Het valt mij op dat de recente ontwikkelingen in Tunesië en Egypte in tal van commentaren het beeld oproepen alsof wij Mubarak en zijns gelijken (nu plotseling “dictators” genoemd) altijd al boeven hebben gevonden en dientengevolge natuurlijk altijd solidair zijn geweest met het volk op straat.
Ik ga maar even voorbij aan de Amsterdamse vrouw die ik op de radio hoorde roepen dat “Mubarak nu moet oprotten”. Zij heult evengoed mee, en haar kan ik dat niet euvel duiden, maar des te meer al die wijsneuzen onder ons die vooral politiek correct willen blijven en opgetogen mee juichen over de betogingen in Cairo.
De Egyptische positie in het Midden-Oosten is meer dan dertig jaar hoeksteen geweest van onze eigen nachtrust en warme kachel. Wij hebben ons niet werkelijk om de Egyptenaren bekommerd, noch om de Tunesiërs. Egypte, of liever gezegd: Mubarak’s voorganger Anwar Sadat, was de held van de vrede met Israël en – laten wij wel wezen – Mubarak’s naam is sedertdien in de internationale politiek niet meer genoemd. Wiens verdienste dat is geweest, van hemzelf of van Washington dat hem op de been hield, zal de geschiedenis nog eens mogen uitzoeken. Maar zijn straffe bewind mogen wij hem, ook op dit moment, niet zomaar voor de voeten werpen.
Eerder heb ik de indruk dat onze reacties – on the spur of the moment – vooral zijn ingegeven door ongewisheid zo niet angst. Zelfs voor wie niet gelooft in een domino-effect (al begint dat er aardig op te lijken), is het idee dat strakke regeringen in de Arabische wereld hun greep verliezen op hun overwegend jonge en dus levenslustige bevolking eerder een bron van ongemak dan van daadwerkelijke tevredenheid.
Van democratie in de Arabische wereld hebben wij geen voorstelling. Wij kunnen het die wereld net zo lichtvoetig toewensen als dat wij hun dictators, nu, afwijzen. Daarvoor is toch meer inzicht vereist in de factoren die de toekomst bepalen van Egyptenaren respectievelijk van de mensen in hun buurlanden. Meer inzicht in elk geval dan wij op dit moment hebben. Ook van Irak moeten de lessen nog worden geleerd.
Boven alles is de mentale impuls van de westerse landen dat de stabiliteit van de regio wordt veiliggesteld. Alleen al de demografische realiteit in het Midden-Oosten maakt dit een hachelijk verlangen. Hoe dan ook lijkt het mij dat vooral voor Europese landen het moment nadert waarop de ankerpunten van het Midden-Oosten beleid grondig dienen te worden herzien.
Ik ga maar even voorbij aan de Amsterdamse vrouw die ik op de radio hoorde roepen dat “Mubarak nu moet oprotten”. Zij heult evengoed mee, en haar kan ik dat niet euvel duiden, maar des te meer al die wijsneuzen onder ons die vooral politiek correct willen blijven en opgetogen mee juichen over de betogingen in Cairo.
De Egyptische positie in het Midden-Oosten is meer dan dertig jaar hoeksteen geweest van onze eigen nachtrust en warme kachel. Wij hebben ons niet werkelijk om de Egyptenaren bekommerd, noch om de Tunesiërs. Egypte, of liever gezegd: Mubarak’s voorganger Anwar Sadat, was de held van de vrede met Israël en – laten wij wel wezen – Mubarak’s naam is sedertdien in de internationale politiek niet meer genoemd. Wiens verdienste dat is geweest, van hemzelf of van Washington dat hem op de been hield, zal de geschiedenis nog eens mogen uitzoeken. Maar zijn straffe bewind mogen wij hem, ook op dit moment, niet zomaar voor de voeten werpen.
Eerder heb ik de indruk dat onze reacties – on the spur of the moment – vooral zijn ingegeven door ongewisheid zo niet angst. Zelfs voor wie niet gelooft in een domino-effect (al begint dat er aardig op te lijken), is het idee dat strakke regeringen in de Arabische wereld hun greep verliezen op hun overwegend jonge en dus levenslustige bevolking eerder een bron van ongemak dan van daadwerkelijke tevredenheid.
Van democratie in de Arabische wereld hebben wij geen voorstelling. Wij kunnen het die wereld net zo lichtvoetig toewensen als dat wij hun dictators, nu, afwijzen. Daarvoor is toch meer inzicht vereist in de factoren die de toekomst bepalen van Egyptenaren respectievelijk van de mensen in hun buurlanden. Meer inzicht in elk geval dan wij op dit moment hebben. Ook van Irak moeten de lessen nog worden geleerd.
Boven alles is de mentale impuls van de westerse landen dat de stabiliteit van de regio wordt veiliggesteld. Alleen al de demografische realiteit in het Midden-Oosten maakt dit een hachelijk verlangen. Hoe dan ook lijkt het mij dat vooral voor Europese landen het moment nadert waarop de ankerpunten van het Midden-Oosten beleid grondig dienen te worden herzien.
Wellicht begint dat met het naleven van wat we prediken. Dictators over de hele wereld, niet alleen in het Midden-Oosten maar ook in Zuid-Amerika in het recente verleden en in Afrika, blijven in het zadel dankzij onze steun.
BeantwoordenVerwijderenDe debatten nu volgend, zie ik nog steeds hetzelfde paternalisme. We negeren wat de bevolking zelf zegt en leggen ons eigen wensenlijstje neer.
Sommigen onder ons hebben nauwere banden met de landen die het betreft en weten uit de eerste hand wat er onder de bevolking leeft.