vrijdag 16 november 2012

De nieuwe landsdelen van het kabinet





















De huidige provinciale indeling: zal deze nu eindelijk op de schop gaan? 


Het regeerakkoord bevat onder meer het plan tot drastische opschaling van het binnenlands bestuur: minder provincies, minder gemeenten, dus grotere eenheden op beide niveaus. Die gedachten zijn niet nieuw en zij volgen de ontwikkelingen die al enkele decennia geleden op het niveau van de gemeenten concreet zijn geëffectueerd.

Op provinciaal niveau is het een taaiere kwestie. Regionale organen werden met veel enthousiasme opgericht, om vervolgens – in de loop van de tijd – van bloedarmoede en gebrek aan smoel in de zijlinie te verdwijnen. Wat er gebeurt in Rijnmond, Haaglanden, of in de Amsterdamse regio haalt zelden of nooit de hoofdpagina’s van de landelijke kranten. De grote steden blijven prominent.

Nu de gedachte van minder, dus aanzienlijk grotere provincies – met hun steden en flinke gemeenten (allemaal 100.000 plus inwoners) – opnieuw op tafel ligt is het interessant de vraag te stellen naar de levensvatbaarheid ervan. We moeten overigens niet doen alsof wij dit nooit hebben meegemaakt. In de tijd van de stadhouders, zeg vijfhonderd jaar geleden, was de eenheid van bestuur op het niveau van twee of drie provincies geen bijzonderheid. Holland en Zeeland vielen doorgaans onder dezelfde stadhouder, al was het bij personele unie. Datzelfde gold in die tijd en later voor andere provincies, in het bijzonder in de tijd van de Oranje-Nassaus.

Minister Plasterk spreekt met enthousiasme over de combinatie van Noord-Holland, Utrecht en Flevoland als een "Nederlands Rijnland-Westfalen". Dat klinkt direct aanlokkelijk, al is het stukje Flevoland in die vergelijking niet echt overtuigend. Maar ik betwijfel dat, niet enkel vanwege Flevoland. Het werkelijke equivalent van die Duitse achterbuur is natuurlijk ons eigen Rijnland, met de Rotterdamse regio als het hart ervan. Wat zou er mooier zijn dan de twee economische centra, Amsterdam en Rotterdam te verbinden in één krachtig landsdeel (Noord-Holland en Zuid-Holland herstellen tot één geheel)? Is dat uit economische overwegingen – met twee havens: de luchthaven Schiphol en de zeehaven Europoort – niet veel beter dan het machteloze bisdom van Utrecht plakken aan Amsterdam en een drooggelegde polder die voornamelijk functioneert als slaapplaats van forenzen?

Geschiedenis en actualiteit zullen zich ongetwijfeld met klem tegen die gedachte verzetten. Amsterdam en Rotterdam onder één landsdelig dak? Je moet gek zijn. Het lijkt mij echter dat alleen zo’n doorbraak in de slepende impasse van ons binnenlands bestuur de zaken effectief zal oplossen. Het nadeel van een wel zeer krachtig landsdeel (nieuwe provincie) tegenover andere, zonder twijfel wat zwakkere landsdelen moeten wij op de koop toenemen. Laat daarnaast Utrecht samengaan met Flevoland, Gelderland en Overijssel. Groningen met Drenthe en Friesland, Brabant met Zeeland. En laat Limburg ongemoeid.

Daarmee is mijns inziens het eerste schot van het kabinet een valse start. Ik zie uit naar de eerste reacties van de provincies zelf.

dinsdag 30 oktober 2012

VVD en PvdA schrijven politieke geschiedenis















Het regeerakkoord van Rutte en Samsom heet “Bruggen Slaan” maar het allerbelangrijkste is de scheidslijn die dit regeerakkoord markeert tussen alles wat eraan vooraf is gegaan en alles wat hierna gaat komen. Politici aan alle zijden lijken met stomheid geslagen. Links en rechts telt men de vingers op de handen. Wat is er gebeurd? De panelen die ons politieke bestel in het afgelopen decennium hebben beheerst, ik zou denken: wel veel langer dan een decennium, liggen op de schroothoop. Dit is geen Paars III. De coalitie die nu zeer aanstaande is tart iedere kwalificatie op basis van de tegenstellingen en overeenstemmingen waarmee de meesten van ons een leven lang vertrouwd zijn geweest.

Dat het regeerakkoord intussen daadwerkelijk ook bruggen slaat staat buiten kijf. Het klassieke links-rechts verhaal is met een scherp geschreven kabinetsprogramma radicaal van tafel geveegd. De achterband van de VVD noch die van de PvdA kan hier een speld tussen krijgen. Het zal heel lang duren voordat men de thema’s vindt die de kracht hebben van een daadwerkelijk politiek debat.

Het is echt knap, van Rutte, van Samsom, en van hun adviseurs. De route is duidelijk afgepaald. Elk huishouden in Nederland, rijk en arm, kan aan het rekenen slaan, met plussen en met minnen. Werkzoekenden krijgen een extra schop, maar ook hulp, huizenbezitters krijgen een schop – en een aai. De rijkaards onder ons (een minderheid) mogen een beetje meer betalen voor de zorg, maar voor iedereen geldt: gezond leven helpt.

Pruttelende reacties van oppositiepartijen hebben tot nu toe geen krantenkop weten te halen. Men zal van goeden huize moeten komen om een serieuze bres te slaan in het betongegoten verdrag dat nu als formatieopdracht op tafel ligt. 

Er zijn zeker slachtoffers. Ik moet nog zien wat deze coalitie daadwerkelijk gaat betekenen op het gebied van innovatie, duurzaamheid, mobiliteit en al die andere taaie thema’s die bepalend zijn voor de vruchtbaarheid van ieder beleid op langere termijn. We worden dus nog wel wakker, linksom of rechtsom. 

Maar ik gun ieder jonggeboren kind, dus ook deze nieuwe coalitie, haar wittebroodsweken. Voorlopig dus geen gemok. Laat maar zien.

dinsdag 25 september 2012

Wie wordt de oppositieleider?
















Met het mogelijke vooruitzicht van een PvdA-VVD kabinet ontstaat de interessante vraag naar de vorming van de oppositie. Zal van “de” oppositie wel sprake zijn? Het is niet evident dat deze van linker dan wel van rechter zijde moet komen. Dat geldt dus ook voor de oppositieleider.

Diezelfde vraag kon ook worden gesteld in de jaren van Paars I en Paars II. Het CDA had het als oppositiepartij in die periode moeilijk en de rol van deze partij als tegenspeler van het kabinet kwam niet echt uit de verf. De kiezers beloonden dit in 1998 met zetelverlies, dit vooral ten gunste van de twee regeringspartijen VVD en D66. De meest uitgesproken oppositie tegen Paars kwam na verloop van tijd van buiten, in de persoon van Pim Fortuin.

