zaterdag 24 september 2016

ROBOTISERING DOEN WIJ SAMEN



Iedereen mag ervan profiteren


VNO/NCV voorzitter Hans de Boer heeft gelijk: robots gaan belangrijk worden – ze zijn het al – maar het kan niet zonder ingrijpende veranderingen in de Nederlandse economie en arbeidsverhoudingen.

De Boer presenteert robots echter als het enkele speeltje van ondernemers en CEO’s, en je ziet ze de robots bij wijze van spreken integraal omarmen. Alsof robotisering de zekerheid is van rendement voor de aandeelhouders, Das Kapital. Nee, robotisering is van ons allemaal. Een aandeel in dat rendement van de factor arbeid is bij uitstek het quid pro quo voor iedere verdere stap in robotisering in Nederland, en ik zou moeten zeggen: wereldwijd.

Tegenover robotisering staat een vaste aanspraak op de welvaartsstijging van alle inwoners van Nederland. Procent na procent. Ik schat dat al zo’n 20 %  van het BNP wordt verworven dankzij geautomatiseerde processen. Er zou dus nu al zo’n percentage moeten zijn.

De Boer spreekt over een verlies van 1 miljoen banen, gemiddeld inkomen, zeg 30.000 =  3 miljard euro per jaar. Dát geld kan alvast naar de pot voor het (gedeeltelijk) basisinkomen (GBI). Te verdelen over alle inwoners vanaf 18 jaar (zie mijn plei-dooien voor een basisinkomen op andere postings in mijn blog).

Maar dan: één miljoen is een aanslag op de arbeidsverhoudingen in hun geheel. Zoveel banenverlies kan alleen maar structureel beantwoord worden. Liefst zoveel mogelijk van onderop. Geef mensen de buffer die ze nodig hebben om te kunnen werken voor hun bestaan. In die economie.

De Boer zegt: robotisering levert ook banen op! Natuurlijk is dat zo. Het proces leidt tot hele arbeidsverschuivingen waarvan de uiteindelijke omvang en richting niet werkelijk goed te voorspellen zijn. De Bank of America zegt nu al dat robotisering (“ontregelende innovatie”) van lineair naar parabolisch is gegaan. Klik op de volgende link om dat verhaal te lezen:


Robotization happens in a global economy.
All humanity should profit,
or too many people will suffer because of it.

Des te belangrijker worden maatschappelijke voorzieningen die ook economisch stimulerend zijn, zoals een (gedeeltelijk) - en vooral: activerend - basisinkomen. Een ruggensteun voor de mensen, zodat zij zich kunnen richten op samenwerking en zinnige netwerkvorming. Enzovoorts.

Er komt een volstrekt andere vraag-aanbod economie (steeds meer ‘on demand’ en real-time). Het zal een meer gedeelde, gemeenschappelijke economie zijn, of gedeelde economieën. We delen auto’s, we delen onze taken, we doen wat mogelijk is voor elkaar. Mensen zullen zich meer specialistisch moeten orienteren. Vakmanschap zal voor ons allen de hoge meetlat zijn, welk vak het ook is. Zeker voor robots moeten wij niet onderdoen

Laat onze politici hier nu eens echt goed naar kijken, voordat zij straks hun verkiezingen winnen of verliezen om niks. 

donderdag 22 september 2016

DE WAARSCHUWING VAN EEN ROBOT





In 2014 publiceerde ik een blogposting met de navolgende inhoud. Ik heb aanleiding om deze nog eens opnieuw te posten omdat ik verre van gerustgesteld ben over de werkwijze van de (Haagse) politie.


Wat voorafging

Een spontaan privéfeestje loopt een beetje uit de hand. Dat wil zeggen: het wordt een beetje luidruchtig vrolijk, en het raam naar de straatzijde staat wijd open. Uit volle borst klinkt het “Bloed, zweet en tranen” van André Hazes. “Rot nu maar op!” wordt gezongen. Juist op dat moment arriveren twee politieagenten die hun kop naar binnen steken. Zij treffen een viertal mensen, waaronder een jonge vrouw, in kennelijke staat van plezier. De agenten spreken hierop de hoofdbewoner aan.

“Jongens, wat voor verhaal zal ik vertellen?”,  grapt de hoofdbewoner tegen zijn metgezellen.

