woensdag 31 augustus 2011

Is de tijd aangebroken voor mannenemancipatie?




Een Franse vrouw staat aan de top van de wereldeconomie. Radio en TV worden overheerst door vrouwelijke presentatrices en showmasters. Wie op de arbeidsmarkt iets wil bereiken moet eerst zijn weg vinden door het bastion van vrouwelijke recruiters en personeelsadviseurs. Ook loketten en recepties zijn het domein van vrouwen. Overal zijn zij de poortwachters voor wie wat wil bereiken.

Hiertegenover staat de jongenscrisis. Op school lopen zij massaal achter. Het is geen typisch Nederlands verschijnsel. De OECD stelt dat het zich in alle ontwikkelde landen voordoet. In Boys Adrift, jongens op drift, geeft de Amerikaanse wetenschapper Leonard Sax vijf verklaringen voor de ongemotiveerde en slecht presterende Amerikaanse jongens. De Volkskrant citeert dat “…het onderwijs internationaal is gefeminiseerd. Hierbij worden methoden gebruikt waarin meisjes floreren. Tegelijkertijd heeft nagenoeg elke jongen in dit deel van de wereld onbeperkt toegang tot internet en computergames. Afleidingen genoeg.”

In ons land is een discussie ontstaan over het gescheiden lesgeven aan jongens en meisjes. Onderwijskundigen stellen dat wij de verschillen in leerstijl tussen beide sexen beter kunnen koesteren dan ontkennen. In gedachten zie ik het oude bolwerk van jongens, de HBS, en dat van de meisjes, de MMS, weer uit hun as herrijzen.

Maar inderdaad, enkel nog in de krochten van geweldlustige computergames vinden jongens en mannen de frontlinies van het avontuur, de ruige uitdaging en de niets ontziende competitie. Ik heb wel eens eerder iets beweerd over de geschiktheid van dit model voor tal van leerprocessen, vooral voor diegenen die niet willen stil zitten.

Ik zou denken dat het matige ambitieniveau van jongens in het onderwijs een symptoom is van een Umwelt die geen avontuur meer biedt. Onze maatschappij is te geordend, met teveel saaie regeltjes en teveel vrouwen die deze allemaal fantasieloos keurig willen handhaven.

Zo komen we op de rand van hetgeen in onze tijd als politiek correct wordt beschouwd. Jongens moeten gewoon luisteren en zich schikken. Of is er een andere weg? Hoe dan ook lijkt het mij zaak dat de kwestie wordt uitgelucht. Ik ben de trotse vader van een bruisende dochter dus ik moet het aan de vaders van jongens overlaten om hierover hun zoon(s) - en misschien ook zichzelf - eens diep in de ogen te kijken.

Vrouwenemancipatie, ja oké. Maar tussen ying en yang hoort een balans te bestaan.

vrijdag 26 augustus 2011

Van de Macht des Konings




Onze constitutie is niet van roestvrij staal. Er is steeds de mogelijkheid tot aanpassing al naar gelang de evolutie van onze opvattingen. De hiervoor vereiste gekwalificeerde meerderheid vereist dat wij daarover in grote overeenstemming verkeren. Dat is het eerste grondbeginsel waaraan ik denk bij de ontstoken discussie over de positie en taken van ons staatshoofd.

En misschien is het inderdaad de titel van de afdeling van onze grondwet die over die positie spreekt die het hardnekkige misverstand in de lucht houdt als zou ons staatshoofd ook maar enige daadwerkelijke macht hebben. Alle bepalingen in die afdeling onderstrepen het tegendeel.

Ik ben niet per se conservatief, maar als een discussie begint vanuit dat misverstand, valt het mij bijzonder moeilijk ook maar enige sympathie te ontwikkelen met de daaruit voortkomende voorstellen. Zo ook met de voorstellen van de PvdA-commissie. Desondanks kunnen die voorstellen wel op hun merites worden getoetst, los van de achterliggende overwegingen. Ten minste dienen zij consistent te zijn.