Een belangrijk verschil met de jaren negentig is het optreden van sterke partijen aan beide flanken: de SP op links en de PVV op rechts. Het midden is behoorlijk verzwakt, en D66 zal zich tegenover een VVD-PvdA kabinet als daadwerkelijke oppositiepartij mogelijk wat ongemakkelijk voelen. Het beeld ontstaat dat zich tegenover de verzoening tussen links en rechts in het kabinet een scherpe links-rechts tegenstelling zal manifesteren in de volksvertegenwoordiging. Kemphanen die hun onderlinge strijd mede op de regering zullen afreageren. Maar is dat oppositie? 

In de geschetste situatie zal het waarschijnlijk vooral aankomen op degene die door zijn of haar persoonlijk optreden de meest geduchte tegenspeler is van het kabinet. Roemer, Pechtold en Wilders zijn de meest voor de hand liggende kandidaten. Stellig zullen zij de daden van de coalitie zeer kritisch volgen en zullen zij zich hierover sterk gearticuleerd willen uiten. Van de rudimenten van het midden – ik denk vooral aan Jolande Sap en Sybrand Buma – valt voorlopig niet veel te verwachten. Zij zitten beiden midden in de heruitvinding van zichzelf. 

Het is natuurlijk ook denkbaar dat opnieuw de situatie ontstaat zoals bij Paars: oppositie van buiten. Een of meer maatschappelijke stromingen met uitgesproken woordvoerders. Maar dit is vooralsnog een zeer speculatief beeld. Dat geldt ook voor de mogelijkheid van oppositie "van binnen": PvdA (of VVD) groepen die zich verzetten tegen concrete maatregelen (compromissen) die het eigen gedachtegoed fundamenteel dreigen te ondergraven. 

Zeker is dat het politieke spel de verschillende partijen opnieuw voor interessante opgaven stelt.

donderdag 20 september 2012

Formeren zonder de koningin – moet ik mijn mening herzien?


















Dit beeld dus niet meer


Ik heb mij tijdens de meest recente discussies over het uitschakelen van ons staatshoofd in de kabinetsformatie altijd zeer kritisch betoond. Belangrijkste argumenten, die ook anderen voortdurend aanhaalden, waren de onafhankelijke positie van het staatshoofd (“boven de partijen”), de waarborg van objectiviteit in het coalitieproces enzovoorts enzovoorts. 

Daarentegen heb ik het altijd heel normaal gevonden dat in Engeland de regeringsvorming een volstrekte aangelegenheid is van het electoraat, respectievelijk het parlement. Immers, de meerderheid volgt vanzelf uit de verkiezingsuitslag. Maar dit argument snijdt inmiddels geen hout. Ook in Engeland is nu langs dezelfde weg een coalitieregering tot stand gekomen. Dus zonder enigerlei interventie van Buckingham Palace. Geen haan die daar kraaide.

De argumenten voor het uitschakelen van de majesteit in Nederland heb ik overigens nooit willen wegstrepen. Niets in ons staatsrecht verplicht ertoe. De rol van de koningin was sinds jaar en dag een kwestie van gewoontevorming. Coalities maken was immers een hele kunst. Maar ook onder de spelregels van die gewoonte werd deze toch hoofdzakelijk werd beoefend door personen die (weliswaar via de majesteit) ten minste het vertrouwen hadden van de meerderheid van het parlement. Voor de uitkomst van de formatie moest uiteindelijk ook aan het parlement verantwoording worden afgelegd, in casu door het aldus benoemde kabinet, dus waarom dan niet een direct proces?

De rommelige gang van zaken tijdens de kabinetsformatie in 2010 legde echter een kwetsbaarheid van het staatshoofd bloot waaraan zij (in dit geval) in redelijkheid niet behoort te worden blootgesteld. Dat dit vooral lag aan het optreden van har adviseurs werd makkelijk vergeten, maar desondanks was die persoonlijke kwetsbaarheid in de ogen van het publiek een feit.

De nieuwe kabinetsformatie is pas net begonnen, met een geheel ander electoraal resultaat dan in 2010, en er kan nog van alles mislopen. Toch bekruipt mij het besef dat deze gang van zaken veel scherper afbakent waar de concrete verantwoordelijkheden liggen. Tegelijkertijd groeit juist daardoor de objectiviteit en onschendbaarheid van de koningin. Ongetwijfeld laat zij zich in de nieuwe procedure grondig informeren en onderhoudt zij nauw contact met haar adviseurs maar in essentie blijft alles op z’n plaats. Dat geldt ook voor de vice-president van de Raad van State, die in mijn ogen terecht op de achtergrond blijft en niet ook nog eens informateur gaat spelen. Zo hoort het ook, eigenlijk.

Ik ben dus wel om, hoe het proces verder moge lopen. De majesteit blijft de majesteit en de politici zijn verantwoordelijk. De druk op zorgvuldigheid en openbare verantwoording ligt onomwonden bij hen. Dat de kiezer een handje heeft geholpen bij het scheppen van een duidelijke uitgangs-positie herinnert ons er ten slotte ook voor de toekomst aan dat het land de regering krijgt die het verdient.

vrijdag 14 september 2012

Het CDA verdrinkt in zijn eigen truttigheid


















Ooit was de christen-democratie het bolwerk – ja de belangrijkste leverancier – van mensen (mannen vooral) van kaliber. Professoren, doorgewinterde bestuurders, “machers” in de grote publieke zaak. Wat zij deelden was niet een concrete ideologie maar een gemeenschappelijke voedingsbodem. Het is een portrettengalerij vol van onberispelijke gezagsdragers die diepe sporen wisten te trekken in de Nederlandse politieke geschiedenis. 

De laatste die aan deze kwalificaties voldeed is ook degene die er onomkeerbaar de stop heeft uit getrokken. Ik doel hiermee op Ruud Lubbers, inderdaad een macher van formaat maar tevens een verschrikkelijke brokkenpiloot. De eerste keer was de dolkstoot in de rug van zijn directe opvolger Elco Brinkman (1994) en de tweede keer was zijn ongelukkige hand in de kabinetsformatie van 2010. Zeker na de j.l. verkiezingen kan worden gesteld dat hij het CDA op dat moment nog eens een extra duwtje heeft gegeven naar de afgrond. 

Maar hoe dit laatste ook moge zijn, mensen van formaat heeft de partij al in geen decennium meer opgeleverd. CDA-leider Balkenende kreeg in 2002 de fakkel niet enkel van zijn partij. Veel meer doorslaggevend was dat hij op dat moment de enige was die in de ogen van de kiezer een acceptabel alternatief was voor Paars maar ook voor Fortuin; immers, van de leiders van de traditionele grote partijen had alleen Balkenende over hem geen hel en verdoemenis uitgesproken. Inmiddels kijkt men op zijn regeerperiode terug met een bak vol gemengde gevoelens. Welk spoor heeft hij werkelijk getrokken? 