Het zijn jonge agenten. Ze nemen een strakke formele houding aan. “Hoe gaat u dit verklaren?” vraagt een van de agenten. Zij staan in het portaal. De agent projecteer een a priori houding van wantrouwen.

“Dit zijn jonge mensen die elkaar na lange tijd weer zien en die veel plezier met elkaar hebben, ” zegt de hoofdbewoner.  De agent reageert vol ongeloof:  “Is dat uw verhaal?” Hij verwijst naar de opmerking die hij opving  (“welk verhaal?....”). De hoofdbewoner antwoordt: “Dat is het verhaal. En overigens ( - toegegeven niet echt tactvol - ) kan iedereen hier over dezelfde waarheid verschillende verhalen vertellen.” De agent blijft ongelovig kijken, bijna neerbuigend. De hoofdbewoner, een man van middelbare leeftijd, is klein van stuk. “Ik besef dat het wat luidruchtig was,” verontschuldigt hij zich nog, “mijn excuses daarvoor”.

De agenten lopen door het portaal naar de woonkamer waar het gehele gezelschap zich bevindt. Zij horen van een van de aanwezigen in nagenoeg identieke bewoordingen dezelfde verklaring die de hoofdbewoner had gegeven.

De agent die het woord voert (de andere blijft geheel op de achtergrond) blijft stram kijken, met kennelijke afschuw voor het partijtje waarvan hij getuige is. Zijn ogen drukken onbegrip uit en irritatie, bijna alsof hij het hele gezelschap liefst wil inrekenen en bestraffen. Er heerst het type vrolijkheid dat al zijn stekels opzet. Dit is niet in orde, zo lijkt hij te denken.

Verkrampt gaf de agent de hoofdbewoner diens paspoort terug, en met een opgezette donderstem: “U krijgt een waar-schuwing”.

Ach natuurlijk, zo erg was het ook niet. Simpel burengerucht. Dat is het enige. Het type burengerucht waarvoor oom agent vroeger met een vriendelijke tik op de pet zou zeggen”Meneer, kan het zachter?” Ja natuurlijk, agent, sorry. Maar niet deze agent. Van enigerlei vriendelijkheid was geen sprake. Het leek wel alsof ieder spoor van menselijkheid uit zijn hoofd was weg gesloopt. Is dat de politieopleiding?

Deze agent was duidelijk niet in staat een onschuldig voorval te onderscheiden van enigerlei daadwerkelijk, moedwillig handelen. Hij vertoonde een stram autoriteitsgedrag dat in de gegeven situatie volkomen misplaatst was.

Wie op deze manier wordt geconfronteerd met Nederlandse politieagenten moet wel geloven dat de gehele wetshandhaving vandaag is gebaseerd op volstrekte miskenning en onmiskenbare minachting van de gewone Nederlandse burger.

woensdag 21 september 2016

EÉN LAND, GEEN SAMENLEVING



Eind jaren zestig was op 30 april, Koninginnedag, het centrum van Amsterdam een toneel van lawaai, geweld en vernieling. In 1970 staken de autoriteiten en maatschappelijke de koppen bijeen voor de voorbereiding van een Koninginnedag zonder rellen. Zo werd ook het zogeheten Pastoraat benaderd. Deze instelling bekommerde zich in die tijd in het bijzonder om de gastarbeiders, de eerste generatie Marokkanen. Het  idee was dat ook de gastarbeiders zich welkom moesten voelen, want dat behoorde immers tot ons vertoon van gastvrijheid. Maar het Pastoraat reageerde met de mededeling dat men hiervoor geen moeite hoefde te doen, “want daar zijn ze toch niet in geïnteresseerd”. Het is begrijpelijk dat men in de omstandigheden van toen ervan afzag om alsnog op een gebaar naar de gastarbeiders aan te dringen. Maar achteraf zie ik dit toch als het begin van de ellende waarin wij vandaag nog zitten.

Er is niet zoveel verschil tussen het paternalisme destijds van pastorale werkers en het “multi-culti geknuffel” dat wij nadien hebben leren kennen. Want zij komen allebei op hetzelfde neer: laat iedereen zijn eigen ding, dan hebben we geen last van elkaar. Geïnteresseerd in elkaar zijn we niet.

