woensdag 30 januari 2013

Wat is geschiedenis schrijven?






















Er zijn degenen die vinden dat de aankondiging door Hare Majesteit van haar aftreden een moment is waarop geschiedenis wordt geschreven. Ik zou zeggen, eerder het tegendeel. Zij doet datgene wat al in de Nederlandse geschiedenis vastligt: aftreden voordat God de Majesteit roept. Onze koningin zou geschiedenis hebben geschreven als zij publiekelijk iedere gedachte van aftreden van de hand had gewezen. 

Anderzijds is het begrijpelijk dat mensen haar aankondiging ervaren als een “historisch moment”. En in de traditie van geschiedenis als een reeks van jaartallen, zeker als het om Oranje gaat, kan dus nu ook 2013 worden bijgeschreven. De reeks die al voortgaat van 1813, via 1840, naar 1849, dan 1890, vervolgens 1948, daarna 1980. Zo is het wel. 

De meer diepgaande vraag naar de historiciteit van Beatrix kan nog niet worden beantwoord. Daarover zal ooit een keer geschreven worden, maar niet nu en ook niet in de tijd die ons rest tot de dag waarop haar zoon het stokje – ik bedoel de koninklijke prullaria – overneemt. 

Eén aspect van die vraag heb ik eergisteren al aangestipt: wat is het – duurzame – erfgoed van deze koningin? Meer dan een vraag kan het niet zijn. Zoveel verschillende factoren zullen uiteindelijk op die vraag een antwoord geven. 

We weten inmiddels, na meer dan honderd jaar, wat de historische betekenis is geweest van haar overgrootmoeder Emma: zij redde de Oranjemonarchie. Ook kennen wij de betekenis van grootmoeder Wilhelmina, die haar finest hour (de term is van Churchill) beleefde als Majesteit in ballingschap. 

Juliana neemt in onze historie vervolgens een heel andere plaats in. Uiterst dierbaar in onze persoonlijke herinnering, maar in mijn ogen geen duurzame plek in de annalen van Nederland waaraan zij iets unieks toevoegde. Eerder was het Willem Drees, met wie zij wel een uitstekend span vormde. Het is zelfs denkbaar dat Juliana eerder te boek gaat als de vrouw van de stoute Bernhard – over wie de geschiedenis ongetwijfeld nog boekdelen zal vertellen. 

Maar als ik een poging mag doen zou ik zeggen: Beatrix is de eerste Oranjevorst van Nederland die tevens een bewogen Europeaan was. Dankzij Beatrix stond Nederland in Europa onwrikbaar op de kaart en heeft zij, omgekeerd, de Europese gedachte aan de Nederlanders verkocht. Zeker in dat verhaal heeft zij ook door haar persoonlijke inzet aan onze geschiedenis bijgedragen. 

Wat wij dit voorjaar gaan beleven zal aan de echte geschiedenis grotendeels voorbijgaan. Want niet het verwachte, maar al het onverwachte is het voedsel van de historie.

dinsdag 29 januari 2013

The day after: Willem-Alexander en de erfopvolging

 

De prinsen Willem (1840 - 1879) en Alexander (1851 - 1884)  


Wat verstandig, zeggen ze. Geen Willem IV maar Koning Willem-Alexander. Dus niet terug naar de grotendeels ongelukkige mannelijke Oranjevorsten van de 19e eeuw. Willem-Alexander wordt koning om zichzelf. W-A de eerste. 

Toch maakt de Willem-Alexander op die wijze wel degelijk een verbinding met de geschiedenis. Dat ligt niet aan hem persoonlijk maar aan het besluit van zijn ouders Beatrix en Claus toen zij hem die naam gaven. Ik weet niet zeker of hierover destijds, in 1967, openlijk is gesproken. Maar vaag blijft mij bij dat Beatrix en Claus bij de naamgeving van hun oudste zoon uitdrukkelijk gedacht hebben aan de twee Oranjeprinsen aan wie het koningschap door hun vroegtijdig overlijden voorbij was gegaan. (*)

Het waren de jaren – rond 1879 - dat het Oranjehuis bezig was onverbiddelijk uit te sterven. De ene na de andere. Willem III heeft de zaak gered door zijn huwelijk met Emma – dit hoewel zijn beide zoons op dat moment nog leefden. Zij hebben het toen niet kunnen waarderen dat hun vader deze voortvarende stap nam. Meer in het algemeen was de relatie tussen Willem III en zijn zoons Willem en Alexander alles behalve ontspannen. Dat lag ook aan de herinnering die zij koesterden aan hun moeder Sophie, een buitengewoon intelligente en wereldse vrouw, met wie Willem III in stevige onmin verkeerde en die ontijdig het leven had verlaten.

Wat een sombere stemming moet het hof in die jaren hebben uitgestraald. Geen lachje, geen humor, een Koning Gorilla met twee zoons die beiden zelf even goed grote moeite hadden om zich in hun eigen leven, laat staan het openbaar, een plek te vinden. Een groter contrast met onze Willem-Alexander, zijn vrouw en zijn vrolijke gezin van dochters is niet denkbaar. 