Nu zit de partij enkel nog opgescheept met provinciale waterdragers zonder authentieke opvattingen. Mensen van het derde echelon – op z’n best – die zich profileren als goede boekhouders en brave regelneven (ik denk hierbij vooral aan de vrouwen, trouwens). Zo is het, truttigheid troef. Een partij die zich massaal verslikt in de verwondering over het verlies van de eigen vanzelfsprekendheid. We zien dat aureool van God en autoriteit niet meer, en wie dit nog wel doet, die heeft zijn toevlucht gezocht in christelijk rechts. En hoe hopeloos is toch dat verhaal over “het radicale midden”. 

Ik zie het niet meer goed komen. In het politieke midden heeft alleen D66 haar bestendigheid bewezen (*). Een midden dat enkel nog wordt bepaald door de links/rechtsverdeling waartoe de kiezer zich nu in grote aantallen heeft bekeerd. 

Dat ten slotte over het kaliber van hedendaagse politici in alle partijen nog wel het een en ander te zeggen valt, doet aan het bovenstaande niet af. Partijen zoals de VVD en de PvdA drijven ook op andere kurken. Het CDA heeft die alternatieve fundamenten niet. De partij staart in een wel zeer ijle leegte. 

----
(*) Een bestendigheid die kan worden teruggevoerd op het kiezerssegment dat voor de oorlog stemde op de Vrijzinnig Democratische Bond.

donderdag 13 september 2012

De kiezer is gelukkig niet gek

















Niet de koningin, niet het parlement, maar de kiezer heeft nu het dictaat voorgelegd voor de formatie. Wat nog slechts aarzelend tot uiting kwam bij de verkiezingen in 2010, is nu des te sterker uitgesproken: gij zult een breed kabinet vormen. Dat is iets anders dan de wedergeboorte van Paars, maar daarover pas later.

Rutte vond in de uitslag van de verkiezingen van 2010 nog het excuus om een kabinet “op rechts te vormen”, dit ondanks een brede onderstroom in onze maatschappij die ook toen al, zoals onder meer bleek bij een enquête onder het MKB, de voorkeur gaf aan een VVD-PvdA variant (“paars plus”). 

Met hangen en wurgen konden de VVD en het CDA het rechtse avontuur nog gedaan krijgen, maar dat scenario is nu echt onmogelijk. Gelukkig maar, dit vooral gezien de afgang van de PVV (een soort q.e.d. van wat Rutte en Verhagen voor ogen stond). Maar nu ook het CDA - nog verder - door het ijs is gezakt (ik geloof niet meer in haar wederopstanding *), kan een hernieuwde coalitie op rechts politiek gezien worden afgeschreven.

Rutte is nu wel de winnaar maar de kiezer wil geen onverkorte voortzetting van zijn beleid. Een prachtige uitspraak, vind ik. Hij moet dus flink wat water in de wijn doen tegenover de grote (mede)winnaars – waaronder ik naast de PvdA natuurlijk D66 reken. Maar inderdaad, dat wordt geen herhaling van Paars. De omstandigheden zijn fundamenteel anders dan in 1994. Toen wilden PvdA en VVD echt met elkaar, en de VVD was ook bereid dit te doen als tweede viool.

Nu willen ze eigenlijk niet, maar ze moeten wel, en de VVD is de grootste. Dat zal nog heel wat hoofdbrekens kosten aan beide kanten. Gaat het eigenlijk wel lukken? 

De grote gemene deler is dat een combinatie VVD-PvdA – in deze crisistijd – kan zorgen voor een maximaal maatschappelijk draagvlak voor moeilijke maatregelen. De andere gemene deler is dat beide partijen dit willen doen met handhaving en versterking van de rol van Europa. Daar vinden ze elkaar wel op, en zeker in dit opzicht kan D66 zeer makkelijk aanschuiven.

De signatuur van zo’n combinatie is VVD, noch Paars, noch “VVD-PvdA”, maar een – zal ik maar zeggen – buitengewone signatuur. Een coalitie die vooral zal worden gekarakteriseerd door de concrete beleidsmaatregelen die zij neemt en niet door de onderliggende ideologische context.

Ondertussen is het opmerkelijk hoezeer een oppervlakkige campagne, geleid door het mediaspektakel, leidt tot de fenomenale verschuivingen in het politieke spectrum die wij nu zien. Ik denk dat dit is gebeurd ondanks dat spektakel, en niet dankzij. 

De kiezer is niet gek. Iedereen heeft nagedacht, en dit is geen slecht resultaat. Dus ook de koningin mag tevreden zijn.


-----
(*) Ronduit pijnlijk was het interview met CDA-partijvoorzitter Ruth Peetoom. Met veel omhaal maakte zij duidelijk dat het CDA niets van belang meer te vertellen heeft. 

zaterdag 1 september 2012

Met de klassieke werkgelegenheid komt het nooit meer goed





















Kapitaal heeft het definitief gewonnen van arbeid 


Het is een mantra die ik al enige decennia belijd. De mensheid zet alles op alles om het dagelijkse werk te vergemakkelijken. Ja liefst onafhankelijk te maken van onze eigen inspanning. Hoeveel minder mensen waren nodig geweest voor het bouwen van de Egyptische piramides als men het wiel had gebruikt, stoommachines had ingezet en hijskranen de zware blokken steen op hun plaats had laten zetten? In onze wereld worden mensenhanden stelselmatig geëlimineerd. Voortdurend, elke dag een stapje meer. In elke sector: voeding, “appliances”, transport, bouw, geneeskunde enzovoorts, en tenslotte ook in alle segmenten van de dienstverlening. 

Maar ten diepste blijft ons mensbeeld verbonden met de weg die God wees in het Oude Testament: werken zal je; omwille van je bestaan moet je zwoegen, van de dageraad tot zonsondergang. De hedendaagse maatschappij wordt beheerst door de norm van volledige werkgelegenheid. Het hele welvaartsbestel is hierop gebaseerd. Het is opmerkelijk hoezeer wordt vastgehouden aan de individuele arbeidsplicht, terwijl tegelijkertijd geen enkele prikkel bestaat tot het scheppen van werk. Des te meer steekt het dat de overheid deze klassieke sociale prediking combineert met massieve personele afstoting in eigen huis. 

De man op de straat, de modale inwoner, wij allemaal eigenlijk, worden in feite langs twee wegen in het bestaan gemarginaliseerd: voortgaande uitschakeling door mechanisatie, robotisering, automatisering, digitalisering etc., en voortgaande concentratie van macht en rijkdom bij de happy few in het kapitaalsysteem. De welvaartstaat is verworden tot een slaveneconomie (laat u niet misleiden door het woord “consumentenvertrouwen”) en bij voorkeur betalen de slaven ook de rekening elk moment als het misloopt. U en ik dus. En dat zelfs voor wie dacht te kunnen gaan genieten van zijn pensioen. We zijn allemaal weerloos. 