Wij horen nu in de media en in ons parlement enkel nog bestraffende en afwijzende uitingen over Nederlanders met een andere, hoofdzakelijk niet-Westerse achtergrond. Turken en Marokkanen moeten het bij uitstek ontgelden. Van enigerlei wederkerige humor is geen sprake, terwijl juist dat hard nodig is.

Ernstiger vind ik dat zelfs in ons parlement wordt toegestaan dat Kamerleden minutenlang kunnen doorblazen in de meest discriminerende en geringschattende termen over een inmiddels significante Nederlandse bevolkingsgroep. Dat is intussen al langer dan tien jaar het geval. Nog steeds levert niemand  afdoende repliek, sterker nog: electoraal opportunisme duwt velen in hun richting.

Dat zwaktebod hebben wij aan onszelf te wijten. Nederland moet beter kunnen in een situatie waarin wij nog altijd hoog op de wereldranglijst staan in nauwelijks minder dan paradijselijke termen. Het is moeilijk te accepteren dat wij ons hierover op de borst kloppen terwijl wij gelijktijdig collectief afzakken naar een niveau van onbeschaafdheid – met sujetten zoals Wilders voorop – waarvoor ieder redelijk mens zich grondig zou schamen.

Kennelijk moeten wij het opnieuw leren normaal gastvrij en tolerant te zijn, maar wel geïnteresseerd en betrokken bij de ander. Laten wij ons eens verdiepen wat het is om moslim te zijn: het is niet zo moeilijk, en wie dat doet zal snel tot de conclusie komen wij helemaal niet zo hemelsbreed van elkaar verschillen. De verschillen die wij ervaren worden bepaald door een kleine minderheid. Dezelfde verschillen die wij ervaren met fanatieke Christenen in onze eigen Bijbelgordel. Nee, ook dat liever niet. Maar mensen hebben hun vrijheden.

Vrijheidsbeleving doe je samen. Dat roep je niet, en je legt onze vrijheidsbeleving, behalve datgene wat wettelijk is vastgelegd, niet eenzijdig op. Maar diezelfde Nederlandse vrijheid wordt steeds beklemmender. Het geblaas aan alle kanten wordt steeds onaangenamer. Het overgrote deel hiervan hebben wijzelf opgeroepen. 

Wie onder deze omstandigheden des te harder slaat op de tamboer van ons Nederlander zijn heeft het nog steeds niet begrepen.

dinsdag 20 september 2016

PLEIDOOI VOOR EEN BASISINKOMEN



Helaas wordt ook dit jaar nog door geen enkele partij openlijk gesproken over een gedeeltelijk basisinkomen (GBI) voor iedereen.
De vergoeding die alle volwassen Nederlanders behoren te krijgen als hun vaste aandeel in autmatisering en robotisering. Waarom anders zouden wij hieraan willen meewerken? Moet alleen Das Kapital hieraan verdienen?
Een GBI is vooral economisch zinnig, en maatschappelijk zeer stimulerend.
Ik houd dit pleidooi inmiddels 30 jaar, sinds 1986, toen ik er eens een ingezonden brief over publiceerde in NRC/Han-delsblad.

zondag 18 september 2016

WETSVOORSTEL NEGATIEVE DONNORREGISTRATIE GETUIGT VAN PERVERSE ETHIEK


Als de nieuwe wet donorregistratie zou worden aangenomen – de Eerste Kamer moet zich er nog over uitspreken – zal ik zeer nadrukkelijk geen enkele verklaring afgeven. De gedachte dat ik mij over eventuele donatie van een orgaan zou moeten uitspreken wil ik verre van mij werpen. Een ‘nee’ noch ‘ja’ zal men vooraf van mij op schrift krijgen. Doe ik dat wel, dan maak ik mij een gewillig instrument van een absurd materialisme.

Ben ik dan niet begaan met mensen die enkel nog kunnen overleven met hulp van andermans nier of lever? Ja natuurlijk, net zo goed als ik met iedereen begaan ben die voor zijn of haar voortgezette leven afhankelijk is van een of meer kostbare medische ingrepen. Telkens wanneer de polsstok van ons medisch kunnen verder reikt roepen wij dat dilemma op: een medische ingreep wordt – technisch – mogelijk, maar moet het dan ook, en ten koste waarvan?