Een belangrijke dimensie van die voorstellen is het versterken van – wat ik noem – het prerogatief van de democratie. Daarmee komen wij een stap dichter in de buurt van de Engelse situatie waarin het staatshoofd bij een regeringswisseling niet veel meer doet dan de hand schudden van de nieuw aangetreden premier. En zelfs wanneer men rekening houdt met het verschil in kiesstelsel, dat in Engeland meer vanzelf leidt tot een duidelijke meerderheid, acht ik dit op zichzelf geen fundamentele aantasting van de constitutionele positie van ons staatshoofd, die immers ook bij ons toch al geen beslissende rol speelt in dat proces.

Geen aantasting dus, maar in onze staatkundige en politieke tradities wel een belangrijke verandering. Daarover kan geen misverstand bestaan. Meer dan in de huidige situatie begint en eindigt het democratische proces bij de volksvertegenwoordiging. Met dat “meer” bedoel ik: meer transparant, zonder de schimmigheid die nu heerst rond het in- en uitgaan van het Koninklijk werkpaleis. Rechtens verandert in essentie niets.

Verschillen in opvatting hierover zijn in dit licht vooral gevoelsmatig. Deze zullen ook afhangen van de concrete uitwerking. Vraag is bijvoorbeeld wat de rol zal zijn van de Raad van State in de kabinetsformatie. Het is in de huidige praktijk een pure kwestie van usance dat de vice-president geraadpleegd wordt (en vaak ook ad hoc als informateur ingeschakeld wordt).

Dat raakt meteen de andere kwestie: het formele voorzitterschap van het staatshoofd van de Raad van State. Los van de concrete overwegingen van de PvdA-commissie zou ik er geen enkele moeite mee hebben om met de huidige traditie te breken. Het staatshoofd kan inderdaad beter geen voorzitter zijn van ’s land’s belangrijkste publieke adviescollege.

Met beperking van de macht van ons staatshoofd heeft dit alles in mijn ogen echter niets van doen. Wat de koning niet heeft kan niet alsnog worden afgenomen.

Resteert de consistentie. Is het, gezien het bovenstaande, alsnog logisch dat het staatshoofd wel deel uitmaakt van de regering? Het staatshoofd blijft wetten en besluiten tekenen. Dat is bepaald meer dan ritueel handen schudden. Hoe moet dit worden uitgelegd. De PvdA-commissie lijkt zich te beperken tot de uitspraak “dat het geen kwaad kan”. Dat is wat mager. Het is juist waar het rapaille van de PVV en haar achterban tegen te hoop lopen. Een betere uitleg is dus wenselijk.

Voor een antwoord is het in de eerste plaats niet relevant of het staatshoofd een erfelijke monarch is of een president. De vraag rijst in beide situaties op dezelfde manier. Wat is – voor ons - een staatshoofd eigenlijk? Hier raken het Orangistische en het republikeinse element van onze staat elkaar. Zij zijn niet makkelijk in consistentie te verzoenen. In onze geschiedenis gaat het vooral over de Oranjes ten dienste van Nederland als eerste boegbeeld. In de geschiedenis van onze republiek zijn de burgers de baas.

Zo bezien is handhaving van ons staatshoofd als deel van de regering een onvermijdelijk compromis dat samenhangt met het typisch Nederlandse staatkundig dualisme. Als wij dat doorbreken tasten wij ook een beetje onszelf aan. Handhaving is des te meer aanvaardbaar wanneer iedere angel van onzekerheid over de feitelijke invloed van het staatshoofd is weggenomen. Á la! Met het ene en het andere kan ik wel leven.

En zijn die veranderingen ook werkelijk noodzakelijk? Wat mij betreft niet. Ik ervaar de discussie als een ironie, juist nadat wij meer dan dertig jaar lang een koningin als staatshoofd hebben gehad die beter dan wie ook haar beperkingen in acht heeft genomen. In diepe stilte denk ik wel eens dat de voorstellen niet zijn gericht op onze aanstaande koning maar vooral op het preventief beperken van de invloed van zijn echtgenote. Of zit ik mis? En wie weet, in de verre toekomst, hebben wij met erfprinses Amalia een ware reïncarnatie van de oude Wilhelmina en zijn wij daar tegen die tijd ook helemaal aan toe.

