woensdag 29 juni 2011

Bruut optreden ME bij Mars der Beschaving




Er is opvallend weinig aandacht geweest voor de gewelddadige apotheose van de Mars der Beschaving begin deze week. In de Tweede Kamer was het debat bezig over de bezuinigingsplannen. Enkele honderden protesteerden hiertegen bij een ingang van het Kamergebouw. De mobiele eenheid stond buiten het gebouw paraat, onder meer met paarden en heeft enkele charges uitgevoerd.

Ooggetuigen rapporteerden dat zonder enige aanleiding mensen werden aangehouden en aan de haren werden weggesleept. Veertien mensen zijn door de politie opgepakt.

In de schaarse commentaren op het optreden van de ME wordt gepleit voor nader onderzoek. Het is te hopen dat hieraan inderdaad aandacht wordt besteed. Ook bij eerdere studentendemonstraties werd hardhandig opgetreden zonder dat daar directe rechtvaardiging voor was. De vraag kan worden gesteld door wie dit bruuske optreden in feite is uitgelokt. De demonstratie zelf gaf hiertoe in elk geval geen enkele aanleiding.

zaterdag 25 juni 2011

Doorbreek de hokjes in cultuur en media




In de afgelopen weken hebben de bezuinigingen in de cultuursector en de omroep de nodige media-aandacht gekregen maar een verband tussen die twee is niet gelegd, in elk geval niet openlijk. Toch is er een samenhang. Omroep en cultuur staan beide in het strafbankje als overbodige franje, waar straffeloos de bezem door kan. Straffeloos, dat wil zeggen: zonder schade voor de economie. Ik heb al eerder mijn kanttekeningen geplaatst bij het neo-materialisme van de rechtse orde die nu – naar eigen zeggen – Nederland ‘sterk’ aan het maken is.

Het andere verband is dat zij beide bij uitstek publieksgericht zijn en dat thuishoren in de sfeer van expressie en entertainment, in alle klassen en varianten, en dat zij een wezenlijke functie vervullen in het behoud, de ontwikkeling en verspreiding van onze cultuur in de ruimste zin des woords.

Maar in de praktijk lijkt sprake te zijn van heel verschillende werelden, ieder met hun eigen cultuuropvatting. Kunstenaars en musici nemen niet per se genoegen met deze accolade, maar als publiek zou ik ze graag wat vaker in de media willen tegenkomen.

Anderzijds zullen mensen in de omroep vinden dat zij er ook zijn voor educatie en informatie en wat heeft dat met cultuur te maken? Mijn gedachte zou zijn dat men ook in die wereld gevangene is dan de geschiedenis en van het idee dat ‘omroep’ nog steeds een monopoliebedrijf is van een verzameling geloofsrichtingen dat met verdeel- en heersprincipes moet worden bestierd. In dat licht gaan in mijn ogen de bezuinigingen bij de publieke omroep lang niet ver genoeg en zouden middelen die nu nog steeds worden besteed in het publieke bestel beter anders kunnen besteed, ja, inderdaad aan de kernactiviteiten in onze cultuur zelf.

En hoe dit allemaal ook moge zijn, een vitale cultuur is wenselijk en ook mogelijk, lijkt mij, mits de traditionele scheidslijnen worden doorbroken, ook in de geldstromen. Hier wreekt zich vooral de leegheid in visie die de bezuinigingsdrift van dit kabinet kenmerkt. Het is te hopen dat vooral op dit punt het tegenspel in politiek en samenleving niet in protest en weerstand blijft hangen.

maandag 20 juni 2011

De vorige eeuw




In de jaren direct na de millenniumwisseling was het even wennen. Het was vooral wennen aan het feit dat er niet zoveel veranderd was. Decennialang hadden wij er tegenop gezien: “het jaar 2000”, visioen van een verre toekomst. In één klap verloor het zijn magische kracht. Onze verbeelding van moderniteit, van vliegende auto’s, voedselpillen en robots die ons huishouden doen is sleets geworden en achterhaald door de aanstormende computermaatschappij en wereldwijde informatienetwerken.

Maar nu gebeurt ook het omgekeerde. De jaren vòòr 2000 sluipen gestaag uit ons gezichtsveld. Ze zijn ingeblikt in documentaires en worden in onze voorstelling even symbolisch als ooit de toekomst na 2000 is geweest. Je hoort in het spraakgebruik steeds vaker verwijzen naar de “de jaren ’60 van de vorige eeuw”, alsof het zonder die toevoeging niet meer duidelijk is. Zij onderstreept de verleden tijd die in menige herinnering nog steeds “gisteren” was.