Maar ik wil best onder ogen zien hoe de situatie zou zijn wanneer ik onverhoopt vroegtijdig aan mijn eind kom en juist op dat moment blijkt dat mijn long, nier of lever het leven kan redden van iemand anders. De beslissing is dan aan de nabestaanden. Dit is ook het geval in het wetsvoorstel: zelfs al heb je geen schriftelijk bezwaar gemaakt, zij moeten dan toch bereid zijn mee te werken. Waarom moet ik dan vooraf over mijn dood regeren? Als er werkelijk een leven gered kan worden, kan ik al bij voorbaat – bij leven – zeggen: maar natuurlijk!

Mijn bezwaar is echter dat in het wetsvoorstel mij die vrije uitspraak ontnomen wordt. Ik wordt wettelijk gedacht ja te hebben gezegd. Dat steekt. Omgekeerd vind ik een uitdrukkelijk ‘nee’ vooraf net zo verwerpelijk. Tot zo’n uitdrukkelijke beslissing moeten wij ons nooit en te nimmer laten verlokken. De praktische uitwerking blijft de doorslaggevende stem van de nabestaanden. Laat hen in vrijheid komen tot de juiste afweging.

De tranen van initiatiefneemster Pia Dijkstra (D66) bij het aannemen van haar voorstel in de Tweede Kamer getuigen van een vals soort humanisme. Ze beleeft het slechts van één kant: patiënten helpen. Mooi hoor. Maar met dit emotionele vertoon maakt zij samen met alle voorstemmers van iedereen die dan nee mag zeggen het object van misplaatste achterdocht. Mensen moeten niet in de situatie worden geplaatst dat zij zich daarvoor moeten verantwoorden. Inderdaad, pervers materialisme ten top.  Dank je wel hoeft niemand meer te zeggen als donorschap de regel is.

woensdag 7 september 2016

WAT IS OOK AL WEER DE MONARCHIE VAN NEDERLAND




Ik ben heel positief – in grote lijnen – over het concept verkiezingsprogramma van Groenlinks, en ik kom er vast een keer op terug. Maar één ding moet mij van het hart. Wat is dat nou: “Nederland wordt een republiek”? Dit is zo jaren ’60. Waarom juist nu weer dat misverstand?

Mij lijkt dat monarchieën die wij nog hebben voor ons allemaal cruciaal zullen zijn in de eerstvolgende decennia. Zeker wanneer zij van het signatuur zijn van iemand als Koning Harald van Noorwegen, getuige zijn speech over onze multiculturele realiteit.Click to see and hear or read his words

De Noorse koning is “zuiver ceremonieel”, zo heet het. Is die van ons dat niet ook? Als het om het staatrecht gaat bevinden de Oranjes zich in volstrekt dezelfde positie. Het is alleen het Nederlandse volk dat hardnekkig blijft denken dat er meer is.

Mijn belangrijkste bezwaar tegen de gedachte is dat deze volstrekt overbodig en voor de rest enkel verwarrend is. Nederland is nog steeds dezelfde republiek met dezelfde touwtjes die de (meer of minder strakke) teugels waren van alle Oranje voorzaten.




De geschiedenis van Nederland is altijd dezelfde gebleven: die van onverenigd verenigde deltabewoners – Nederlanders genoemd – met opmerkelijke kwaliteiten. Door de eeuwen heen. Als dijkenbouwers en zeevaarders, altijd wel inventief (en innovatief) en een beetje vierkant. Kaaskoppen. Niettemin, Rembrandt, Van Gogh, Erasmus!

Laten wij vooral onszelf niets wijsmaken. Het is enkel het toeval van de geschiedenis waardoor het vooral internationaal verstandig was Nederland de status te geven van monarchie. De grondwet werd direct onder de deur van Willem I geschoven. Geen fratsen.

Het heeft niettemin de nodige ongelukkige Willems gekost voordat, dankzij koningin Emma, de Nederlandse monarchie haar nieuwe jasje kreeg. Sindsdien hebben wij staatshoofden van het huis van Oranje gehad die werkelijk naadloos – en formeel: volstrekt machteloos - op de geest van de tijd aansloten. Zoals ook nu weer. Koning Pils. Prima. Beter dan Koning gorilla, die vorige Willem.

