de gevolgen worden betaald door degenen die op het financiële debacle van het afgelopen decennium geen enkele invloed hadden.

Des te kwalijker is de harde financiële gesel die nu door Europa waart. Alle precedenten in de geschiedenis wijzen erop dat pro-actief investeringsgedrag van de publieke sector onmisbaar is naast strakke begrotingsdiscipline. De markt alleen lost dat niet op, zeker niet wanneer men tevens gericht is op volle werkgelegenheid. Dat ook in ons land het kabinet in dit opzicht met lege handen staat en, inderdaad, de oppositie werkeloos toekijkt valt moeilijk te aanvaarden. Degenen die daartoe op de achtergrond een poging doen, zoals bepaalde groepen binnen de FNV, staan dientengevolge – ten onrechte – in hun hemd.

maandag 9 mei 2011

De dood met tegenzin




Lodewijk XIV, de Zonnekoning, wilde geen tranen aan zijn sterfbed. “Hoezo, dacht je dan dat ik onsterfelijk was?” vroeg hij aan een van zijn intimi die in huilen was uitgebarsten in het zicht van zijn nabije einde. Onze mortaliteit is omgeven met stilte. We willen er niet van weten. Hoe wij zullen sterven, niet zo in het algemeen, maar concreet, wijzelf, is onvoorzienbaar en onze voorkeur is het nooit te hoeven weten. Liever ongemerkt en plotseling. Die mooie dood, die alleen enkelen gegeven is. Mooi sterven eigenlijk. Want de dood zelf is voor iedereen gelijk.

De voorlichting over ons sterven is abominabel, volkomen afwezig. Ook onze angst voor de dood is eigenlijk niet bespreekbaar. Wat weten wij eigenlijk van die angst? Een groot deel van ons leven is dit hooguit een idee, een voorwaardelijke afkeer. Een dreigend ongeluk of een daadwerkelijke ramp kan het plotseling heel nabij brengen. Wie zo’n gebeurtenis uit eigen beleving kan navertellen heeft enig recht van spreken. Voor de rest blijft het hypothetisch. We zullen het pas weten als we er daadwerkelijk voor staan. Ergens aan het eind, wanneer dit ook moge zijn. Het onontkoombare voelen, en niet willen – niet durven misschien.

Maar er is even goed het omgekeerde. De vrede ermee. Mensen van wie gezegd wordt dat zij in alle rust en overgave zijn vertrokken. Dat is wel even een heel ander vooruitzicht. Zo kan het dus ook. De vraag mag worden gesteld of wij de kwaliteit van ons sterven, tegen de tijd dat het erom gaat, vooraf – mentaal – kunnen beïnvloeden.

Vroeger was het niet zo moeilijk antwoorden op die vraag te krijgen. Hele religies zijn gespendeerd ter wille van onze omgang hiermee. Wie gelooft te sterven in het aangezicht van God, in de verwachting van eeuwige vrede in een hemels paradijs, biedt zichzelf meer mogelijkheden de weerstand te overwinnen dan degene die de dood ziet als een onverbiddelijk einde van alles.

Maar hoe die verschillen ook zijn: generieke voorlichting over het sterven is non-existent. Zodra het relevant wordt kennen wij wel “stervensbegeleiding” maar mij dunkt dit eigenlijk te laat is. Onze mindset is dan bepaald. Of is het juist dat deze zich pas definitief vormt, transformeert, zodra de poort van Petrus in zicht is? Wat zich voordoet zal ongetwijfeld mede afhangen van de concrete sociale en fysieke omstandigheden. Als er al over gesproken wordt gaat het vooral om dat laatste: ‘liefst pijnloos’.

In de kern gaat het ook om hoe wij leven. Mede daarom is het relevant welbewust onze houding ten aanzien van onze uiteindelijke levensloop onder ogen te zien, ook als er geen enkele directe aanleiding is. Want stel je voor dat je onsterfelijk was.

maandag 2 mei 2011

Het uitroeien van de middeleeuwen kost tijd, geld en mensenlevens




Ik weet niet wat bij mij de grootste verwondering heeft gewekt: de protesten in de Arabische wereld, of de reactie daarop van de westerse landen. Na de meest recente ontwikkelingen in Libië denk ik toch het laatste. Het is evident dat hiervoor geen scenario klaar lag. Maar het is moeilijk de indruk weg te poetsen dat NAVO-landen de aanleiding met de nodige gretigheid hebben aangegrepen. De gedachte dat dit gebeurt om democratie af te dwingen of enkel burgers te beschermen lijkt mij te oppervlakkig.

De NAVO operaties zie ik vooral als de ontluchting van opgekropte ergernis: Decennia lang hebben de landen in de Arabische wereld – vooral de landen waarom het nu gaat – zich weigerachtig getoond om toe te treden tot onze moderniteit. Democratie is daarvan misschien een element maar niet het meest doorslaggevende. Het had ook met een dictatuur gekund, anders zou al lang geleden zijn ingegrepen.