Er is iets wezenlijk onevenwichtigs in de toestand van onze wereld. Niemand benoemt het of doet een poging daartoe. Ook partijen aan linker zijde praten over werkgelegenheid alsof de overheid met een beetje sociale pet op deze zomaar weer kan oproepen. Met het oude denken van onze hedendaagse politiek gaan wij dit niet werkelijk oplossen.

Ik heb al eens een paar balletjes opgegooid over veranderingen in de fiscale en sociale mechanismen, die ik nu even terzijde laat. Mij gaat het vooral om ons bewustzijn van de bizarre, tegenstrijdige werkelijkheid in een wereld die menselijke arbeid tegelijkertijd beschouwt als een hinderpaal, een eliminatiefactor, én als de hoogste norm voor onszelf als individuele burger. Anders gezegd: hoe kan het zijn dat er nauwelijks nog een rem bestaat op arbeidsuitstoot en tegelijkertijd een groeiend legioen van werklozen de arbeidsmarkt wordt opgedreven waar geen werk meer te vinden is? 

Het gaat nog een hele tijd duren voordat wij daarin ook maar het begin van een antwoord vinden. We moeten terug naar de wortels van ons welvaartsconcept in de ruimste zin des woords. Het kapitaalsysteem kan de werkgelegenheid niet onverschillig blijven. Werkgevers dienen te doen waarvoor zij worden aangeduid (inderdaad: werk geven) en zij dienen hiertoe financieel te worden aangespoord. En ook loonbelasting past op de lange duur niet bij een welvaartspolitiek waarin de overheid blij mag zijn om iedereen die ook maar iets met eigen arbeid bijdraagt.

vrijdag 17 augustus 2012

Ja de wereld heeft een ambitie nodig maar niet op Mars





















“De Olympische Spelen bewijzen telkens weer dat mensen tot ongelofelijke prestaties in staat zijn die bij miljarden respect en bewondering oproepen. Van die Olympische spirit moeten we leren dat de mensheid met een gezamenlijk doel het beste uit zichzelf kan halen. Er is maar een doel dat dat kan bewerkstelligen: een kolonie op Mars.” Dit schrijft Tim van Opijnen van SciencePalooza (*) in de Volkskrant van 17 augustus. Hij vindt dat de mensheid een alles overstijgende – en alles verbindende - ambitie nodig heeft, zo zou ik zijn pleidooi willen samenvatten. 

Met de strekking van zijn verhaal (in mijn eigen woorden: geschiedenis wordt gemaakt door ambitie) ben ik het wel eens. In feite weergalmt het de concrete herinnering aan een ruimteproject – het Amerikaanse Apollo project - dat inderdaad een inspiratie is geweest voor een hele generatie en dat belangrijke neveneffecten heeft gehad op de technologieontwikkeling in verschillende sectoren. Ook Van Opijnen herinnert hier natuurlijk aan. 

“Daarnaast zal er grote vooruitgang worden geboekt in het ontwikkelen van bijvoorbeeld super efficiënte recycling methodes, zonnecellen, brandstof en het groeien van voedsel die hier direct op aarde ook een toepassing zullen vinden. En, zoals het project Mars One voorstelt, wordt deze missie het grootste media-evenement van de eeuw, wat miljarden aan TV-rechten oplevert.” 

Intussen is duidelijk dat de Amerikaanse overheid niet piekert over een bemande missie naar Mars. De situatie is bepaald anders dan in de tijd – begin jaren zestig - waarin Kennedy de wereld op sleeptouw nam naar de Maan. Hijzelf zal ook niet hebben beseft welke verstrekkende gevolgen die missie uiteindelijk zou hebben. Daarnaast leveren de onbemande missies naar Mars tot nu toe geen enkele aanwijzing op voor een zinnige menselijke exploitatie van de rode planeet. Eerder het tegendeel. 

Bovendien lijkt het mij dat de mensheid haar ambitie meer dan ooit op onze eigen planeet zelf moet zoeken. De neveneffecten waarnaar Van Opijnen verwijst hebben niet de omweg nodig van een ruimtelijke missie. Wat weerhoudt ons ervan die ambitieuze doelstellingen op het terrein van grondstoffen en voedselproductie, energie, schoon water enzovoorts rechtstreeks te formuleren, met een flink internationaal plan? 

Dat de Olympische Spelen een mooi voorbeeld zijn van meeslepende internationale samenwerking kan natuurlijk alleen maar worden onderstreept. Ook in die termen heb ik alle begrip voor Van Opijnen’s betoog. Desondanks zou ik denken dat wij beter met onze voeten op eigen grond kunnen blijven. 




(*) Zie: De mensheid heeft een ambitieus doel nodig: een kolonie op Mars. SciencePalooza zorgt voor “Scherp en verantwoord wetenschapsnieuws”, aldus de website.

woensdag 15 augustus 2012

Economie is concreet


















Over onze economie – of wat mij betreft: economie in het algemeen – wordt meestal gesproken in abstracte termen. Analisten schotelen ons de groei en krimp voor in termen van percentages. De achterliggende realiteit komt zelden aan de orde. Men veronderstelt dat de lezer wel zo’n beetje begrijpt waarover het gaat. Rolt ons geld of rolt het niet. Kopen wij, of kopen wij niet. Consumentenvertrouwen (ook zo’n onbepaald begrip) en welvaart zijn synoniem. Het gaat natuurlijk om heel concrete dingen. Inderdaad, wat willen wij en hoe gedragen wij ons tegenover de ontwikkeling van het aanbod.

Sprekend voorbeeld – en maatgevend voor “de economie” – is de autoverkoop. Kopen wij minder auto’s, dan is er iets mis. De realiteit is dat wij minder vaak een nieuwe auto nodig hebben. Daar heeft de auto-industrie zelf voor gezorgd. Veertig jaar geleden roestte de carrosserie al weg voordat de auto goed en wel zijn eerste 1000 kilometers had gemaakt (een mijlpaal die ons tegenwoordig niets meer zegt), nu zie je auto’s in puike conditie van tien jaar of ouder. Op dezelfde manier is ook de elektronicahausse al lang over zijn hoogtepunt heen: je hoeft je desktop niet meer elke drie jaar te vervangen. Met ons vertrouwen is niks mis. We hoeven gewoon niet. (*)

En dat is vloeken in de kerk. Het hele welvaartsidee van na de oorlog is gefundeerd op onze voortdurende kooplust. Meer, meer, meer. De nationale economische politiek dreef van links tot rechts op dit axioma. Verdienen was niet de issue, wel het redelijke verdelen. We zijn inmiddels massaal in de fase beland waarin we lang zo duidelijk niet meer weten wat we willen. Daarom ook gaat de politiek over niets. Van verdelen zijn wij terechtgekomen in de armoede van schrappen. Wie of wat kan met hoeveel minder.

