donderdag 29 september 2011

Volkskrant mist de pointe van de Raad van State




Dezer dagen valt de beslissing over de opvolging van Tjeenk Willink als vice-president van de Raad van State. Aanleiding voor een redactioneel krabbeltje in de Volkskrant over het belang van deze functie. Veel om het lijf heeft het niet en het is in mijn ogen bovendien tamelijk misleidend.

Kernfunctie van de Raad van State is haar rol als hoogste adviesorgaan van de regering. Tevens is zij de hoogste rechterlijke instantie in bestuursgeschillen..Wat deze twee functies verenigt is de rol die de Raad vervult in het bewaken van de integriteit van ons publieke bestel. Daar ligt dus ook onmiddellijk de kern van de functie van haar vice-voorzitter: in het openbaar vertoon van absolute onkreukbaarheid en objectiviteit.

In de Volkskrant wordt aan dit aspect volledig voorbijgegaan. Dit heeft vermoedelijk te maken met de aandacht die recent vooral is uitgegaan naar de rol van de vice-president bij kabinetsformaties en de associatie met de (vermeende) machtsuitoefening.van het staatshoofd (zie hierover mijn eerdere betoog )

Macht is het inderdaad laatste waarmee de vice-president van de Raad van State kan worden vereenzelvigd. Zijn oordeelsvorming dient vooral vertrouwen in te boezemen, welke uiteindelijke politieke voorkeuren ook mogen meespelen in de besluitvorming door regering en parlement.

Zo bezien komt de kandidatuur van de huidige minister Donner zeer dicht bij het vereiste profiel. Hem kan geen machtswellust worden aangewreven. Zijn onkreukbaarheid is van welhaast antiquarische signatuur. Dat geeft misschien ook de nodige rust rond een openbaar instituut dat bij uitstek gevrijwaard dient te blijven van het dagelijkse publieke kabaal.


Lees:
Waarom de vice-president van de Raad van State zo belangrijk is

zaterdag 17 september 2011

Het barbaarse iconoclasme


Slaven op de koets van de Majesteit


Beeldenstormen zijn van alle tijden. Respect voor de geschiedenis is niet vanzelfsprekend. Dit is des te minder het geval wanneer die geschiedenis een symboliek representeert die bij latere generaties weerzin oproept. Afgoderij en heldenverering verkeren op enig moment in hun tegendeel. Het volk loopt er tegen te hoop.

Het is interessant dat wij nu opnieuw zo’n periode beleven van volksopstootjes tegen oude of ten minste versleten symboliek. Het lot van linkse idealen is niet anders dan dat van Jan Pietersz. Coen of nu, van de beeltenissen op de Gouden Koets die teruggrijpen op de tijd van slavernij. Die dingen deugen niet, dus weg ermee. Er is al opgemerkt dat in de uiterste consequentie zowat de hele verzameling kunstschatten van ons Rijksmuseum gedoemd is tot de brandstapel.

Intussen is ook beleving van de geschiedenis zelf niet statisch. Dezelfde verhalen, of het nu gaat om de Gouden Eeuw of om de stichting van ons koninkrijk, worden in elke opeenvolgende periode hernieuwd verteld, met schuivende accenten en gezichtspunten. Wie het oproer tegen oude helden en symbolen afwijst als platvloers of onbeschaafd miskent die onvermijdelijke evolutie. Misschien is het ook wel tijd om de Nederlandse geschiedenis, die al lang geen “Vaderlandse geschiedenis” meer wordt genoemd, maar eens flink te herschrijven. Liever dat, dan het risico dat die geschiedenis helemaal niet meer gelezen of begrepen wordt.

Daarvoor is wellicht ook het dispuut over het Nederlandse koningschap een goede aanleiding. Het voldoet kennelijk niet meer om het instituut van onze erfelijke monarchie – gecreëerd ten behoud van onze band met Oranje – goed te praten met overwegend de verwijzing naar iets wat velen ervaren als versleten historiciteit.