Maar misschien denkt onze Willem-Alexander op zijn manier aan die betreurde verre oudooms. En wellicht is er in zijn galerij toch een plek voor de oude Willem III die het lot van het Oranjehuis ten slotte in handen gaf van de twee vrouwen die na zijn dood de scepter zouden overnemen. 

Laten we wel wezen, ook onze Willem-Alexander wordt omringd door vrouwen. Hij is een tussenkoning. Na hem weer Koninginnedag. 

Maar dit is verre toekomst. In alle redelijkheid maak ik dat niet meer mee. Toch vind ik het wel leuk dat wij een koning krijgen, met achter hem, nog dribbelend maar onmiskenbaar wilskrachtig, de kleine Amalia. 












(*) Willem en Alexander stierven beiden voor hun vader Willem III. 
Wat ik niet wist en pas dezer dagen las, is dat ook Willem III bij zijn geboorte de naam Willem-Alexander was meegegeven.

maandag 28 januari 2013

Lang leve Beatrix


























Wanneer we de Oranjes van de afgelopen – bijna – vijf eeuwen op een rij zetten misstaat een hoge score van Beatrix beslist niet. In de benadering van haar positie geldt zij zeker als degene die deze bij uitstek als professional heeft vervuld. In die termen acht ik haar nog het meest vergelijkbaar met Koning-Stadhouder Willem III, de man die aanvoerder was van de Engelse Glorious Revolution en die aan Engeland het concept heeft meegegeven van het grote, zeevarende en vooral ondernemende Brittannië.

Een revolutionair is Beatrix niet geweest, noch heeft zij heel persoonlijk voor enigerlei beweging op de bres gestaan; maar wat zich aan revolutie om haar heen voltrok heeft zij vrouwmoedig beantwoord, zonder kik, en met de grootst mogelijke waardigheid. Vooral in dat laatste opzicht heeft zij voor Nederland meer betekend dan wij in ons eigen binnenland doorgaans beseffen. Zij was niet enkel om haar functie maar ook om haar eigen statuur de persona neerlandica die in Europa en elders in het buitenland vanzelfsprekend respect afdwong. Dat zij niet een woelige historie heeft beleefd zoals Willem III - of andere voorgangers – valt haar natuurlijk moeilijk aan te rekenen. Hoe was zij geweest als zij Nederland door een WO II had moeten loodsen, zoals haar grootmoeder dat heeft gedaan. Anders, denk ik. En niet minder indrukwekkend.

Wat is haar erfgoed? Is de zakelijke vervulling van het koningschap en de professionele benadering die zij introduceerde in en rond de koninklijke machinerie een blijvend aspect van ons landsbestuur? Alles wijst erop dat haar opvolger (wij weten het nu: Koning Willem-Alexander) meer affiniteit heeft met de gemoedelijke aanpak van zijn grootmoeder – Juliana – dan met die van Beatrix. Men kan over dit vooruitzicht verschillend denken. Onmiskenbaar heeft Beatrix door haar persoonlijke prominentie tegelijkertijd de grenzen van de Nederlandse monarchie uitgedaagd, op scherp gesteld, wellicht ook haars ondanks. Ik ben altijd van mening geweest dat Beatrix (mede onder invloed van Prins Claus) ten diepste republikein is en dat zij meer dan wie ook die grenzen heeft gerespecteerd – meer dan enig Oranje ooit tevoren. Maar dat is niet de communis opinio, realiseer ik me. Het zal wel een gespreksthema blijven in de Nederlandse geschiedschrijving en wellicht ook in de voortgaande actualiteit.

Een andere interessante vraag is de invulling van Beatrix’ levensavond. Zij is 75, maar nog vitaal, en ook al kan alles gebeuren – zij heeft mogelijk nog een heel leven voor zich. Gaat zij naar Drakensteyn als een stille oude prinses? Het is moeilijk voor te stellen, zoals wij Beatrix tot nu toe hebben gekend. Ik zou toch hopen dat zij ook in de volgende fase een missie zal vervullen die een inspiratie kan blijven voor het brede Nederlandse publiek.

Wat rest is de grootst mogelijke eerbied voor de vrouw die meer dan dertig jaar op zo voortreffelijke wijze chocola heeft weten te maken van het verschijnsel Nederland.

donderdag 24 januari 2013

De Europese vragen zijn van alle tijden


















Cameron werpt het op. Het Britse volk mort over het verschijnsel Europa en zij niet alleen. Dat morren gebeurde, om een voorbeeld te noemen, vijfhonderd jaar geleden ook. Brussel was te dominant. Zeker in onze regio maar ook elders, zoals in Duitsland, zocht men naar tegenwicht of steunde men openlijk de opkomende tegenkrachten. Er was nog geen euro maar wel zoveel andere regels die van bovenaf werden opgedrukt. 

Elk moment in de geschiedenis dat werk wordt gemaakt van Europese eenheid ontstaat tegelijkertijd de weerstand ertegen. Het is de grote koorddans van onze geschiedenis. Caesar, Karel de Grote, Karel V, Napoleon. De laatste keer dat een Europees concept gewapenderhand werd afgedwongen moest het onverbiddelijk afgelopen zijn. Dat nooit meer. 

