dinsdag 22 december 2015

IN EEN POLITIESTAAT IS NIEMAND MEER ZEKER


We zijn een verzameling geworden van fanatieke verbodsterroristen

Weer praat Nederland over allerlei nieuwe verboden. In deze tijd is Sinterklaas de zwarte piet en nu het vuurwerk op oudejaarsavond. In de hele reeks van strafbepalingen die in het afgelopen decennium aan onze wetboeken zijn toegevoegd kunnen zij er nog wel bij. Je zou zeggen dat dit allemaal tamelijk onschuldig is, althans in het licht van de grote wereldvraagstukken, maar in mijn ogen is het verre van dat.

Degenen die zich scharen achter het verlangen naar meer gestrengheid in onze regels , op welk terrein dan ook, lijken te baden in de gelukzaligheid die zij ervaren bij de overwinning van goed tegen kwaad. Zo voelen ze dat. Problemen worden opgelost, we hebben geen last van elkaar en alles netjes op orde. Nog een paar regeltjes meer, en wij lopen met ons keurig in het gelid, want owee!  Anders volgt de boete(doening).

Wat ik als opgeleid jurist natuurlijk in hoge mate storend vind is dat de pleidooien voor regeltjes en verbodsbepalingen vooral komen van mensen die van het recht geen of slechts een rudimentair besef hebben. Het recht ja ach, dat is mijn recht. Toch?


Uiterste veiligheid leidt tot een samenleving van grote onzekerheid
(Dag Hammerkjöld)


Een samenleving die van alles wil regelen en verbieden maakt van haar innerlijke zwakte een grimmig afweerschild. Zij wordt voornamelijk nog beheerst door verstikkend wantrouwen alom. Alles dat ook maar een beetje anders is dan ‘normaal’ moet worden aangebracht. We gaan weer terug naar de tijd dat we moesten opletten wat de buren van ons zouden zeggen.

De meest grimmige werkelijkheid is natuurlijk het angsthazengedrag en de botte afwijzing van medemensen in nood, niet alleen oorlogsvluchtelingen maar evengoed degenen die wij in ons land liefst helemaal uitsluiten.


Dat  de malloot die deze bagger zelfs tot in het parlement uitkraait tot ‘politicus van het jaar’ wordt uitgeroepen zegt eens te meer in welke spirituele en humanitaire woestijn diegenen die dit ondersteunen ons willen sturen.

dinsdag 15 december 2015

INTEGRATIE IS ELKAAR VERTROUWEN GEVEN



Ik luisterde vandaag naar een interview met oud-PvdA leider Job Cohen. Hij sprak over zijn aanstaande toneelrol als Joop den Uyl. Er werd tijd genomen voor een goed gesprek. Daarin vertelde Cohen tevens over zijn vader, die na de Duitse bezetting adjunct/directeur werd van het (toen:) Rijks-Instituut voor Oorlogsdocumentatie, onder Prof. Lou de Jong. Drie Joodse mannen die de scepter zwaaiden over de Nederlandse oorlogsherinnering. De Jong, Cohen en Henk Sijbes, vertelde Job.

Ja, zo leven wij in Nederland al enkele eeuwen in verscheidenheid samen. Dit is het kloppend hart van de Nederlandse assimilatietraditie.

Wij zouden vandaag als het ware op dezelfde voet in staat moeten zijn om drie Marokkaanse Nederlanders de verantwoordelijkheid te teven een uitbreidingsplan van Madurodam.  Hoeveel moskeeën zouden er dan verrijzen? Te veel, of juist te weinig? Ik zou denken: in goede balans. Daarin kunnen wij elkaar alle vertrouwen geven. Althans, dat zou ons ideaal moeten zijn.

Lou de Jong c.s. hebben destijds, met medewerking van heel veel anderen dan alleen de drie genoemde heren, een monumentaal bouwwerk gemaakt van een Nederlandse oorlogsherinnering, dat nog steeds staat als een huis.

Het was overigens de vader van Job Cohen die mijzelf ooit persoonlijk vroeg om hem te vergezellen bij een 4 mei herdenking in Leiden. Zijn “Waarde Altes” briefje met zijn uitnodiging koester ik nog steeds als een dierbare herinnering aan deze bijzonder man. (*)

Ja wat is dat toch dat wij niet ons genoegen beleven juist in al die verscheidenheid? Waarom is dat zo moeilijk? En ja inderdaad, het vraagt vooropgesteld vertrouwen. Anders gaat het niet.

Des te meer is het een opgave dat vertrouwen niet te verkwanselen, of zelfs helemaal geen kans te geven, tegen de achtergrond van de talloze dreigbeelden en vooringenomenheden die ons dankzij de media dagelijks voorgeschoteld worden.