We kunnen dus maar beter in gesprek, lijkt mij, dan de neus ophalen voor wie de geschiedenis niet waardeert zoals wijzelf.

vrijdag 9 september 2011

Rutte mag Obama’s voorbeeld ter harte nemen




President Obama presenteerde deze week zijn frontale werkgelegenheidsinitiatief aan het Congres. Herhaaldelijk onderbroken door enthousiast applaus – vooral van zijn Democratische partijgenoten – verwoordde hij een moedige poging om Amerika weg te sleuren uit het moeras van economische stagnatie en massale inactiviteit. Zijn plan van netto 450 miljard dollar is vooral gericht op het mobiliseren van de middenklasse voor investeringen in infrastructuur en onderwijs. Daarnaast bepleitte hij een pakket van fiscale stimuleringsmaatregelen voor innovatieve bedrijfsinvesteringen.

De presentatie van Obama viel op door de krachtdadige inhoud en toonzetting. Wie hem welgezind is zal zijn initiatief opvatten als een positieve impuls en alles in het werk stellen om de voorstellen niet te laten verzanden in het moeizame politieke touwtrekken waarin de VS sinds het begin van de financiële crisis verstrikt is. Optimisme heeft zijn eigen betekenis, zelfs wanneer aan de betaalbaarheid ervan – zeker onder de huidige omstandigheden – nog grote twijfels kleven. Of dat optimisme zal overleven valt echter nog te bezien. Republikeinen reageren uiterst sceptisch, hoezeer tal van maatregelen in Obama’s pakket in feite uit hun koker komen.

Een aanpak zoals voorgesteld door Obama zou ook de landen in Europa niet misstaan. Banenpremies voor werkgevers, verlenging van sociale uitkeringen, verlaging van de loonbelastingtarieven en een pro-actief publiek investeringsbeleid behoren in mijn ogen ook bij ons typisch tot de ingrediënten van een beleid dat ons uit de negatieve spiraal kan trekken van enkel bezuiniging en sanering.

Het is te hopen dat premier Rutte de speech van Obama heeft gezien of dat hij ten minste de tekst ervan voor zich heeft. Sommige passages kunnen zo onze eigen troonrede in. Ook onze koningin zou straks wel iets mogen voorlezen met een positieve, optimistische strekking.

dinsdag 6 september 2011

Een toekomst na 9/11 moet alsnog worden geformuleerd




Na 9/11 kreeg de wereld een ander gezicht, of zij kreeg ten minste een gezicht erbij. Voor de één ligt het accent vooral op het gewelddadig moslimfanatisme, voor de ander is dat de optelsom van onze reacties. Ik zou de vraag niet willen – en ook niet kunnen - beantwoorden wat in de afgelopen tien jaar meer schade heeft aangericht: de feitelijke – wereldwijde – terreuraanslagen of de maatregelen in antwoord hierop, inclusief de immense militaire operaties. Het zijn appels en peren (*).

Een aanval van de ordegrootte van Twin Towers heeft zich niet meer voorgedaan. Het geweld in de moslimwereld en in de Oosterse landen zelf is heftiger en meer hardnekkig dan waar ook in de westerse wereld. Desondanks projecteren wij het vijandbeeld nog steeds op onszelf, als een sequeel van de “Clash of Civilisations”. Wij hebben eerder geïnvesteerd in onze verdediging dan in het aanbieden van onze vriendschap.

De recente onrusten in de Arabische wereld hebben ons inmiddels wel duidelijk gemaakt dat wij de traditionele vijandbeelden – wie zijn “wij” en wie zijn “zij” – flink dienen bij te stellen. Tegen die achtergrond zou de tiende verjaardag van 9/11 ook een meer definitieve closure moeten brengen in onze fixatie op die herinnering.

September 2001 zal wel altijd als een “watershed moment” worden gezien. Dat was ook het geval ten aanzien van november 1963, de moord op Kennedy. Het grote verschil is dat de gebeurtenissen toen in Dallas vooral het begin markeerden van het bevrijdende en sterk innovatieve tijdperk van de jaren zestig (ook al was Vietnam de vreselijke keerzijde ervan).

Van een dergelijk nieuw tijdperk kunnen wij sinds 2001 niet spreken. Eerder zijn wij blijven stilstaan in angst en veiligheidsobsessie. Een hoopvolle bevrijding zit er voorlopig niet in. De torenhoge militaire uitgaven van het afgelopen decennium en de mede daardoor lastig te repareren financiële crisis geselen Amerika en daarmee ook Europa nog lange tijd met de schade van het verleden.