In mijn jeugd was “de vorige eeuw” (de negentiende) heel ver weg: de tijd waarin vrouwen in lange rokken liepen en het meeste vervoer over land geschiedde met paard en wagen. Nauwelijks nog had men telefoon, laat staan radio. Daarom valt dat spraakgebruik mij op. Spreken over “de jaren ’60 van de vorige eeuw” markeert niet slechts het nuchtere tijdsverloop maar ook de sluipende overgang naar een ander tijdperk.

Tijdperken en eeuwen verhouden zich niet 1 op 1 met elkaar. De negentiende eeuw was een “lange eeuw” – van de Franse revolutie tot de Eerste Wereldoorlog. Op dezelfde voet kunnen wij ons afvragen of de twintigste eeuw daadwerkelijk voorbij is en zo ja, hoe lang al. Men kan stellen dat de twintigste eeuw eindige met de val van de Berlijnse muur, het grootste symbolische struikelblok van dat tijdperk. In die visie was het een korte eeuw.

Maar het is ook mogelijk dat de twintigste eeuw nog volop gaande is en dat wij pas nu de overgang ervaren naar een nieuw tijdperk, bijvoorbeeld naar de fase waarin definitief een einde is gekomen aan de hegemonie van de Westerse wereld. Vanuit dat gezichtspunt kan wellicht een nog grotere historische accolade worden getrokken, maar dat er zijde.

De ene stelling is niet per se beter dan de andere. Het zijn niet meer dan gedachteconstructies. De verbeelding van eeuwen en tijdperken geeft ons enig houvast in de historische plaatsbepaling, uiteindelijk ook de plaatsbepaling van onszelf. Hoe verder weg “de tijd” ligt, des te meer kunnen wij relativeren – ik bedoel het letterlijk: de gebeurtenissen in de wereld plaatsen in hun context en relativiteit.

Zo ervaar ik ook de beelden van ons eigen steeds verder weg glijdende verleden. De jaren ’60 van de vorige eeuw? Een zuchtje in de tijd – luidruchtig, leuk – en opvallend ouderwets. Enzovoorts. Maar met zekerheid zullen de jaren’ 30 en ’40 – de opkomst van het nazisme, de depressie en de oorlogsjaren – nog lange tijd maatgevend zijn (“dat nooit weer”) voor de opvattingen over vrede, veiligheid en mensenrechten van volgende generaties.

De echte geschiedenis van de vorige eeuw moet nog geschreven worden. Ondertussen gebruiken we de term losjes, alsof we al weten wat en wanneer die eeuw precies was. Jaartallen zijn willekeurig, de achtereenvolgende stappen van de mensheid zijn dat niet.

zaterdag 18 juni 2011

Griekenland tegen beter weten in




Met de mogelijke extra steun aan Griekenland wordt opnieuw een ruk gegeven aan het elastiek van onze gemeenschap van vele talen en vele gewoontes – van zeer uiteenlopende kwaliteiten en levensopvattingen. Ministers van Financiën preken krampachtig de houdbaarheid, zij moeten wel nu het zover is gekomen, maar in menig Europese onderbuik broeit onbehagen of ten minste gerede twijfel. Europa ging over vrijheid, maar steeds meer vertoont het de trekken van een monetaire strafkolonie met slechts één enkele discipline; een keurslijf waarin verscheidenheid niet meer mogelijk is en waarin marktprestaties de maat geven.

Tegenwind bieden is een helse opgave. En is het ook redelijk? Het gaat immers om de continuïteit van onze welvaart, de stabiliteit van de wereldhandel, de voortgezette levering van de goederen en diensten, tegen acceptabele prijs, die de meeste mensen als volstrekt normaal en vanzelfsprekend beschouwen. Wie daarvoor tekent komt onder de gegeven omstandigheden vanzelf uit bij het ook in ons land doorgevoerde draconische beleid. You can’t have your cake and eat it.

Maar mijn gevoel zegt dat juist in die veronderstellingen de kern schuilt van de ellende die wij over ons heen laten roepen. Zij worden ons getrakteerd als een strak materialistisch dictaat. Tal van werkgelegenheid wordt eraan opgeofferd, vooral in de sfeer van maatschappelijke activiteiten die misschien niet altijd productief zijn maar wel door – en voor – velen als zinvol zijn beschouwd. Alle lucht wordt uit de maatschappij geperst. Enkel nog degenen die hun werk rechtstreeks ontlenen aan de productie- en consumptiecyclus kunnen zich hierin – voorlopig - onaangetast wanen. Voorlopig, want ook daarin houdt het ergens op. De spiraal van vraaguitval bereikt uiteindelijk iedereen.