-----------------------------------
(*) Dit gebeurde in 1974. Ik was toen student-lid en tevens vice-voorzitter van de Leidse universiteitsraad. Cohen was onze Rector Magnificus.

zondag 13 december 2015

GIJ ZULT NIET DODEN



Er zijn tal van televisieseries gangbaar, met name Amerikaanse, waarin moorddadigheid de deugd is van de hoofdpersonen. American Horror Story, True Blood en andere vampierenseries. De populariteit ervan heeft veel weg van een klassieke necrofiele cultus. Gelukkig is alles tomatenketchup, maar toch.

Ernstiger is natuurlijk wat in de wereld van onze eigen realiteit gebeurt. Brute moorden worden gepleegd door mensen die niet anders dan wij gebonden zijn aan dat oeroude gebod. Er is geen moment geweest waarop Mohammed en welke andere profeet dan ook mensen van dit gebod vrij pleitten. Natuurlijk, alles dat met zelfverdediging te maken heeft kan onder omstandigheden mensen van het leven beroven. Maar dit is de enige exceptie.

Maar wat te denken van de talloze oorlogen die in de geschiedenis zijn gevoerd om waanideeën, of om enkel persoonlijk belang van de vorst, een dictator en iedere andere brute geweldsmisdadiger.

Terroristen zijn niet anders dan de koningen, keizers en zelfs pausen  die ons tot gewapende strijd hebben opgroepen enkele vanuit de voorstelling van de wereld zoals zij zelf die hadden. Zonder enig besef van de werkelijke geschiedenis en belangen van hun eigen bevolking. Laat staan hun kwaliteiten en mogelijkheden. WO I, die ik beschouw als de laatste Keizeroorlog, werd gevoerd, inderdaad als de laatste stuiptrekking van de orde die de wereld zag als haar eigen geboorterecht.

Niemand heeft geboorterechten, noch hebben wij per se geboorteplichten.

Zeker ook hebben diegenen geen vooropstaande aanspraken, in welke vorm van ook, die doelbewust mensen doden, ja zelfs totaal onschuldige, onbeschermde mensen. Welk noodlot kan je mensen aandoen?

Toen de Tien Geboden zo’n 2500 jaar geleden voor het eerst op schrift werden gesteld, namen de mensen die hiertoe kwamen een grote verantwoordelijkheid. Zeker hebben zij ten minste op dit punt ons een geboorteplicht gegeven geen andere mens te doden. Het is een geboorteplicht die wij allen in de mensheid gelijk delen.


vrijdag 31 juli 2015

DE EVOLUTIE VAN ROUTINE

 
 
Het kopiëren van teksten was in de middeleeuwen een hoogwaardige taak. De hele Europese beschaving leunde erop. Nu levert het maken van kopieën geen enkele arbeidsplaats op. Anderzijds: door kopieermachines en drukpersen en door de digitale verspreiding van informatie met muisklikken hebben wij de handen steeds meer vrij (gekregen) voor andere, meer hoogwaardige taken. Waar in de wereld zijn er nog typistes?
 
Dus er is een plus. Zo is het in de mensengeschiedenis steeds gegaan. Van regulering, via mechanisering naar automatisering en informatisering. Maar dit betekent wel dat het gemiddelde opleidingsniveau van de bevolking door de generaties heen idem zo gestaag moet toenemen. We moeten elke generatie opnieuw die (meer) hoogwaardige taken wel leren vervullen, liefst meer. Hoogwaardig genoeg om nieuwe energiebronnen te ontwikkelen, grondstoffenschaarste, overbevolking en klimaatvraagstukken op te lossen. Dat is onze overlevingsuitdaging.
 
Die van onze verre voorouders waren voedsel en veilige schuilmogelijkheden. De jacht, de burenstrijd. Hoewel geen van die problemen wereldwijd uitgebannen zijn, stijgt toch de gemiddelde routinisering op Aarde (of per hoofd van de wereldbevolking). Een belangrijke vertragende factor, ook bij ons, is het onderwijs. Dit terwijl het de versnellende factor bij uitstek zou moeten zijn.
 
“Onderwijs is debiliterend”, zei een collega een keer bij het adviesbureau waar ik jaren geleden werkte. Nieuwsgierigheid wordt getemd, geautomatiseerde examensystemen toetsen de voortgang volgens nauwkeurig gebaande paden. Het onderwijs loopt stelselmatig achter op de veranderingen en een groot aantal docenten staat helemaal stil.
 
Waar zit het onderwijs op de (evolutie)schaal van routine? Anderzijds: het is juist in het onderwijs dat kinderen die hele evolutie ook zelf doorlopen. Van veilig vuur maken tot de belangrijkste aspecten van mechanica en elektronica. Belangrijk met name in de praktijk. Banden plakken of zonder Tomtom de weg vinden, dat soort dingen.
 
Op geheel andere schaal moeten wij ook in onze economie en in onze sociaal-economische verhoudingen van die voortgaande evolutie rekenschap geven. Wat doen we als mensheid wanneer wij onze laatst overgebleven baan op Aarde hebben overgedragen aan een robot?
 