--

(*) Mij is geen overzicht bekend van de aard en reikwijdte van het terrorisme dat met alle veiligheidsmaatregelen en inlichtingenoperaties effectief is bedwongen

maandag 5 september 2011

Wie bekommert zich om de werkgelegenheid




Er heerst een opvallende stilte rond de gestage erosie van de werkgelegenheid. Een mogelijke verklaring hiervoor is de omstandigheid dat de situatie in Nederland vergelijkenderwijs gunstig is. Ten tweede is erosie wellicht ook niet de juiste aanduiding. De realiteit is genuanceerd. Het gaat tevens om een significante verschuiving, onder meer ten gunste van hogere gespecialiseerde beroepsgroepen zoals finance, IT, juridische specialisten, logistiek, marketing en verkoop. Daarnaast is in bepaalde sectoren onder invloed van de vergrijzing sprake van een toenemende vervangingsvraag. Dit is vooral zichtbaar in de zorg, waar tegelijkertijd de werkgelegenheid sterk onder druk staat. Generalisten en mensen die zich hebben genesteld in algemene beleids- en managementfuncties hebben het nakijken. Zij zien hun perspectieven gestaag slinken.

Deze ontwikkeling kan niet zonder gevolgen blijven, ook op de langere termijn, voor middelbaar en hoger opgeleiden in generieke, “brede” richtingen zoals bedrijfs- en bestuurskunde; opleidingen die lange tijd grote populariteit hebben genoten. Vakspecialisatie is het devies op alle niveaus en in alle sectoren.

Over de trends in de loopbaanmarkt (opleidingen en banen) is recent ook vanuit een heel ander perspectief aan de bel getrokken. De Volkskrant berichtte dit weekend over een manifest van de Amerikaanse hoogleraar filosofie Martha Naussbaum waarin zij de teloorgang hekelt van de alfa-wetenschappen. Economisch rendement, nutsdrift, winstbejag en alles wat met schijnbare exactheid kan worden afgerekend jagen de humaniora in de coulissen (ik vat het samen in mijn eigen woorden). Ik verwijs kortheidshalve naar de beschouwing hierover van Joep Dohmen (*). Hij legt een directe verbinding tussen deze ontwikkeling en de afbraak in Nederland van de kunsten en alles wat niet exact is maar wel bijdraagt aan onze algemene vorming en ons vermogen – als burger en deelnemer in de maatschappij – om verbindingen te leggen, samenhang te zien en veranderingen te initiëren (onze “revolutionaire kracht”).

Zo bezien gaat het ten aanzien van de ‘werkgelegenheid’ om een kwantitatief maar niet minder ook om een kwalitatief vraagstuk. Sluipenderwijs verandert het karakter van onze maatschappelijke orde in het private en publieke domein, maar wij staan er niet bij stil. Dohmen wijst naar onze politici als de hoofdschuldigen. Zij maken onze democratie kapot, zegt hij.

Dat onze politici zich op dit moment niet kenbaar bekommeren om de ontwikkeling van de werkgelegenheid – in de hier bedoelde brede betekenis – heb ik al eerder verwoord (**). De cri de coeur van Naussbaum en Dohmen gaat aanzienlijk verder. Alles bijeen dringt zich de noodzaak op van een herdefinitie van het hele sociaal-economische domein, dat wil zeggen: onze arbeidspolitiek, de uitgangspunten in de sociale zekerheid en de fiscale instrumenten die beschikbaar zijn ter stimulering van de werkgelegenheid, vooral in sectoren die niet direct maar wel indirect aan onze welvaart bijdragen.

Deze thema’s zijn, zoals Dohmen terecht suggereert, in het huidige politieke klimaat allesbehalve salonfähig. Datzelfde constateert de hoofdredactie van New York Times ten aanzien van de vergelijkbare situatie in Amerika (***). Wie in de politiek banen wil helpen scheppen krijgt vooral aan de rechter flank enkel een verontwaardigde blik. Ook daar wacht men tevergeefs op het politieke leiderschap dat nodig is voor een ondernemend werkgelegenheidsbeleid.

Het is niet anders. De gangbare visies zijn ongeschikt om dit vraagstuk effectief ter hand te nemen. Het zal dus nog wel wat erger moeten worden voordat dit thema op de agenda komt.


---

(*)Politici maken onze democratie kapot

(**)De PvdA dient op te komen voor participatie

(***)The Jobs Crisis