De discussie over de euro treft ons in het hart van de wereld waarin wij (willen) leven. Het is vooral het gebrek aan realistische alternatieve scenario’s dat de situatie onbehagelijk maakt. We worden met de rug tegen de muur gezet. Alleen een massaal afscheid van onze welvaartsambities, over de hele linie, biedt een uitkomst. Maar dat bepleiten is politieke zelfmoord.

Het lijkt mij teveel gevraagd van de Grieken om ons van dat scenario te behoeden. De voorwaarden die aan verdere steun zijn verbonden dienen tevens een gemeenschappelijke belofte in te houden, de ‘eenheid’ zoals bepleit door de Franse president Sarkozy. Anders gezegd: het ‘sterk maken’ van onze premier Rutte geldt voor alle Europeanen. Het is een lange weg, waarvoor de steunmaatregelen wel de tijd bieden maar niet de echte oplossing.

donderdag 16 juni 2011

Terug naar Nederland




Aan de uitgangspunten van de Nederlandse samenleving mag niet worden getornd. Migranten zijn zelf verantwoordelijk voor hun integratie. Het heeft wel iets, deze eenvoud. Zeker uit de mond van een bewindsman die zo doortrokken is van ouderwetse Hollandse klei als onze minister Donner. De visie van het kabinet ten aanzien van de integratie van migranten ademt volop de vertrouwde spruitjeslucht waar velen naar snakken. Donner heeft op zijn eigen verbijsterende manier de geschiedenis van moeizaam inschikken de rug toegekeerd. Alsof migranten – en hun families - van gisteren zijn.

Velen zullen Donner’s nuchtere, onaangedane beleidspresentatie ervaren als een klap in hun gezicht. PvdA-leider Cohen heeft al laten weten dat het kabinet van dit beleid vroeg of laat de rekening gepresenteerd krijgt. De vraag is wat die rekening dan inhoudt.

Dat ‘Nederlandse waarden’ uitgangspunt zijn is geen opmerkelijke vaststelling. Hebben zij dan ooit ter discussie gestaan? Wij zijn het zelf die stoeien met onze waarden. Wij willen onze vrijheden behouden maar worstelen met onverbiddelijke gevolgtrekking dat anderen, ook degenen met een ander geloof en andere levensopvattingen, diezelfde vrijheden toekomen. Donner miskent die worsteling door de stelling op die wijze, zonder enige specifieke gevolgtrekking opnieuw in de lucht te werpen.

Allochtonen zullen zich nog het meest in de kou gesteld voelen, niet door wat Donner daadwerkelijk zegt maar door de ontkenning die impliciet aan het kabinetsbeleid verbonden is. Voor het kabinet bestaat de integratieproblematiek niet meer. Wie daarover nog wil praten vindt enkel dovemansoren.

Ten tweede zullen tal van autochtone Nederlanders ten onrechte de illusie koesteren dat ook zij zich niets meer van de maatschappelijke realiteit hoeven aan te trekken. Sterker nog, de antipathie tegen moslims en tegen alle openbare uitingen van hun geloof en leefgewoonten krijgt, althans in hun ogen, de wind mee. Aanpassen geblazen.

Maar zoals met tal van vraagstukken is ook hier niet enkel de geschiedenis bepalend. Tot op zekere hoogte moeten wij op enig moment aan de integratieproblematiek voorbij. De grote uitdaging is om dit te doen met respect en tolerantie, ook – en juist- onder de lastige economische en maatschappelijke omstandigheden waarin wij met ons allen verzeild zijn geraakt.

donderdag 9 juni 2011

Worstelen met de stilstand




Sinds het begin van de financiële crisis, nu bijna drie jaar geleden, is de samenleving verstrikt geraakt in hardnekkige stagnatie op vrijwel alle fronten. Zelfs op de vraag wat in onze tijd vooruitgang is valt moeilijk een eenduidig antwoord te geven. We dobberen in een historisch niemandsland. Nieuwrechts heeft zowat ieder icoon van de ideale wereld die wij decennialang hebben nagejaagd afgebroken of ten minste in het verdachtenbankje gedrukt. Cultuur, duurzaamheid, solidariteit, wie maalt er nog om? Het beleid is gereduceerd tot simpele boekhoudingslogica: in de zorg, in het openbaar vervoer en – in tegenspraak met de officiële propaganda van Nederland als kennisland – ook in het onderwijs. De gemeenten hebben groot gelijk wanneer zij de botte bijl van het kabinet weerstaan. Maar het is een slechts flauwe schaduw van de oppositie – ik bedoel: constructieve oppositie – die dit beleid verdient.