Tenslotte: Oranje is een niet mis te verstaan handelsmerk van heel Nederland. Zouden wij dat Oranje werkelijk willen prijsgeven?

maandag 5 september 2016

OOK IN NEDERLAND RAKEN WIJ DE KLUTS KWIJT



Een wervende houding is overtuigender dan verdediging


VVD minister Edith Schippers van Volksgezondheid roept op tot het vormen van een nationale vrijheidscoalitie tegen de invloed van de radicale politieke islam. 'Het wordt tijd dat wij - alle Nederlanders die onze cultuur, onze vrijheden, ons maatschappelijk contract liefhebben - opstaan om onze verworvenheden actief te verdedigen.' Aldus een kop in de Volkskrant van 5 september.

Al bijna tien jaar laat redelijk denkend Nederland zich in een hoek drukken door geschreeuw (en helaas ook geweld) van fanatiekelingen in binnen- en buitenland met een eigen agenda die, inderdaad, radicaal haaks staat op de grondslagen van onze Nederlandse (westerse) beschaving. Datzelfde laten wij toe van de zijde van rechtse populisten die dromen van een Nederland dat reeds lang niet meer bestaat.

Wij worden in het verweer hiertegen niet geholpen door de algemene sociaal-economische situatie, wereldwijd, die leidt tot groeiende ongelijkheid, verlies van maatschappelijke kansen en te sterke financiële machtsconcentratie in handen van een ongrijpbare ‘elite’.

Dit alles leidt in Amerika tot het verschijnsel Trump en in eigen land tot wanhopig aandoende ideeën zoals nu van mevrouw Schippers, nog even afgezien van het hardnekkig blijvende verschijnsel van Wilders, die ook maar niet van ophouden weet.

Wij hebben dit proces – zeker ten dele – aan onszelf te danken. Des te meer naar mate ook wij in een radicale reflex schieten en ons eigen morele bastion optrekken. Alsjeblieft niet.

Beter is het om in te zien dat wij in de eerste plaats in ons eigen denken moeten veranderen. Erkennen dat sprake is van ernstige maatschappelijke en economische scheefgroei. Erkennen dat de wortel van het Islamitisch fanatisme ligt bij mensen die in hun eigen – voornamelijk Arabische – wereld bijna geen andere uitweg meer hebben dan die van pure wanhoop. Ga er maar aan staan: wat voor redelijke toekomst staat talloze mensen in de Arabische wereld te wachten? En is niet zo dat de westerse wereld sterk medeverantwoordelijk is voor de bedroevende omstandigheden waarin landen in dat werelddeel verkeren? Erkenning en begrip horen op de eerste plaats te komen.

Als er in ons eigen land ‘rechten op het spel staan’, zoals mevrouw Schippers stelt, dan is ook aan ons, met de instrumenten die de grondwet en verdere wetgeving ons bieden, om die rechten normaal te blijven handhaven. In die zin is rechtshandhaving ook altijd verdediging, ja natuurlijk.

Wanneer dit echter uitgroeit in een complete politieke missie voor ‘onze cultuur, onze vrijheden, ons maatschappelijk contract’, komen wij in precies hetzelfde radicaliserende vaarwater waarvan elk normaal denkend mens nu juist zo’n vreselijke afschuw heeft. Wilders zal vooraan in de rij staan van de ‘nationale coalitie’ die Schippers bepleit, en dat bedoelt zij nu ook weer niet. Wat dan wel? Is er echt een verschil?

Zij heeft gelijk dat er iets moet worden gedaan voor de vrouwen die in Nederland feitelijk onder een juk leven, voor degenen die zich door hun afwijkende voorkeuren bedreigd voelen, en vooral ook tegen al die hokjes die wijzelf in stand houden om mensen in te verdelen. Dat doen wij ook zelf.

De vrijheden die wij koesteren, de cultuur van samenleven en elkaar respecteren kunnen wij alleen behouden wanneer die vrijheden concreet, dagelijks, aan iedereen betonen. Als onze cultuur zoveel beter is, dan behoren wij daarin wervend op te treden. Voor elkaar en voor anderen. Doen, niet zeggen.

Met een verdedigingshouding verliezen wij acuut ieder zelfrespect.