maandag 18 april 2011

Wilders miskent de hulpvaardigheid van het recht


Amsterdamse rechters in de zaak Wilders


Geert Wilders twittert naar aanleiding van de afwijzing van het derde wrakingsverzoek in zijn haatzaaiproces dat de heren rechters elkaar “de hand boven het hoofd houden”. Ik heb de uitspraak van de rechtbank zorgvuldig beluisterd. Wat zij zeggen is het volgende: of de afwijzing in dit geval van een meineedprocedure juridisch houdbaar is moet worden onderscheiden van het eventuele vooroordeel dat aan die afwijzing ten grondslag ligt. Van dat laatste is volgens de rechtbank geen sprake. Het eerste is vatbaar voor hoger beroep. Keurig, zou ik zeggen. Ook juridisch keurig.

Het proces tegen Wilders is gaandeweg verworden tot een tragische klucht, laat ik dat vooropstellen. Maar dat laat mijn genoegen onverlet wanneer onderweg de lijnen van het recht scherp gehouden worden. Het lijkt mij dat dit ook voor een parlementariër zoals Wilders een genoegen moet zijn, immers hij is medeverantwoordelijk voor de formulering van dat recht. Maar zoals zijn proces nu loopt, met steun van zijn advocaat, heeft de gang van zaken er alle schijn van dat onze witgekuifde Limburger altijd mopperend zal twitteren als hij tegenspraak ontmoet of wanneer hij zijn zin niet krijgt.

Dat is geen nieuws natuurlijk. Echt in discussie gaan is Wilders vreemd, zeker wanneer gepeuterd wordt naar strakke lijnen en zuiverheid. Mensen zoals hij leven van het effect en als het moet van intimidatie. Maar zodra zij geïntimideerd worden door argumenten waarop zij geen vat hebben schoppen zij terug. Het is wel wrang natuurlijk dat een proces waarin het dédain van Wilders voor andersdenkenden centraal staat zo in alle opzichten is afgezakt tot het vertoon van dédain over alles wat niet in zijn straatje past.

Wilders’ houding – c.q. die van zijn advocaat – bevreemdt mij niettemin. Dit omdat ik vermoed dat de rechters die geroepen zijn tot een oordeel over de hoofdvraag, in concreto zijn tegenstanders niet zijn. Zelfs het OM voert dit proces met tegenzin. Zou al sprake zijn van een vooroordeel, dan lijkt mij die bij de rechters eerder te liggen in hun grote welwillendheid om de grenzen van het recht tot het uiterste te rekken (en vrijspraak te bewerkstelligen) dan juist deze nu strak aan te snoeren. Het is niet meer dan een vermoeden.

In elk geval zou ik in Wilders’ plaats liever kiezen voor de gedachte dat het recht eerder vriend is dan de vijand. Maar ja, wat wil je bij iemand die zelf zo de verpersoonlijking is van ieder denkbaar vooroordeel?

1 opmerking:

  1. W. is uit op veel zittingsdagen en veel publiciteit, ik zou zeggen dat dit gedoe zich langzamerhand tegen hem zou keren maar ik vrees dat zijn stemvee nog dommer is dan ik had aangenomen.

    BeantwoordenVerwijderen