maandag 5 september 2011

Wie bekommert zich om de werkgelegenheid




Er heerst een opvallende stilte rond de gestage erosie van de werkgelegenheid. Een mogelijke verklaring hiervoor is de omstandigheid dat de situatie in Nederland vergelijkenderwijs gunstig is. Ten tweede is erosie wellicht ook niet de juiste aanduiding. De realiteit is genuanceerd. Het gaat tevens om een significante verschuiving, onder meer ten gunste van hogere gespecialiseerde beroepsgroepen zoals finance, IT, juridische specialisten, logistiek, marketing en verkoop. Daarnaast is in bepaalde sectoren onder invloed van de vergrijzing sprake van een toenemende vervangingsvraag. Dit is vooral zichtbaar in de zorg, waar tegelijkertijd de werkgelegenheid sterk onder druk staat. Generalisten en mensen die zich hebben genesteld in algemene beleids- en managementfuncties hebben het nakijken. Zij zien hun perspectieven gestaag slinken.

Deze ontwikkeling kan niet zonder gevolgen blijven, ook op de langere termijn, voor middelbaar en hoger opgeleiden in generieke, “brede” richtingen zoals bedrijfs- en bestuurskunde; opleidingen die lange tijd grote populariteit hebben genoten. Vakspecialisatie is het devies op alle niveaus en in alle sectoren.

Over de trends in de loopbaanmarkt (opleidingen en banen) is recent ook vanuit een heel ander perspectief aan de bel getrokken. De Volkskrant berichtte dit weekend over een manifest van de Amerikaanse hoogleraar filosofie Martha Naussbaum waarin zij de teloorgang hekelt van de alfa-wetenschappen. Economisch rendement, nutsdrift, winstbejag en alles wat met schijnbare exactheid kan worden afgerekend jagen de humaniora in de coulissen (ik vat het samen in mijn eigen woorden). Ik verwijs kortheidshalve naar de beschouwing hierover van Joep Dohmen (*). Hij legt een directe verbinding tussen deze ontwikkeling en de afbraak in Nederland van de kunsten en alles wat niet exact is maar wel bijdraagt aan onze algemene vorming en ons vermogen – als burger en deelnemer in de maatschappij – om verbindingen te leggen, samenhang te zien en veranderingen te initiëren (onze “revolutionaire kracht”).

Zo bezien gaat het ten aanzien van de ‘werkgelegenheid’ om een kwantitatief maar niet minder ook om een kwalitatief vraagstuk. Sluipenderwijs verandert het karakter van onze maatschappelijke orde in het private en publieke domein, maar wij staan er niet bij stil. Dohmen wijst naar onze politici als de hoofdschuldigen. Zij maken onze democratie kapot, zegt hij.

Dat onze politici zich op dit moment niet kenbaar bekommeren om de ontwikkeling van de werkgelegenheid – in de hier bedoelde brede betekenis – heb ik al eerder verwoord (**). De cri de coeur van Naussbaum en Dohmen gaat aanzienlijk verder. Alles bijeen dringt zich de noodzaak op van een herdefinitie van het hele sociaal-economische domein, dat wil zeggen: onze arbeidspolitiek, de uitgangspunten in de sociale zekerheid en de fiscale instrumenten die beschikbaar zijn ter stimulering van de werkgelegenheid, vooral in sectoren die niet direct maar wel indirect aan onze welvaart bijdragen.

Deze thema’s zijn, zoals Dohmen terecht suggereert, in het huidige politieke klimaat allesbehalve salonfähig. Datzelfde constateert de hoofdredactie van New York Times ten aanzien van de vergelijkbare situatie in Amerika (***). Wie in de politiek banen wil helpen scheppen krijgt vooral aan de rechter flank enkel een verontwaardigde blik. Ook daar wacht men tevergeefs op het politieke leiderschap dat nodig is voor een ondernemend werkgelegenheidsbeleid.

Het is niet anders. De gangbare visies zijn ongeschikt om dit vraagstuk effectief ter hand te nemen. Het zal dus nog wel wat erger moeten worden voordat dit thema op de agenda komt.


---

(*)Politici maken onze democratie kapot

(**)De PvdA dient op te komen voor participatie

(***)The Jobs Crisis

Geen opmerkingen:

Een reactie posten