Ik ben altijd van mening geweest dat één Europa niet mogelijk is. Op het ene gebied federaal, op het andere confederaal. En in zoveel verschillende opzichten willen de landen zichzelf blijven. 

In feite hebben wij nu ten minste drie functionerende Europa’s: 

- Het eerste en het oudste: het Europa van de mensenrechten (waarvan ook Turkije lid is)
- Ten tweede de Europese Unie (waarvan ook Engeland lid is) 
- Ten derde het Europa van de euro (waarvan Engeland geen lid is) 

Mijn grote zorg ten aanzien van Camerons benadering is in Engeland dat alles wat met Europa te maken heeft op één hoop wordt gegooid. Welk Europa wil hij aan een referendum onderwerpen? Alleen dat van de EU - niet dat van de euro, want daarvan maakt hij geen deel uit. 

Dat effect van alles op één hoop gooien geldt vooral de andere lidstaten. Wij moeten het ook in Nederland scherp blijven onderscheiden. Ik ben voor een drastische sanering van de EU, maar ten aanzien van de monetaire en economische eenheid tussen de eurolanden zie ik enkel de weg van verdere vereniging. 

Het hier geschetste beeld van meer Europa’s is intussen niet zonder bedenkingen. Men zou kunnen zeggen dat hierin juist ook de vertwijfeling ligt bij een groot aantal burgers. Zonder eenduidige Europese identiteit komt van een daadwerkelijk democratisch Europa niets terecht. Hoe desondanks het democratisch gehalte van Europa (in al die verschillende dimensies) versterken blijft de grote vraag die – een beter – antwoord behoeft.

maandag 7 januari 2013

2013 - Tweehonderd jaar Koninkrijk

















1813 - Aankomst Willem I in Scheveningen


Het is 2013. In Buitenhof afgelopen zondag op TV werd stilgestaan bij de viering dit jaar van tweehonderd jaar Nederlands koninkrijk. Hoera. Wat vieren we eigenlijk? Ik zit op het puntje van mijn stoel want ik vind het een interessante vraag en ik heb er mijn eigen opvattingen over. 

Gelukkig zijn de deelnemers aan het zondagochtenddebat goed genuanceerd en deskundig. Geen vaag geklets over “monarchie” versus democratie maar een behoorlijk gesprek over de Nederlandse geschiedenis. Belangrijk aandachtspunt is Willem I die de monarchie in eerste aanleg vormgaf, autoritair, zakelijk en ondernemend. Belangrijk voor de toestand waarin ons land zich rond 1813 bevond. Vervolgens heel terloops het mislukken van Oranje met zijn opvolgers, tot het aantreden van de eerste vrouwenvorstin Emma. Zij schiep het Oranje dat wij vandaag kennen. Het klopt allemaal. Even goed als de opmerking van een van de deelnemers dat “het allemaal teruggaat naar Willem van Oranje, de vader des vaderlands”. Jazeker. 

In mijn eigen voorstelling is 1813 het jaar van de continuïteit en het jaar van de introductie van een merkwaardige anomalie. Dat is wat het interessant maakt. Laat ik beginnen met de anomalie. Dit is natuurlijk de vestiging van de Nederlandse monarchie. Niets in onze eigen geschiedenis maakte dit vanzelfsprekend. Zeker niet de meerderheid van Nederland wilde per se een “koning”. Zelfs Willem I haar daarover aarzelingen, niet omdat hij die ambitie miste maar omdat hij het Nederlandse volk kende. Oranje was altijd in dienst geweest van Nederland, niet de baas. Dat dit toch gebeurde is het product van de Europese geschiedenis. Iets dat wij maar al te makkelijk vergeten. De Europese leiders van 1813 (1815) wensen een ordelijk Europa en ook de Nederlanden behoorden hiertoe. Dat “ordelijk” impliceerde een gematigde herintroductie van het monarchaal bestuur. Wilden de Nederlanden in Europa meetellen, dan alleen met een koning aan het hoofd. Aldus geschiedde. Aan de vroegere republiek werd deze staatsvorm simpelweg door de loop van de Europese geschiedenis opgedrongen, niet door de loop van onze eigen geschiedenis. 

Maar wat een continuïteit! Je zou ook kunnen zeggen dat 1813 een rimpeltje was in een geschiedenis die inderdaad al teruggaat op de grote Zwijger. De Unie van Utrecht is daarom als feestelijke aanleiding misschien veel belangrijker. Zonder Oranje geen Nederland, en omgekeerd natuurlijk. De Grondwet van Nederland die sinds 1813 (1815) het koningschap van Oranje erfelijk verklaart bevestigt een onverbrekelijk contract over de wederkerige identiteit. De monarchie is bijzaak. 

Dat laatste wil ik altijd graag onderstrepen. Nederland is een republiek met Oranje op de troon. Het volk is de baas. Dat behoren wij al meer dan vierhonderd jaar te vieren.