donderdag 18 augustus 2011

Rookgordijnen in Europa




Dat alom sceptisch wordt gereageerd op de voorstellen van de Duitse Bondskanselier Merkel en de Franse President Sarkozy om te komen tot een “euroregering” valt goed te begrijpen. Het heeft veel weg van een vlucht in processen zonder concrete antwoord op de substantiële economische vraagstukken waarom het in Europa gaat. Maar ook in eigen huis is de inzet op z’n minst dubbelhartig. Premier Rutte zegt: “geen verlies van nationale bevoegdheden”, terwijl overduidelijk is dat de gang naar een strak fiscaal en economisch euroregime vanzelf leidt tot verdere beperking van onze nationale vrijheden, zelfs wanneer strikt juridisch onze beslissingsbevoegdheid onaangetast blijft.

Ten principale is het grote rookgordijn de gedachte dat meer stringente controle op het overheidsbeleid van de eurolanden de panacee is voor onze economische kwalen. Ik zou denken: die stringente controle had er allang moeten zijn, get on with your job!, en kom met baanbrekende initiatieven die er daadwerkelijk toe doen: ten aanzien van publieke investeringen, gemeenschappelijk fiscaal beleid, werkgelegenheid enzovoorts. Als op die terreinen de samenwerking in Europa – respectievelijk in de eurozone – er niet toe doet dan blijft het vertoon van bestuurlijke eenheid een holle belofte of, veel erger, het symbool van een ergerniswekkende bureaucratie die vooral bij de Europese burger steeds meer weerstand wekt.

Alles wijst erop dat de Europese landen alsnog om de hete brij dansen van het leiderschapsvraagstuk waarmee de unie en vooral de eurozone al jaren worstelen. Dat vraagstuk overstijgt de enkele consensus tussen de grote lidstaten zoals nu Duitsland en Frankrijk. Europa. Het gaat er uiteindelijk om dat wij ons als burger Europeaan voelen, in elk geval in de landen die met dezelfde munt betalen. Zo bezien maken wij ook wijzelf deel uit van het rookgordijn dat nu ten slotte wel eens met een hele flinke zwaai mag worden opgetrokken.

De concrete implicaties van deze opstelling zijn legio, niet alleen op fiscaal gebied of ten aanzien van de overheidsfinanciën. Wij zullen evengoed in het algehele welvaartsconcept, dat aan iedere stabiele en betrouwbare munteenheid ten grondslag ligt, een verfrissend en bij voorkeur mobiliserend gemeenschappelijk Europees perspectief moeten formuleren.

Met een premier die voor zijn handelen mede afhankelijk is van een uitgesproken Europa vijandige gedoogpartner heeft Nederland in die discussie geen gemakkelijke uitgangspositie.

zondag 14 augustus 2011

Een theorie van alle woede



De Amerikaanse intelligentsia worden in eigen kring beter bediend met pogingen tot serieuze analyse dan de onze. De vraagstukken op het gebied van economie, werkgelegenheid en samenleving hangen allemaal samen en wij worden voortdurend getrakteerd op slim geklets over telkens de enkele incidenten. Zelden dragen columnisten bij aan rust te midden van de schreeuwerigheid. Hiertegenover staan Amerikaanse columnisten zoals Paul Krugman, Maureen Dowd, Roger Cohen en Thomas Friedman: stuk voor stuk kritische schrijvers, maar wel op afstand, en met een brede blik.

Friedman doet in zijn meest recente column een moedige poging, dit niet zonder zelfrelativering, om de touwtjes van het wereldwijde boegeroep aan elkaar te knopen en dit samen te vatten in een allesomvattende these, een Theorie van Alles, “min of meer”. (*)

De middenklasse wordt uit de actieve samenleving geduwd. Dit raakt vooral de perspectieven van de jongeren. Zij gaan protesterend de straat op, aldus Friedman. Wat zij verlangen is “een toegankelijke toekomst”, een toekomst die ongrijpbaar is geworden en die steeds meer het prerogatief lijkt te zijn van mensen met “global skills” – mensen die invloed hebben in het samenspel van geld, technologie en organisatie, met name in de omgeving van grote corporaties en overheden.