Het vergt nogal wat denkstappen om ons te realiseren dat een welvaartsbestel dat uitgaat van mensenwerk (en mensen aan het werk) niet meer houdbaar is. Een van de uitdagingen is om dit te verzoenen met de realiteit van een geatomiseerde massamaatschappij, dat wil zeggen: een overvolle maatschappij waarin alles wordt afgerekend op het gedrag van individuen. Dit is een andere dimensie van de huidige problematiek, die een aparte behandeling vraagt. Maar ik noemt het omdat in de verdere gevolgtrekkingen wel een sleutel ligt. Met name: een bescheiden basisinkomen voor iedereen (**), afschaffing van belasting op arbeid en enkel nog winst- en consumptiebelasting. 

Daarmee rakel ik inderdaad meer op dan ik een enkel blog kan uitleggen. Waar op het neerkomt is dat wij de malaise van onze tijd alleen kunnen oplossen wanneer wij radicaal afscheid nemen van het huidig denken over ons sociaal-economisch bestel. 

Dat “omdenken”vergt – wat ik zou kunnen noemen: - “materieel realisme”. Teruggaan naar de concrete werkelijkheid om ons heen: het eten dat wij verwerken, de grondstoffen die wij gebruiken, de hulpmiddelen die wij willen benutten enzovoorts. Alles wat er verder toe doet om de actualiteit van schuldenlast, werkloosheid, onderwijsproblemen enzovoorts op te lossen is daarvan een afgeleide. Enkel navelstaren daarop lost niets op.

(*) Zie:Windows 8 moet de redder worden

(**) Voor een basisinkomen pleitte ik al eens, meer dan twintig jaar geleden. Dit vanuit de gedachte dat – zeg – 6% van bruto nationaal inkomen wordt verdiend door machines en niet door onze handen.

zondag 12 augustus 2012

Dat wordt wat, regeren met de SP

 














Mark Rutte zal niet makkelijk slapen. Wat, indien de a.s. verkiezingen inderdaad de SP tot de grootste partij maken? Dit mogelijke vooruitzicht wijst op een belangrijke verschuiving in de nationale politieke verhoudingen. Belangrijker dan de opkomst en teloorgang van versnipperd rechts. Uiteindelijk is het aan die flank toch de VVD die zich staande weet te houden. 

De eerste partij die zich een dergelijke verschuiving zal aantrekken is natuurlijk de PvdA. Jongeling Samsom maakt er nog een grotere tragedie van dan zijn voorganger Cohen. Tegenover de aimabel ogende Roemer is het bijna alsof hij niet bestaat. Links Nederland verhangt massaal de bordjes. 

De SP is een “grass roots”partij zoals een sociaal-democratische partij behoort te zijn. De grote zorg is natuurlijk hoe democratisch die partij nu werkelijk is. Mij dunkt dat die zorg vanzelf wegvalt zodra het gaat om het besturen van democratisch Nederland.

Rutte is geen echte vriend van Samsom en van Roemer is hij geen openlijke vijand. Dat laatste geldt ook in de verhouding tussen SP en het CDA. Hoe belangrijk dat laatste is valt natuurlijk ook nog te bezien. Ik kan mij goed voorstellen als het CDA onder deze omstandigheden liever kiest voor de oppositie. Het maakt ook niet veel uit, want er staan twee middenpartijen te trappelen die met SP en VVD best zaken kunnen doen. 

Zo tuimelen we van de ene verbazing in de andere. Het wordt leuk wakker worden na de vakantie.

vrijdag 27 juli 2012

De verkiezingen gaan over onze collectieve realiteitszin





















Deze website heeft gezond verstand als motto. Het is dus niet vreemd dat ik hier de vaandel hoog houd tegen hysterisch politiek sentiment. Links en rechts Nederland hebben hiervoor ieder hun platform. Verzamelplekken van het grote ontkennen. En elk ook met zijn eigen romantiek. Of het nu gaat om het schijnbaar huiselijk socialisme van de SP dan wel om de rauwe vrijheid-van-ieder-voor-zichzelf van de PVV. In de kern hebben zij gemeen dat zij het beeld propageren alsof Nederland nog beschikt over de economische, politieke en sociale vrijheden van de jaren vijftig. De media nemen deze eigentijdse burgerlijkheid kritiekloos serieus. Zij vervormen het kabaal van platte onwetendheid tot een bijna gelukzalig volksvermaak: “Ja leuk, de SP loopt voor op de VVD!”. Ik heb wel eens eerder een vergelijking getrokken tussen de talloze talentenshows op TV en de competitie in de politiek. Het kan allemaal niet gek genoeg zijn. Jongere generaties zien de vertoning in de politiek al lang niet meer in termen van onderliggende principes maar simpel als een functie van het schema “leuk” en “niet leuk”. 

Maar het zou de Roemers en Wilders van deze wereld te kort doen als ik dit verschijnsel enkel toeschrijf aan het publiek waar zij voor staan. Ook de zittende kern van de politieke elite, Rutte voorop, kan van versimpeling en toegeven aan de hysterie niet worden vrijgepleit. Het “Nederland sterk maken” (of: “sterk en sociaal” à la Samsom) is natuurlijk even hol en even armoedig als het anti-Europa geleuter van de PVV. 

Het gebrek aan diepgang en serieuze overreding bij de partijen die de belangrijkste politieke vraagstukken nu hebben liggen op hun regeringsbord is inderdaad teleurstellend. Nederland kan niet “sterk” worden gemaakt als wij in de grond van de zaak niet zelf ook sterk (willen) zijn. SP en PVV spelen in op onze belangrijkste zwakheden maar VVD , CDA, noch D66 en Groenlinks weten dit effectief te ontmaskeren. 

Onze economische toestand is niet leuk. Wereldwijd draaien we op z’n best stationair, dus eigenlijk in de achteruitstand. Het wachten is op nieuwe innovatiesprongen. Het enige wat de politiek kan doen is de zaak ondertussen niet nog erger maken plus, als het even kan, de juiste economische prikkels geven. Dat dit enkel kan op – ten minste – Europese schaal lijdt geen twijfel. Het is de nuchtere realiteit van de wereld waarin wij leven. Partijen die de suggestie wekken alsof wij ons daaraan kunnen onttrekken draaien de kiezer een rad voor ogen.

vrijdag 20 juli 2012

Ooit wel eens een joint gerookt?


















Ik wel. 

Nooit alleen, altijd in goed gezelschap. Nooit als vluchtplaats voor depressie maar altijd, integendeel, als middel om mijn positieve gevoel te versterken. De gewaarwording is van het betreden van een ongebruikte plek in je hersenen; een stoffige zolder vol met interessante dingen. Een ruimte in je hoofd met diepe, warme kleuren en duidelijke contrasten. Ineens zie je dingen scherp, abstracte dingen, zoals een maatschappelijke verschijnsel, en concrete dingen: de contouren van het meubilair, de karaktertrekken in een gezicht, de kleuren en belichting van een bepaalde filmscène. 