Het is niet moeilijk een waslijst te maken van alle bezwaarlijkheden. De uitdaging is het formuleren van een beter perspectief. Dat is de worsteling. Is het werkelijk onvermijdelijk dat wij ons laten leiden door overwegingen van monetaire houdbaarheid (de euro) terwijl het tapijt van onze maatschappelijke houdbaarheid rücksichtslos onder ons wordt weggetrokken? Met diezelfde twijfel kijk ik naar een toekomst die wordt gedreven door de gebakken lucht van (sociale) media en lichtzinnig amusement, alsof al die miljarden die zij opzuigen niet beter kunnen worden besteed: aan schone, duurzame energie, aan een evenwichtige ecologie, voedselproductiviteit enzovoorts.

Natuurlijk is niet enkel nieuwrechts de boosdoener van de luchtledigheld. Het is hooguit een symptoom ervan. Waar is het misgegaan? Hoe is het mogelijk dat jaren van pro-actief onderwijsbeleid het nettobeeld heeft opgeleverd van – schijnbare of daadwerkelijke – achteruitgang? Dezelfde verwondering past de algehele kwaliteit van de dienstverlening – publiek èn privaat, en wat ik meer in het algemeen zou willen omschrijven als de grote leugen van de marktwerking. Niet voor niets kraakt het in belangrijke sectoren van algemeen belang (zorg, vervoer) juist op dit punt.

Bij dit alles lijkt het mij dat het niet in de eerste plaats een kwestie is van beleid of (nieuwe) koers (*) maar vooral van de ankers die men daarvoor kiest. Dat geldt voor alle partijen, links en rechts. Want inderdaad, beleid is zeer vergankelijk maar de zonder stevig fundament weten we zeker dat wij verder weg zullen drijven naar een wel heel ongewisse horizon.

----
Zie o.m. CDA denktank moet partij weer op koers brengen en PvdA-prominent: het komt niet meer goed met Cohen


woensdag 1 juni 2011

Gorilla’s zijn net als grote mannen




Jaren geleden had ik een kennismakingslunch met een hoge ambtenaar. Een man met een klassieke carrière in de rijksoverheid. Harde huid, dossiergericht, behendig in het ambtelijke en politieke spel, onverzettelijk. “Weet je waar het op aan komt?” vroeg hij mij met een veelbetekenende blik. Ik dacht onmiddellijk aan “goed beleid”, “de publieke zaak”, “het ideaal” en termen van gelijke strekking. Maar voordat ik mijn goedbedoelde reactie kon geven, gaf hij zelf het antwoord: “Macht, het gaat om macht.” Ik voelde mij betrapt in mijn onschuldige naïviteit. Zonder twijfel heeft hij mij direct afgeschreven als een dwaze dromer. Zijn opvatting vervulde mij met weerzin maar ik besefte de realiteit ervan. Om zulke mensen kan je met geen mogelijkheid heen. Wie hun pad kruist moet buigen of barsten, en dat laatste heb ik ten slotte gedaan (maar dit terzijde).

De obsessie met macht is minstens even groot bij degenen die het niet hebben als bij degenen die erin zwelgen. De afgunst en het wantrouwen bij het publiek trekken in gelijke mate op met de hardnekkigheid waarmee mensen met macht hieraan willen vasthouden. Van dit spanningsveld beleven wij nu wereldwijd tal van voorbeelden, in feite op geen andere wijze dan al bij herhaling is gebeurd in eerdere fasen van de geschiedenis. Mubarak, Khadaffi en huns gelijken in de regio, de FIFA-voorzitter Blatter, Rusland’s premier Putin, Mugabe in Zimbabwe enzovoorts. En als het niet gaat om machtsoverschrijding (in welke vorm dan ook), dan is er wel iets aan de hand met het persoonlijk gedrag van machtige mensen, zoals de Fransman Strauss-Kahn, of van al diegenen aan de top die met graaiende handen dikke bonussen wegslepen. Ik praat maar even niet over al die mannen – nou ja, mannen? - in de katholieke kerk.

Macht, libido, geld: wie het toneel aldus beziet, kan inderdaad niet anders denken dan dat alles draait om datgene waarom ook de wereld van de bavianen draait. De mens doet hetzelfde, in een hogere orde. Goed beleid en het ideaal van een betere wereld voor iedereen zijn een illusie. Zij zijn het voer voor brave, grasetende kuddedieren maar niet voor de vleeseters onder ons. Wie pleit voor democratie, solidariteit en zorgzaamheid onderhoudt slechts een kinderspeeltuin. Daarbuiten gelden de mores van zeer fysieke superioriteit, liefst onderstreept met het intimiderende bezit van een flinke auto, een dito villa en het primaat over de vrouwen.

“Macht corrumpeert, en absolute macht corrumpeert absoluut”. Het adagium dateert uit de negentiende eeuw. Wij blijven verbijsterd. Telkens opnieuw.