Maar, zegt Friedman, er is ook een andere kant van deze ontwikkeling. Hij wijst in het bijzonder op de gelijktijdige globalisering van macht en informatie. En dat laatste is tevens in handen van de burgers, van degenen die zich nu verzetten tegen de groeiende ongelijkheid in inkomen en kansen. Dit leidt, in de woorden van Friedman, tevens tot de globalisering van verontwaardiging, van de woede die zich nu ontlaadt op allerlei plaatsen, niet enkel in het Midden-Oosten, maar ook in Europa. De Amerikaanse Tea Party is een zelfde soort verschijnsel. Columnist Roger Cohen uit zich in gelijkluidende termen (**)

De ene zorgelijke analyse stapelt zich op de andere (***). Ik heb al eerder aangegeven hieraan geen enkel plezier te ontlenen. Niemand zal dat doen. Een zomer is voorbijgegaan waarin beelden van barricades en vernieling die van de stranden en vakantieplezier veruit hebben overvleugeld (Cohen).

En als je dit allemaal zo op een rij zet, zo besluit Friedman, “dan heb je het voorpaginanieuws van de kranten van vandaag.” De vraag die hij niet stelt is of de situatie anders zou zijn geweest zonder al die wereldwijde informatie en media-aandacht. Die vraag is puur hypothetisch en tegelijkertijd actueel, omdat bepaalde regeringen in brandhaardlanden menen dat zij met het blokkeren van het internet hun volk in bedwang kunnen houden zoals Rome ooit probeerde het vertalen van de Bijbel tegen te houden. Minder extreme vormen van manipulatie van de publieke stemming zijn denkbaar.

Maar hoe dit ook moge zijn, informatievrijheden noch straatprotesten hebben tot nu toe de machtsverhoudingen daadwerkelijk doorbroken. Veeleer lijken zij een aanmoediging om met des te meer kracht aan de heersende orde vast te houden.


(*) A Theory of Everything (Sort of)

(**) Age of Outrage

(***) Threats on many fronts for European economy

vrijdag 12 augustus 2011

Voorbij de somberheid


Onrust in Engeland


Doemdenken is geen feest. En niets is erger dan hierin te worden bevestigd. Toch las ik de afgelopen week met een gevoel van opluchting (“zie je wel: ik ben niet gek!”) een opiniestuk van de Amerikaanse econoom Krugman over desastreuze ontwikkelingen in de financiële wereld.

“It’s not just that the threat of a double-dip recession has become very real. It’s now impossible to deny the obvious, which is that we are not now and have never been on the road to recovery.” (*)

Dat is wat ik altijd heb gedacht. Waar had dat economisch herstel immers vandaan moeten komen? Die vraag stelt Krugman ook. Wij willen groei maar wij zijn verzadigd in onze gangbare behoeften. Wat resteert is de vervangingsvraag en die is juist door de enorme kwaliteitsverbetering van de belangrijkste duurzame producten, zoals auto’s, computers, andere apparatuur, beperkt. Met de meeste spullen kunnen wij lang mee, als wij willen.

De groei die wel heeft plaatsgevonden ia vooral het gevolg van opkomende nieuwe markten, een gunstige factor voor Nederland als uitgesproken, zeer divers exportland. Maar de markten die het betreft zijn niet robuust genoeg om de wereldeconomie op de been te houden, zoals deze week nog eens werd onderstreept in een editorial van de New York Times. (**)

De recente financiële verwikkelingen – in Brussel en in Washington – leiden ons af van de hoofdzaak: de basis van onze economie op langere termijn. Als mensen het belangrijk vinden dat Rutte leiderschap toont en hiervoor zelfs zijn vakantie onderbreekt, dient het daarover te gaan.

Het is makkelijk met alle onrust om ons heen weg te zinken in donker pessimisme. Om dat te overwinnen is een regering nodig die een beter perspectief formuleert dan enkel bezuinigingen en schuldenregelingen. De noodzaak daartoe klemt des te meer in het licht van de ernstige maatschappelijke explosies elders in Europa. Wij leven niet op een eiland. Waar mensen het vertrouwen verliezen, zeker als het gaat om jonge mensen, is van alles denkbaar.


(*) The Wrong Worries


(**) Where will economic growth come from?