Ik schreef hierover jaren geleden in een Engelstalig blog met voornamelijk Amerikaans publiek. Wat een paar trekjes van een joint met me doet. De diepgang van mijn gedachten wordt misschien wel versterkt, schreef ik, maar mijn korte termijn geheugen wordt een zeef. Dus had ik de gewoonte om bij die gelegenheden pen en papier bij de hand te hebben. Als ik op iets kwam, moest ik dat wel onmiddellijk noteren. De volgende dag zou het idee in mijn hoofd volkomen onbereikbaar zijn geworden. Ik kreeg onmiddellijk een leuke reactie. Deze kwam van een jongen - ik denk 20 jaar of iets ouder – uit Amerika. “Ja precies!” zei hij. “Pen en papier bij de hand hebben als ik een joint rook.” 

Het is een kwestie van common knowlegde dat de mooiste liedjes in de popmuziek op marihuana zijn gecomponeerd. De mooiste gedichten geschreven en misschien de beste boeken. Maar ook als ik een film zie kan ik als het ware ruiken of er joints aan te pas zijn gekomen. “Fear and Loathing in Las Vegas” (Johhnie Depp e.a.) is misschien een extreme weerspiegeling van de permanente geestestoestand van de hele filmindustrie. In ieder geval begrijp en voel ik tal van films veel beter met een trekje of zo dan zonder. Je inlevingsvermogen vermenigvuldigt zich. 

Ook ik heb boeken geschreven. De meeste in volstrekt nuchtere toestand. Maar één had ik niet kunnen schrijven zonder de impuls van een joint. Het is een tamelijk wereldbreed boek met de ambitieuze wens iets vast te leggen over de toestand en vooruitzichten van de mensheid. Niet bescheiden. Klik: Mankind in the balance. Als ik het boek teruglees vind ik dat ik mij voor deze exercitie niet hoef te schamen. De joint heeft inzichten wakker gemaakt waarop ik anders niet gekomen was. Op de zolder van mijn eigen hersenen. Maar ik laat het altijd eerst een nachtje slapen. Als ik de volgende dag na herlezing vind dat het idee verdedigbaar is, dan gebruik ik het. Ik heb wel eens een blog hieraan te danken gehad. Zeker heb ik tal van kladjes weggegooid.

Maar het positieve gevoel moet er wel zijn. Koester je wrok en is er een teleurstelling dan maak je die met een joint alleen maar erger. En inderdaad, ik ben nooit alleen, altijd in gezelschap. Het spreekt voor zich. Je doet toch om iets met een ander te delen, met meer empathie en met beter intellectueel begrip. Zoals in mijn leven een keer 's avonds op het Scheveningse strand, pikkedonker en wat kaarslicht, met een groep buitenlandse studenten. Welk mooier paradijs kan een man van gevorderde leeftijd zich wensen?

De echte wereld is geen paradijs, niet meer en nog niet. Die wetenschap dringt dankzij marihuana bij mij diep door. Maar ik gun iedere mens alle inspiratie, hoe ook verkregen, om de hoop op een betere wereld niet te verliezen. Dat ik daaraan een heel boek heb gewijd zal mij niet worden euvel geduid, wat men ook vindt van mijn antwoord op de vraag hierboven.

woensdag 4 juli 2012

The Fourth of July: de dag van het gezond verstand


















Founding Fathers van de VS: Benjamin Franklin, John Adams en Thomas Jefferson

Amerika viert jaarlijks op 4 juli de dag van de onafhankelijkheid. Op 4 juli 1776 ondertekenden de founding fathers van de VS de verklaring waarbij het gezag van de Engelse koning George III werd afgezworen. De tekst was opgesteld door Thomas Jefferson, die erop uit was om het begrip van de zaken op dat moment vast te leggen naar “the common sense of the subject”. Geen revolutionaire, nieuwe ideeën, maar juist het gewone besef van de weldenkende mannen op straat over hun menselijke rechten.

“We hold these truths to be self-evident..”, een zin die met één pennenstreek de vanzelfsprekendheid verklaarde van de rechten waarmee de Schepper de mens had begiftigd en die de grondslag legde voor het recht op zelfbeschikking van de Amerikaanse bevolking. 

Ik heb mij recent nog eens opnieuw in de persoon van Jefferson en zijn hele levensloop verdiept. Dat had ik jaren geleden ook al eens gedaan, toen ik in het wetenschappelijk tijdschrift van de VVD, Liberaal Réveil, een lans brak voor Jefferson als de oer-liberaal van ons tijdperk (dit vooral tegenover het in mijn ogen te regenteske liberalisme van de VVD-icoon Thorbecke).

In de VS lijkt het gezond verstand onlangs – opnieuw – te hebben gezegevierd met de baanbrekende uitspraak van het Hooggerechtshof over de zg. “Obamacare” – de verplichte ziektekostenverzekering voor alle Amerikaanse burgers. Althans, zo zou je het kunnen opvatten, zeker in onze Europese ogen. 

Maar hoe dit ook moge zijn: “common sense” is waarmee wij als burger te allen tijd het meest gediend zijn. Dat is niet hetzelfde als berusting in het onvermijdelijke of platvloers conservatisme. Er zijn van die waterscheidingen in de geschiedenis die met moed en visie, dwars tegen de druk van luidruchtige opinies, dienen te worden overgestoken. 

Ik heb in mijn blog van gisteren geschreven over Europa. Mensen van het kaliber Jefferson zijn dringend nodig om ook in dit opzicht het gezond verstand zijn woorden te geven en ons definitief te bevrijden van het broeiende verlangen naar de weg terug (“de gulden”).

dinsdag 3 juli 2012

Europa niet omwille van de geschiedenis


















Rome 1957 - de geboorte van de Europese Gemeenschap


Het is een cliché – maar daarom niet minder waar – dat elke generatie haar eigen gevolgtrekkingen moet verbinden aan de toestand die vorige generaties hebben achtergelaten. Gevolgtrekkingen die passen bij de concrete omstandigheden van het moment. 

De uitdaging is niet om aan het naoorlogse project Europa vast te houden omdat dit nu eenmaal de inzet is geweest van ten minste twee voorafgaande generaties. Het verleden dwingt de toekomst niet (*). Dat is enkel het perspectief van de toekomst zelf, zoals onze eigen tijdgenoten deze in meerderheid formuleren.

De analyse van de toekomst van Europa – ik bedoel: de Europese Unie – vraagt een rücksichtslos afwegen van de omstandigheden, de kansen en beperkingen, de middelen en voorzieningen enzovoorts die vandaag aan het fenomeen Europa verbonden zijn.

Het grote bezwaar tegen de afwegingen die nu worden gemaakt is dat zij wel in zeer overwegende mate worden gebaseerd op enkel de verplichtingen – dat wil zeggen: de hoge schuldenlast van de Europese staten. Beantwoording hieraan wijst maar één richting op: nog meer Brussel, nog meer Europees centraal dirigisme.