Mijn gevoel is dat de ongelijkheden in de Arabische landen (man – vrouw, arm – rijk), hun gebrekkige infrastructuur en hun antagonistische opstelling in vragen van vrede en veiligheid in de regio bij menig wereldleider chronisch het bloed onder de nagels weg trekken. Datzelfde geldt voor de dubbelhartige medewerking in de bestrijding van het terrorisme.

De ingrediënten stapelen zich op van een verbeten krachtmeting waarvan het einde nog niet in zicht is. Het uitschakelen van Osama bin Laden verandert hieraan niets. Zijn dood is vooral een symbolische overwinning, met een ongewis feitelijk effect.

Nog het meest ongewis zijn de gevolgtrekkingen voor de bevolking van de Arabische wereld zelf. Het momentum van ‘hun’ opstand is hun uit handen genomen. Echte – eigen - leiders voor hun zaak moeten nog opstaan. Maar even verbeten als nu gebeurt met wapens zal het westen bereid moeten zijn om dit proces met klinkende munt bij te staan.

zondag 1 mei 2011

Wijzelf zullen het niet weten: leven buiten de Aarde




De speurtocht naar buitenaards leven lijkt te worden teruggezet (*) naar wat het altijd is geweest: een thema van speculatie of, op z’n best, van enkel calculatie. Zelf heb ik wel eens berekend dat zich binnen de ruimtetijd van honderdduizend lichtjaren – de omvang van ons Melkwegstelsel – enkele honderden planeten bevinden met een ontwikkeld ‘aards’ leefmilieu. De berekening daarvan is mede gebaseerd op de verhouding tussen noodzaak en toeval in de nu bekende evolutie van het leven op onze eigen planeet. Ik heb daarbij aangenomen dat de processen die drieëneenhalf miljard jaar geleden tot biologisch leven hebben aangezet een directe eigenschap zijn van de elementen maar dat de ontplooiing daarvan tot hoogontwikkeld, intelligent leven buitengewoon onwaarschijnlijk is. Daarom acht ik het meer plausibel dat het leven buiten de aarde vooral bacterieel, eencellig, is dan dat wij spoedig aanwijzingen zullen vinden voor denkende, technologisch bekwame ‘aliens’. Wie zich bovendien de korte tijdspanne realiseert waarin het complexe leven op Aarde is geëvolueerd (enkele honderden miljoenen jaren vanaf de Cambrische explosie), mag niet verwachten dat binnen hetzelfde ‘tijdvak’ (hoe ook gedefinieerd, gezien de immense afstanden) een min of meer identiek proces zich elders in het heelal heeft voltrokken. Ook die factor maakt de kans dat wij vanuit Aarde ooit daadwerkelijke aanwijzingen zullen vinden voor buitenaards leven buitengewoon klein.

Zullen wij het dan nooit weten? De gedachte dat wij als Aardse wezens alleen zijn lijkt bijna even ontzagwekkend als de mogelijke wetenschap van het tegendeel. Het onderwerp is van meer dan alleen wetenschappelijke betekenis. Het verlangen om het heelal te kennen is diepgeworteld in onze menselijke nieuwsgierigheid hoe oneindig de onvervulbaarheid daarvan ook moge zijn. Voortgezette pogingen om leven te vinden buiten de Aarde zijn in dit licht belangrijker dan het resultaat dat hiermee ooit wordt bereikt. En wat is ‘ooit’? Honderden of zelfs duizenden jaren voordat enig leven wordt gevonden zijn niks. Wie in de immensiteit van de ruimte succes wil hebben mag dit niet verwachten voor zichzelf maar op z’n best voor kleinkinderen of verre achterkleinkinderen. Een return on investment op die tijdschaal valt echter moeilijk te verzoenen met de druk van onze korte termijn economie. De enige weg om hier uit te komen is door de beoogde ‘return’ opnieuw te definiëren, in hapklare brokken, van stap naar stap.

Wie het zoekproces langs die lijnen uitwerkt, gericht op tussenresultaten en niet op het gewenste einddoel, zal het SETI project, de organisatie die nog het meest met deze zoektocht wordt geïdentificeerd, dus inderdaad op de – zeer – lange baan schuiven. Het is daarvoor duizenden jaren te vroeg. Anders gezegd: het is met de huidige kennis en technologie een investering in een onwinbare loterij. Dat misschien mede om die reden aan de ruimtelijke zoektochten niet te veel geld wordt besteed, kan dus wel worden begrepen. Dit vooral gezien de focus van SETI op ‘intelligent leven’ en niet op enig (teken van) leven.

Onderweg hoeven toevalstreffers natuurlijk niet te worden uitgesloten. Revolutionaire doorbraken zijn altijd mogelijk, maar zij zijn onvoorspelbaar. Dat geldt ook voor hun eventuele neveneffecten, zoals spin-offs naar andere (commerciële, ‘aardse’) toepassingen en omgekeerd: nieuwe ongekende risico’s. Het is misschien beter wat wij eenzaam blijven, zeggen wetenschappers. We kunnen nooit weten wat wij oproepen.




(*)
Lees:
Setback search for extraterrestrial life