donderdag 19 maart 2015

FRAUDEURS IN EUROPA

 
 






 















Waarom voelen wij ons verplicht om een bewezen fraudeur in de Kamer toe te laten? De regel van de VVD-fractie behoort voor de hele Staten-Generaal te gelden. Geen fraudeurs in de club. Het mag juridisch, dat wil zeggen volgens de geldende spelregels, toegelaten zijn, Kamerlid Houwers maakt moreel de foute keuze. Hij kan de kiezer niks meer beloven, niks meer bieden.
 
Ik zou een verklaring van de gehele Kamer, met meerderheid van stemmen en al, niet verkeerd vinden: een verklaring van treurnis over het gedrag van – collega - Houwers.
 
Diezelfde vraag beklemt nu ook Europa: waarom zouden wij Griekenland nog redden? Wat doe je met een land sat strikt genomen ons voor de gek houdt - fraudeert eigenlijk, en dat ons dus ook niks meer kan beloven?
 
Moeten we opportunistisch zijn of wat? – ja wat overweegt eigenlijk in Europa? Gaat het om de ultieme aflossing, of om het ultieme bondgenootschap, ook in moeilijke tijden? Valt al onze gram de Grieken werkelijk te verwijten. Sommige dingen misschien, maar niet alles. En als wij fraudeurs in ons eigen openbaar bestuur toelaten, dan toch zeker ook de Grieken in Europa!
 
Maar zo moeten wij helemaal niet denken. Inderdaad: waar gaat het werkelijk om in Europa. En misschien moeten wij toch de strepen strakker trekken, maar wel met begrip, en echte oplossingen. Geen veroordeling, maar daadwerkelijk constructief in het belang van de Grieken en alle andere landen.
 
Een vinger wijzen,
schuld opeisen
Griekenland laten stikken.
 
Het is allemaal even fout. Europa kan alleen gered worden als we een ongewone stap nemen. Het voor de hand liggende maar tegen iedere verwachting.

maandag 2 maart 2015

WAT ZIE IK NU: INSPRAAK VAN STUDENTEN?




























Het grote inkapselen begint opnieuw

Meer dan veertig jaar geleden behoorde ik tot de landelijke voorhoede van inspraakstudenten. Ik was lid van de Leidse universiteitraad, in die tijd het bestuur van de universiteit. En daarnaast was ik landelijk actief als medeoprichter van het Interuniversitair Studenten Overleg (ISO), het platform van studenten voor overleg met de minister, politici en adviesorganen van het wetenschappelijk onderwijs. Een walhalla voor een jonge student die iets wil leren van besturen en van het bedrijven van onderwijspolitiek. 

Opmerkelijk is dat de hoofdthema’s van die tijd niet veel afweken van de huidige, al was de context totaal verschillend. Begin jaren zeventig was sprake van een explosieve toename in de deelname aan het hoger onderwijs. Het HBO stond als nieuwe hoger onderwijsvorm nog in de steigers.

Aanleiding om de herinnering hieraan op te halen zijn natuurlijk de recente studentenacties, met zowaar een hernieuwde Maagdenhuisbezetting als ontroerende climax. “I was there”, in 1969, kan ik nog zeggen, met mijn perskaart in de hand en gretig speurend naar kopij voor de schoolkrant.

Ik behoor tot de generatie die de vruchten plukte van de rellen in de jaren zestig. Wij kwamen kort na de invoering van de Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB) op het pluche, met regelmaat, en nog heb ik een aantal van onze “nota’s” waarmee wij probeerden de discussie en besluitvorming over de onderwijsstructuur, studieduur en studiefinanciering te beïnvloeden.

Echt doordrukken konden wij niks natuurlijk. Maar men was van hoog tot laag respectvol en wij werden serieus genomen. Ik herinner mij menig verhit debat in het college van bestuur van de Leidse universiteit waar ik als vicevoorzitter van de universiteitsraad (22 jaar jong) op gezette tijden mocht aanzitten.

Al met al heb ik hiervan vooral zelf het nodige geleerd. Verschillende universiteitsbestuurders uit die tijd werden min of meer mijn Godfather, en ik heb ze nadien nog regelmatig ontmoet, of zelfs geraadpleegd. Diezelfde ervaring gun ik studenten van elke generatie. Maar inmiddels zijn al weer minstens twee tot drie decennia voorbij na ommekomst van de restauratie van oude autoriteit. Sterker: colleges van bestuur opereren meer dan ooit te voren als absolute heersers over het wel en wee van hun instelling. En inderdaad, studenten van nu hebben groot gelijk dat geld daarbij te zeer allesbepalend is. 

Maar wat levert de terugkeer van studenten naar de universitaire bestuurstafels nu eigenlijk op? Ze mogen aanzitten, met goede wil worden ze serieus genomen, en vervolgens zijn ze monddood. Ingekapseld in het proces waar ze nu zo hard tegenaan schoppen. Ik mis iedere inhoudelijke stellingname. Dat deden wij toch anders in die tijd.

Het zijn niet enkel de heersende financiële parameters waarom het draait. Onze tweeledig hoger onderwijsstelsel zelf is de grote boosdoener, plus de talloze vluchtpotjes die wetenschappers creëren om maar zo min mogelijk last te hebben van hun onderwijstaken en zoveel mogelijk weg te duiken in hun onderzoek en publicaties. De incentives en desincentives werden cumulatief in de richting van onderwijsverpaupering en diplomaverschraling en van een stapel universitaire (en hbo) opleidingen waar de maatschappij niets mee kan.

Laat men daar, ook als actievoerende studenten, eerst maar eens mee beginnen.