De Europese kiezer staat vrijwel machteloos tegenover de bulldozer van het monetaire Europa. Hoe meer dit overheerst, des te meer manifesteert zich het onafgemaakte project dat Europa in feite is gebleven. We zouden toch moeten vinden dat het ene gat niet kan worden gedicht zonder ook het andere vullen. En als we dat laatste niet willen – of niet kunnen – wat dan?

Het Europa van de Unie is gericht op het vrije verkeer van kapitaal, goederen, diensten en mensen. De gedachte is altijd geweest dat dit vrije verkeer de welvaart (en vrede) van het geheel ten goede zou komen, en dat is in belangrijke mate bewaarheid. Wie ook maar even terugdenkt aan de toestand van nog geen honderd jaar geleden zal dat onmiddellijk beamen. De muntunie is hiervan een logisch sluitstuk.

Ook mag niet onderschat worden wat intussen in Europa, evenals in de rest van de wereld, is teweeggebracht op het gebied van communicatie en mobiliteit. We zijn met ons allen meer wereldburger dan in enige tijd tevoren. Opnieuw onvergelijkbaar met bijvoorbeeld de Nederlandse provinciale geest van een eeuw geleden.

Het Europa en ook het Nederland die mede daardoor zijn ontstaan zouden wij niet moeten willen weggooien. Integendeel. Dit neemt echter de noodzaak niet weg van een grondige bezinning op de instituties en procedures die wij van de voorgeschiedenis hebben geërfd. Dat vraagt een frisse blik, vanzelfsprekend, maar ook een proactieve inzet, met name van onze premier, op een brede, mobiliserende visie. Deze ontbreekt op dit moment ten ene male. Niet de boekhouding maar de daadwerkelijke merites van een leven voor alle Nederlanders (en Nederlandse bedrijven) in volle openheid (en competitie) met de rest van Europa dienen hiervan de basis te zijn. 



(*) In ’Historicus Rutte begrijpt niets van de naoorlogse geschiedenis’ (Volkskrant) pleit de student Jenne Jan Holtland voor een Europees beleid dat “recht doet aan de geschiedenis”. Wat is dat voor recht?

woensdag 20 juni 2012

Hero Brinkmans non-issue partij

















De voorgeschiedenis van TON – het speeltje van Rita Verdonk – en nu het “Democratisch Politiek Keerpunt” van Rita en Brinkman is het gemeengoed van iedere Telegraaflezer. Individuen die in hun eigen partij (VVD respectievelijk PVV) de dringend verlangde lauweren niet kregen en die vervolgens rechtgeaard een Alleingang maakten. Een geschiedenis die begint en eindigt bij een kwestie van louter particuliere ambitie.

Aan Geert Wilders kan nog worden meegegeven dat het hem met zijn partij werkelijk om een concreet belang te doen is. Na anti-islamisering, nu anti-Europa enzovoorts. De kiezer weet in elk geval waarin hij zich wil onderscheiden. Dit kan ten aanzien van de beoogde lijst van Brinkman (en Rita) niet worden gezegd. Hij wil een gat op rechts vullen, zegt hij. Welk gat dan? Ik bedoel, welk gedachtegoed in het rechter smaldeel missen wij dan nog?

Brinkman spreekt over de VVD die het MKB en de hardwerkende burger in de steek heeft gelaten. En over de PVV die financieel-economisch te links is en te veel lijkt op de SP. In mijn eigen voorstelling kan je van alles zeggen over de VVD, maar als er een sector heeft die belang heeft bij het financieel beleid dat de overheid nu voert, is het juist het MKB. Dat geldt eveneens voor tal van economische initiatieven die de krantenkoppen niet halen maar die de VVD, met steun van het CDA, wel degelijk neemt in de richting van het midden en kleinbedrijf. 

En welke belofte wil Brinkman “op rechts” toevoegen aan de hardwerkende burger? De belangen van hardwerkende burgers zijn in mijn ogen links en rechts gelijkluidend: continuïteit, redelijke sociale zekerheid en een efficiënte publieke dienstverlening. Waar het op eerder aankomt is een overtuigende verkiezingscampagne, en ook hierin zijn alle partijen in uitgangspunt gelijk. 

Brinkman verwacht dat de media hem een handje zullen helpen, zoals zij ook voor hem klaarstonden bij zijn uittreden uit de PVV. Maar die media gaan nu met vakantie, en na de zomer is het hele verhaal van Brinkman en zijn DPK oud nieuws. Aan het geheel van politieke opties voegt hij, zolang hij niet echt iets concreets te melden heeft, geen zinnig idee toe.

donderdag 7 juni 2012

PvdA programma overtuigt niet






















Ik was wel benieuwd naar het effect van de verjonging in het PvdA-leiderschap op de keuzes van de partij voor de verkiezingen. Maar de eerste berichten hierover stellen mij zeer teleur. Jong en fris ogen de hoofdlijnen van het PvdA-programma allerminst. Het ademt te veel de geest van oude linkse recepten. Men zegt te willen investeren maar van een concrete visie op de richting van die investeringen of op de omvang daarvan geeft de beschikbare informatie geen blijk.

De PvdA vertrouwt op tamelijk klassieke instrumenten voor herverdeling van de welvaart en werkgelegenheidsbevordering. Juist op die punten zou je van linker zijde toch enig innovatief denken verwachten. Het is in mijn ogen toch al lang geleden dat wij afscheid namen van de gedachte dat verplichte participatie van gehandicapten en langdurig werklozen ook maar enigszins helpt. Als je dit wil bereiken is een premiestelsel veel beter dan een stelsel van financiële sancties.

De PvdA zou de radicale keuze kunnen maken om arbeidsinkomsten aanzienlijk minder te belasten of zelfs alle belasting van inkomsten uit arbeid af te schaffen ten gunste van hogere consumptielasten en hogere winstbelasting. Die keuze maakt de partij niet, vermoedelijk ook uit zorg voor onze internationale concurrentiepositie. Dat is jammer. Een discussie daarover, ook in Europa, zou zeer op z’n plaats zijn in een economie die nog steeds gedreven wordt door zoveel mogelijk uitstoting van arbeid. Een gemiste kans dus.

De rest is allemaal nakauwen van kwesties die al op tafel liggen, zoals de hypotheekrenteaftrek, de salarissen van leraren (maar geen evidente onderwijsvisie), het belasten van banken enzovoorts. Dat zijn geen onderscheidende thema’s. En nu komt de PvdA alsnog met een kilometerheffing. Was dat niet al kamerbreed afgeschoten?

Ook mis ik in de berichtgeving vaan heldere stellingname over Europa. Dit lijkt mij van groot belang, mede gezien de recente uitlatingen van bondskanselier Merkel. Meer Europa, maar onder welke condities?

