In de canon van onze naoorlogse geschiedenis speelt “de ontzuiling” in en na de zestiger jaren een belangrijke rol. De verticaal georganiseerde maatschappij van protestanten, katholieken, liberalen en socialisten waarin wij onze stemmen uitbrachten, onze radio afstemden, onze dagelijkse boodschappen deden en zelfs onze lichaamsoefening, stierf langzaam af ten gunste van het individualisme. Deed je gewoon, dan was dat al gek genoeg.
Maar ook die maatschappij is niet meer. Nee, gek genoeg – de ene zuil werd, wanneer wij het achteraf bezien, gewoon vervangen door de andere. Dit als gevolg van ontwikkelingen die wij in de jaren zestig en zeventig met geen mogelijkheid konden voorspellen, maar die nu ons zo overduidelijk aanstaren. Het enige is dat ons stemgedrag chaotisch is en dat wij onze boodschappen voornamelijk laten afhangen van de prijs en niet van enigerlei ideologische determinatie van de winkelier.
Nou ja, is dat zo? Hoeveel Turkse en Marokkaanse snackbars of supermarkten zijn er niet die hun klanten vooral vinden onder dat deel van onze bevolking? Kijken tal van Turkse en Marokkaanse Nederlanders niet bij voorkeur naar TV in hun eigen taal en cultuur? Wat is er veranderd? Diezelfde vragen kan men stellen ten aanzien van mensen die lever kijken naar de publieke omroep dan naar commerciële zenders, mensen van verschillende leeftijden (jong versus oud), homo’s versus hetero’s enzovoorts. Nee, dat is geen verzuiling. Maar het blijft segmentatie. Marktsegmentatie vooral. En religieuze segmentatie. Een ontwikkeling die steeds grotere bevolkingsgroepen verdeelt.
Beide vragen om een antwoord. Beide zijn de wortel van vervreemding in ons dichtgepakte Nederland waar onderling begrip en complementaire – of ten minste: niet onderling tegenstrijdige - opvattingen en voorkeuren juist zo essentieel zijn. En waar sommige segmentaties tegenstellingen suggereren die er helemaal niet hoeven te zijn, ook niet ten aanzien van religie.
De meest verwarrende zijn misschien onze heersende politieke schema’s. Wat weerspiegelen zij nog aan verschillen in werkelijke, relevante keuzen? Hoe moeten wij het zien nu de vroegere politieke aartsvijanden VVD en PvdA in een tweede ronde (ná 1994 – 2002) met elkaar regeren – nu weliswaar met de VVD aan het roer – en opnieuw vertroebelen wat ooit helder was: links versus rechts en alles wat zich in het midden positioneerde of aan de uiteinden. Dat beeld is totaal uiteengespat door oprukkende belangenstrijd, korte termijn kwesties, opportunisme, vreemdelingenhaat en onmacht van leidende politici om van de vraagstukken in onze tijd werkelijk chocola te maken.
Het is misschien goed om hier nog eens de analyse in herinnering te roepen die meer dan twee decennia geleden werd gegeven door Prof. J.W. Oerlemans (1926 – 2011) gaf van de Nederlandse politieke verhoudingen en de relatie tussen politiek en burger. Van hem komt de term “één-partijstaat Nederland”: een gesegmenteerd politiek bestel waarvan (alleen) de elite in staat is tot samenspraak en compromisvorming, zonder enige interesse in de burger en gedreven door een elitair-paternalistische visie op wat goed is voor het land (en de burgers). Ik wil geen terugkeer bepleiten naar die omstandigheden, maar ten minste was er zoiets als een geheel van samenbindende factoren, gedeelde grondslagen en gedeelde stijl van communicatie (ook al hing er een stevige spruitjeslucht) die wij vandaan node missen.
Meer dan ooit te voren is ons land een uiteengevallen in allerlei subculturen die geen of weinig verbinding met elkaar meer voelen en die, omgekeerd, evenmin heldere verschillen ten opzichte van elkaar beleven. We zinken weg in onderlinge desinteresse en sterke zelfgerichtheid.
Het zou verfrissend zijn voor de hele samenleving wanneer wij ons ontdoen van de doorgesleten clichés waarmee wij elkaar – en onszelf – bezien. Etnisch, religieus, sociaal, economisch, en politiek.
Wie ben je werkelijk? Een linkse rakker, een Marokkaan, een hetero? Dat zegt toch niks meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten