De redders van de euro?
Deze week zag ik op de Belgische televisie een documentaire over de onderhandelingen in Versailles over de beëindiging van de Eerste Wereldoorlog (1919). Gedramatiseerde reconstructies werden afgewisseld met authentieke filmbeelden. Het drama was vooral de formulering door de geallieerden van het dictaat aan het Duitse Rijk. Vergelding en afrekening voerden de boventoon. Al tijdens de onderhandelingen waarschuwden deskundigen tegen de potentieel desastreuze gevolgen van de brute rekening die de Duitsers voorgelegd zou worden. Op de achtergrond liepen de massa’s in Berlijn te hoop en schreeuwden om revolutie. Het was slikken of stikken. De geschiedenis ziet vooral Frankrijk als de grote boosdoener van dit wurgcontract. Zelfs Engeland, dat Duitsland toch liever snel zag herstellen als potentiële markt voor Engelse goederen, moest tegenover de onwrikbare Clemenceau zwichten.
Ik dacht hieraan toen ik de slotfase zag van de besluitvorming in Brussel, in deze zelfde week, over de financiële steunoperatie aan Griekenland. Op het eerste gezicht is een groter contrast met de gebeurtenissen van een eeuw geleden niet denkbaar. De continuïteit van de Europese economie staat voorop. Vergelding is niet aan de orde, zelfs al treft Griekenland het verwijt dat men de eigen huishouding niet tijd op orde heeft gekregen. Frankrijk en Duitsland zijn toonaangevend en zij hebben er alles aan gedaan om tot een gezamenlijke aanpak te komen, al heeft vooral bondskanselier Merkel de nodige concessies moeten doen. Griekenland kan voorlopig ademhalen.
Niettemin staat het land nu effectief onder Europese curatele. In dat opzicht is het evengoed slikken of stikken. De Griekse premier Papandreou kijkt lachend de camera’s in, maar hij zal het thuisfront met straffe hand moeten dwingen tot het accepteren, voor de langere termijn, van een groot aantal draconische maatregelen die de verhoudingen in dat land stevig op hun kop zullen zetten.
Alles staat of valt met de werkelijke economische vitaliteit van de hele eurozone. De strop hangt om de nek van iedereen. De invoering destijds van de euro, onder incomplete condities, kan achteraf worden gezien als een riskant politiek huzarenstuk; dat geldt niet minder voor de nu overeengekomen financiële maatregelen. Tussen Versailles in 1919 en Brussel in 2011 ligt een massieve geschiedenis van verdeeldheid naar gemeenschappelijkheid die nog niet is voltooid. De grote zorg mag zijn dat de burgers in Europa dit blijven volgen en dat daadwerkelijke welvaartsverbetering (of ten minste: welvaartsbehoud) iedere verdere neiging tot kortzichtig nationalisme de kop weet in te drukken.
Deze week zag ik op de Belgische televisie een documentaire over de onderhandelingen in Versailles over de beëindiging van de Eerste Wereldoorlog (1919). Gedramatiseerde reconstructies werden afgewisseld met authentieke filmbeelden. Het drama was vooral de formulering door de geallieerden van het dictaat aan het Duitse Rijk. Vergelding en afrekening voerden de boventoon. Al tijdens de onderhandelingen waarschuwden deskundigen tegen de potentieel desastreuze gevolgen van de brute rekening die de Duitsers voorgelegd zou worden. Op de achtergrond liepen de massa’s in Berlijn te hoop en schreeuwden om revolutie. Het was slikken of stikken. De geschiedenis ziet vooral Frankrijk als de grote boosdoener van dit wurgcontract. Zelfs Engeland, dat Duitsland toch liever snel zag herstellen als potentiële markt voor Engelse goederen, moest tegenover de onwrikbare Clemenceau zwichten.
Ik dacht hieraan toen ik de slotfase zag van de besluitvorming in Brussel, in deze zelfde week, over de financiële steunoperatie aan Griekenland. Op het eerste gezicht is een groter contrast met de gebeurtenissen van een eeuw geleden niet denkbaar. De continuïteit van de Europese economie staat voorop. Vergelding is niet aan de orde, zelfs al treft Griekenland het verwijt dat men de eigen huishouding niet tijd op orde heeft gekregen. Frankrijk en Duitsland zijn toonaangevend en zij hebben er alles aan gedaan om tot een gezamenlijke aanpak te komen, al heeft vooral bondskanselier Merkel de nodige concessies moeten doen. Griekenland kan voorlopig ademhalen.
Niettemin staat het land nu effectief onder Europese curatele. In dat opzicht is het evengoed slikken of stikken. De Griekse premier Papandreou kijkt lachend de camera’s in, maar hij zal het thuisfront met straffe hand moeten dwingen tot het accepteren, voor de langere termijn, van een groot aantal draconische maatregelen die de verhoudingen in dat land stevig op hun kop zullen zetten.
Alles staat of valt met de werkelijke economische vitaliteit van de hele eurozone. De strop hangt om de nek van iedereen. De invoering destijds van de euro, onder incomplete condities, kan achteraf worden gezien als een riskant politiek huzarenstuk; dat geldt niet minder voor de nu overeengekomen financiële maatregelen. Tussen Versailles in 1919 en Brussel in 2011 ligt een massieve geschiedenis van verdeeldheid naar gemeenschappelijkheid die nog niet is voltooid. De grote zorg mag zijn dat de burgers in Europa dit blijven volgen en dat daadwerkelijke welvaartsverbetering (of ten minste: welvaartsbehoud) iedere verdere neiging tot kortzichtig nationalisme de kop weet in te drukken.
en dus: als de sodemieter uit de euro; gulden terug met gouddekking.
BeantwoordenVerwijderenGriekenland: de regering zal wel willen; maar de grieken niet.
Dat mislukt.
Zou het duitsand of NL zijn zou het nog een kans van slagen hebben; maar de situatie opgeteld bij afwezigheid van productiementaliteit en nationalisme is desastreus.
Maar dat is niet het ergste
Na griekenland komt Italie Spanje Portugal Ierland Belgie; gevolgd oor de oostbloklanden.
En--gaan we niet uit de euro, dan mogen we over een jaar of 3 de eerste mensen begroeten die in NL doodhongeren.
Vergeet die idiote arrogante politieke ambities; zij brengen niets op, kosten alleen maar.
PHM van de kletersteeg