dinsdag 21 augustus 2018

PENSIOEN IS DE VRIJHEID VAN DE OUDERDOM



De AOW moet ons vooral – blijven – activeren

Recente discussies over de wettelijke pensioenleeftijd roepen de vraag op wat ons onderliggende beeld is bij dat magische moment van ‘pensionering’. In plaats van te focussen op het tijdstip kunnen we beter praten over hoe wij pensioneren. De traditionele associatie is die met het einde van ons werkzame leven. Een point of no return waarbij niemand nog verwacht dat je iets van nut doet en men er in het algemeen van uitgaat dat je gaat ‘genieten van je verdiende pensioen’. Het wordt tijd dat wij dit beeld – en onze verwachtingen – flink bijstellen.

Ik kom hierop omdat ik inmiddels zelf, als 66-jarige, de pensioengrens gepasseerd ben. Mijn eigen eerste gewaarwording is niet dat mij nu gegund is achter de geraniums te gaan zitten. Wat mij in de eerste plaats overkomt is het gevoel van grote vrijheid. Nu mag ik definitief, zolang ik kan, blijven doen wat ik het liefst wil doen. Actief blijven dus. Op de bank gaan zitten, achter de ochtendkrant, starend naar buiten, is hoe dan ook al niet mijn ding.

Op mijn ‘oude dag’ ben ik goed ingesteld. Want inderdaad, al eerder ben ik mij gaandeweg gaan concentreren op de exploitatie mijn beste talenten. Talenten die geen fysieke inspanning vragen en die mij vooral cerebraal bewegelijk houden. Talenten bovendien, die ik blijvend ten dienste kan stellen van anderen. (*) De overgang is daarmee een zeer graduele. In elk geval verandert er in mijn dagelijkse bezigheden – voorlopig althans -  niets.

Ik ervaar de overgang, als ook het stijgen van mijn leeftijd in het algemeen, tot nu toe als een gestage verrijking. De term ouderdom komt bij mij niet binnen. Natuurlijk ervaar ik ook beperkingen. Rennen kan ik niet meer. Jonge vrouwen verleiden is verleden tijd. Maar heb ik van dat alles in mijn leven niet voldoende gehad? Wat een voorrecht is het om daaraan voorbij te zijn en mensen, ook jonge mensen, nu op geheel andere wijze te kunnen inspireren.

Ik besef dat leeftijd bij ons allemaal een zeer verschillend effect heeft. Ten dele is dit de grabbelton waarvan wij deel uitmaken. De één overkomt een slopende ziekte, de ander heeft nog nauwelijks een griepje. De één vertrekt plotseling, de ander pas na langdurige, soms pijnlijke aftakeling. Het medisch kunnen heeft dit onontkoombaar Godsoordeel een voor velen aardig end opgeschoven.

Maar ten dele hebben wij het zelf in de hand. Het bewaren van onze vitaliteit, en ook het geleidelijk voorbereiden – nog tijdens ons actieve ‘jonge’ leven – van de herfst van ons leven. Daarop moet het accent liggen, en niet op een willekeurig tijdstip. En zelfs dat tijdstip hebben wij ook zelf in de hand, mits wij dit tijdig voorbereiden, en daarvoor middelen reserveren.

Ons perspectief moet zijn de ouderdom te vieren als de fase van onze grootste vrijheid. De AOW is een wettelijk basinkomen waarmee wij verder kunnen werken. Stilzitten, als het even kan, liefst zo lang mogelijk uitstellen.


(*) Ik ben tekenaar, ghostwriter en historicus.