Samsom heeft nog wel wat in te vullen. Met dit programma zet hij zich in de verdediging en niet in een sprankelend offensief. Men mag toch wel iets van hem verwachten nu hij met zoveel tamtam het leiderschap van zijn partij gewonnen heeft.

zaterdag 26 mei 2012

1952 – 2012 Yeah! Zestig





















Vandaag, 26 mei, vier ik mijn zestigste verjaardag. Het is een vreemde gewaarwording. De zestigste verjaardag van mijn vader zit in mijn hoofd als de dag van gisteren, maar dat is inmiddels ook al weer dertig jaar geleden. De tijd vliegt.

Zestig is het toverwoord van mijn generatie. Ik bedoel de herinnering aan de jaren zestig waarin wij onze middelbare schooltijd en (eerste) studiejaren beleefden. Onze jeugd is nu wel heel erg voltooid verleden tijd. Hoe vaak is er van die jaren al geen afscheid genomen?





















De Keizersgracht vanaf de Westertoren, in 1952, het jaar waarin ik verderop aan de gracht enkel babygeluidjes produceerde

Mijn eigen beleving is dat met het klimmen der jaren de geschiedenis – alles wat verleden en voltooid is – gestaag mijn gedachten beheerst. Dat tussen het “was” en het “is” een levende dynamiek bestaat. Je kan wel honderd keer terug naar toen en toch alles weer op een nieuwe manier beleven, opnieuw begrijpen en inkleuren. Maar het gaat wel om die dynamiek. Ik sta met beide benen in onze eigen tijd en ik hoop dat nog lang te mogen blijven doen. Geschiedenis en de weerkerende beleving ervan leiden tot beter begrip van waar wij zijn, naast alle andere impulsen die hiertoe bijdragen. Dat ik zelf intussen evengoed meer geschiedenis ben dan toekomst deert mij niet. Het is eigenlijk vooral een rustgevende gedachte.

Maar als mijn lichaam het wil moet mijn hoofd met alles wat erin omgaat nog wel een jaar of twintig mee, liefst meer natuurlijk. En dat vereist wakker blijven, niet ophouden mee te denken over de trends van alle dag; van de ogenschijnlijke banaliteiten tot alles wat zich aandient als dreigende rampspoed of juist anders: als lichtend nieuw perspectief.

De zomer van mijn leven is nog niet voorbij. Het gaat slechts om een rekenkundige mijlpaal. Wie mij op straat ziet lopen zal niet gauw zeggen: daar gaat een oude man. Ten minste wil ik die illusie nog lang koesteren.

woensdag 23 mei 2012

Tussen links en rechts gaapt een niemandsland






















Nu de PvdA onomwonden gekozen heeft voor een linkse coalitiestrategie (“regeren met de SP”) weet rechts Nederland wat het te doen staat: dat nooit. Meer dan in 2010 is sprake van een sterk gepolariseerde campagne. De reflex van rechts kan zijn om ook in eigen flank des te meer de uiterste positie te zoeken.

Het lijkt mij dat deze ontwikkeling de heren van het huidige rompkabinet behoorlijke nachtmerries zal opleveren. Stel dat de PVV – als gevolg van deze polarisatie – niet zwakker maar nog prominenter uit de verkiezingen te voorschijn komt. Dat de SP en de PVV samen meer dan de helft van het electoraat voor zich weten te winnen? De euforie over het nieuwe midden (“de lentecoalitie”) is snel verbleekt. Groenlinks is intern gestruikeld met een pijnlijke lijsttrekkervertoning en van het CDA mag niet meer dan een zeer aarzelend herstel worden verwacht, als dit al optreedt. Ongeschonden blijft D66 maar ook die partij biedt op dit moment een tamelijk bleek beeld. Inderdaad, welk nieuw elan zal dat midden weten op te wekken?

Moet Rutte straks alsnog met hangende pootjes terug naar Wilders? Na alles wat sinds het klappen van de gedoogconstructie gezegd is, lijkt dat een zware gang naar Canossa. Zeker ook omdat het CDA niet opnieuw met die gang zal kunnen meedoen.

Voorzienbaar is een niet te ontknopen patstelling. Zou dit anders zijn wanneer Samsom niet zo gretig de SP omarmt als hij nu lijkt te doen? Men kan zich afvragen of zijn uitspraak in dit opzicht wel verstandig is. Zijn opstelling lijkt meer op een electorale kamikaze dan op een strategie die prioriteit geeft aan de regeerbaarheid van Nederland.

De dodenrit van de politiek drijft Nederland gaandeweg tot het nieuwe zorgenkind van de Europese klas. Het is te hopen dat de zomertijd het gemoed van de kiezer bijstelt. Van pure polarisatie wordt niemand beter.

dinsdag 15 mei 2012

Eerst naar Berlijn




















De as tussen Parijs en Berlijn is sinds Bismarck de bepalende factor voor de economische en politieke stabiliteit in Europa. Je ziet de oude Pruis glimlachen in zijn graf nu de nieuwe Franse president zijn geloofwaardigheid in Europa in de allereerste plaats wil demonstreren door een reis te maken naar de Duitse bondskanselier. Ja, dat is onze eigentijdse Realpolitik. What's new?

Het grote verschil is natuurlijk de betrekkelijkheid van het hele verschijnsel Europa in het hedendaagse spel van de grote machten. Dat wil zeggen: betrekkelijk zolang de Europese landen blijven worstelen met een som die nog steeds niet overtuigend meer is dan het geheel der delen. De euro, die hiervan tien jaar geleden als pronkstuk ten tonele werd gevoerd, blijkt nu wel een heel erg groot voorschot te zijn geweest op het vermogen van de Europese landen om de basiscondities van hun economie en van hun politieke bestel effectief op elkaar af te stemmen.

Men zal zich afvragen wat Hollande met hulp van Merkel kan bewerkstelligen voor het herstellen van de Europese voorspoed dat niet ook zijn voorganger Sarkozy had kunnen bereiken. Het verlangen naar nieuwe groei in Europa is geen uitvinding van Hollande. Wat wrikt zijn de middelen, de voorzieningen en vooral de perspectieven. In geen van deze dimensies heeft Frankrijk veel (extra's) te bieden.

Ondertussen zaagt de Europese bevolking de stoelpoten weg onder de ene na de andere regering. Als bestaande afspraken daardoor al moeilijk nagekomen worden, welk nieuw pact willen wij dan sluiten? Ook nieuwe groei komt niet gratis. Wat nodig zal zijn is een gemeenschappelijke Europese politiek op het gebied van energie, grondstoffen, internationale handel en dergelijke; een Europese visie die uitstijgt boven het enkele cliche van de vrije markt. 

Een handicap voor Europa in de eerstkomende periode is dat ook de Amerikaanse regering voorlopig druk bezig zal zijn de eigen stoelpoten te behouden. We moeten het dus zelf oplossen. En als dit in Berlijn moet beginnen, is dat een acceptable Europese realiteit.