Onze constitutie is niet van roestvrij staal. Er is steeds de mogelijkheid tot aanpassing al naar gelang de evolutie van onze opvattingen. De hiervoor vereiste gekwalificeerde meerderheid vereist dat wij daarover in grote overeenstemming verkeren. Dat is het eerste grondbeginsel waaraan ik denk bij de ontstoken discussie over de positie en taken van ons staatshoofd.
En misschien is het inderdaad de titel van de afdeling van onze grondwet die over die positie spreekt die het hardnekkige misverstand in de lucht houdt als zou ons staatshoofd ook maar enige daadwerkelijke macht hebben. Alle bepalingen in die afdeling onderstrepen het tegendeel.
Ik ben niet per se conservatief, maar als een discussie begint vanuit dat misverstand, valt het mij bijzonder moeilijk ook maar enige sympathie te ontwikkelen met de daaruit voortkomende voorstellen. Zo ook met de voorstellen van de PvdA-commissie. Desondanks kunnen die voorstellen wel op hun merites worden getoetst, los van de achterliggende overwegingen. Ten minste dienen zij consistent te zijn.
Een belangrijke dimensie van die voorstellen is het versterken van – wat ik noem – het prerogatief van de democratie. Daarmee komen wij een stap dichter in de buurt van de Engelse situatie waarin het staatshoofd bij een regeringswisseling niet veel meer doet dan de hand schudden van de nieuw aangetreden premier. En zelfs wanneer men rekening houdt met het verschil in kiesstelsel, dat in Engeland meer vanzelf leidt tot een duidelijke meerderheid, acht ik dit op zichzelf geen fundamentele aantasting van de constitutionele positie van ons staatshoofd, die immers ook bij ons toch al geen beslissende rol speelt in dat proces.
Geen aantasting dus, maar in onze staatkundige en politieke tradities wel een belangrijke verandering. Daarover kan geen misverstand bestaan. Meer dan in de huidige situatie begint en eindigt het democratische proces bij de volksvertegenwoordiging. Met dat “meer” bedoel ik: meer transparant, zonder de schimmigheid die nu heerst rond het in- en uitgaan van het Koninklijk werkpaleis. Rechtens verandert in essentie niets.
Verschillen in opvatting hierover zijn in dit licht vooral gevoelsmatig. Deze zullen ook afhangen van de concrete uitwerking. Vraag is bijvoorbeeld wat de rol zal zijn van de Raad van State in de kabinetsformatie. Het is in de huidige praktijk een pure kwestie van usance dat de vice-president geraadpleegd wordt (en vaak ook ad hoc als informateur ingeschakeld wordt).
Dat raakt meteen de andere kwestie: het formele voorzitterschap van het staatshoofd van de Raad van State. Los van de concrete overwegingen van de PvdA-commissie zou ik er geen enkele moeite mee hebben om met de huidige traditie te breken. Het staatshoofd kan inderdaad beter geen voorzitter zijn van ’s land’s belangrijkste publieke adviescollege.
Met beperking van de macht van ons staatshoofd heeft dit alles in mijn ogen echter niets van doen. Wat de koning niet heeft kan niet alsnog worden afgenomen.
Resteert de consistentie. Is het, gezien het bovenstaande, alsnog logisch dat het staatshoofd wel deel uitmaakt van de regering? Het staatshoofd blijft wetten en besluiten tekenen. Dat is bepaald meer dan ritueel handen schudden. Hoe moet dit worden uitgelegd. De PvdA-commissie lijkt zich te beperken tot de uitspraak “dat het geen kwaad kan”. Dat is wat mager. Het is juist waar het rapaille van de PVV en haar achterban tegen te hoop lopen. Een betere uitleg is dus wenselijk.
Voor een antwoord is het in de eerste plaats niet relevant of het staatshoofd een erfelijke monarch is of een president. De vraag rijst in beide situaties op dezelfde manier. Wat is – voor ons - een staatshoofd eigenlijk? Hier raken het Orangistische en het republikeinse element van onze staat elkaar. Zij zijn niet makkelijk in consistentie te verzoenen. In onze geschiedenis gaat het vooral over de Oranjes ten dienste van Nederland als eerste boegbeeld. In de geschiedenis van onze republiek zijn de burgers de baas.
Zo bezien is handhaving van ons staatshoofd als deel van de regering een onvermijdelijk compromis dat samenhangt met het typisch Nederlandse staatkundig dualisme. Als wij dat doorbreken tasten wij ook een beetje onszelf aan. Handhaving is des te meer aanvaardbaar wanneer iedere angel van onzekerheid over de feitelijke invloed van het staatshoofd is weggenomen. Á la! Met het ene en het andere kan ik wel leven.
En zijn die veranderingen ook werkelijk noodzakelijk? Wat mij betreft niet. Ik ervaar de discussie als een ironie, juist nadat wij meer dan dertig jaar lang een koningin als staatshoofd hebben gehad die beter dan wie ook haar beperkingen in acht heeft genomen. In diepe stilte denk ik wel eens dat de voorstellen niet zijn gericht op onze aanstaande koning maar vooral op het preventief beperken van de invloed van zijn echtgenote. Of zit ik mis? En wie weet, in de verre toekomst, hebben wij met erfprinses Amalia een ware reïncarnatie van de oude Wilhelmina en zijn wij daar tegen die tijd ook helemaal aan toe.
Ik denk dat vooral het verzet tegen financiele openheid van zaken de koningin heeft opgebroken. De RvS steunde haar daarin door het Kabinet der Koningin niet-WOBbaar te verklaren, en zodoende is dat gedoetje dus hermetisch afgeschermd. En niet alleen de koningin heeft zitting in de RvS, maar ook haar zoon en schoondochter.
BeantwoordenVerwijderenDus ik zal blij zijn als die 3 daar uitgeknikkerd worden, maar voor de rest vind ik het prima zoals het is. Bij de afgelopen formatie is vooral gebleken dat ze daar macht noch gezag over heeft. Eigenlijk zou ik juist willen dat daar meer dan nu een oogje in het zeil wordt gehouden - maar het wordt eerder minder, zo te zien.
Overigens ben ik van mening dat ook burgemeesters weer hun vroegere, representatieve rol terug zouden moeten krijgen (dus zonder al die moderne extra's).
joke,
BeantwoordenVerwijderenIk volg je helemaal.
We zijn met de burgemeester helemaal scheef gegaan.
Ik denk dat de politiek mis rekent met de oranje gezindheid van het Nederlandse volk
BeantwoordenVerwijderenOok mijn opponent Geert Wilders maakt hier een inschattingsfout