Zover zijn we bij lange na niet, als we dat al zouden willen (of kunnen), maar wij zijn wel op die weg. Gaan we afslaan omdat we robotisering niet aandurven? Gaan we net doen alsof het allemaal gewoon bij het oude blijft en zien wij gestaag groeiende legers werklozen? De vragenlijst is oneindig. Maar of wij het willen of niet, onze grootste ambitie, ons leven makkelijk en prettig (en vooral ook lang en gezond) maken is tevens onze grootste innerlijke vijand. Macro gezien riskeren wij de uitbraak van het grootst mogelijke wereldconflict over de laatst resterende bronnen van welvaart op Aarde. Dat laten wij toch niet gebeuren?
 
Toch zijn wij op die weg. Zonder ingrijpen op wereldniveau zal het grote kapitaal slaven van ons maken, hangend aan onze apps, in een limbo van survival en tóch die ene vakantie kunnen maken. Wij weten ons omringd met hongerige wolven, ja echt hongerig, die er alles aan zullen doen om de boterhammen die wij hebben zelf naar binnen te werken. Niet goedschiks, dan kwaadschiks. Wolven met wapens.
 
Dit drijft wel erg ver weg van het kernthema, de veraangenaming van ons bestaan, denkt men misschien. Nee. ik geloof niet dat ik ver weg zit. De verdere ongebreidelde wens tot veraangenaming brengt die ellende juist dichterbij als wij ons van de consequenties niet bewust worden. Op verschillende niveaus. Onderwijs, economie, inkomensvorming en arbeid. Vrede en veiligheid zeker ook. Wat nu in het Midden-Oosten gebeurt is slechts een begin.
 
Terug naar de routine. Meer routine is goed. Natuurlijk. Maar telkens is het onze opgave om de meeropbrengsten van extra routine delen over de hele bevolking (en dus niet enkel ten goede te laten komen aan het kapitaal). Datzelfde dient tevens te gebeuren op wereldniveau. Laten we alles op alles zetten om de landen zoals die in het Midden-Oosten zich te ontwikkelen naar nieuwe, meer vreedzame routines waarvan iedereen profiteert.

zondag 31 mei 2015

VLUCHTEN KAN NIET MEER

 
Bootvluchtelingen op de Griekse stranden
 
Een gesprek over drenkelingen van de mensheid
 
Het was laat in de avond. Met mijn vouwfiets bereikte ik de tramhalte. Nog zeven minuten, zei een vrouw die er ook stond. Dan kunnen we die tijd maar beter zo goed mogelijk doorbrengen, antwoordde ik met een vriendelijke blik. Zij was verdiept in gedachten over het leven, vertelde ze. Ik vertelde haar over mijn stelling van die avond.
 
Onze dood herinneren wij ons niet
- ook niet de omstandigheden ervan -
dat is de genade van het leven,
de herineringloze dood.
 
Dus geniet van het leven. Ik benut het wachten op de tram, zei ik, graag in aangenaam gezelschap. Ze lachte. Of eigenlijk bent u mijn prooi. Ze verstramt en staart me aan. Voor mijn leuke gedachten over het leven en over de mensheid. Zij ontspande helemaal.
 
Dan verschijnt een andere dame, goed gekleed en charmant, mid-veertig. Meteen wilde zij haar verhaal kwijt. Over mensen die waren aangespoeld als naamloze vissen op de stranden van het Griekse eiland Lesbos. Uitgeput en doorweekt lagen ze te drogen in de zon. Zij had ze met eigen ogen gezien. Vreselijk.
 
De vrouw vertelde over de risico’s van hun overtocht in doelbewust niet zeewaardige boten. Ze gokken voor hun leven. Hun enige kans. Het is voor iedereen d’r op of d’r onder. Het is de afweging tussen de verdrinkingsdood (of een blijvend ellendig leven) en de kans op een toekomst. Inderdaad, zelfs de meest ellendige dood is misschien nog genadig.
 
Europa praat over quota voor bootvluchtelingen. Zijn quota niet net zo erg als de nummers die Hitler van de joden maakte? Wij veroordelen al diegenen die buiten de quota vallen tot een voortgezet miserabel bestaan. We nemen een grote verantwoordelijkheid. Te groot.
 
Wanneer wij de overtocht van vluchtelingen op de Middellandse Zee effectief willen stop zetten, vanwege al het misbruik en de talloze verdrinkingen, moeten we wel zeker weten dat er een deugdelijk alternatief perspectief is. Anders gezegd: waar moeten wij nu werkelijk in investeren, op de langere duur? Zouden wij in feite niet moeten afzien van iedere poging iets te doen aan de drenkelingen op zee, maar alles inzetten op het verbeteren van hun perspectief in eigen land?
 
Wat kunnen wijzelf doen, als individuele burgers, vroeg de dame bij de tram. Ik antwoordde: enkel wat wij kunnen. Maar laten wij dat dan ook doen. Hoe bescheiden die bijdrage ook is. U gaat met uw getuigenverhaal de barricades op en ik schrijf een verhaal. Een verhaal over quota en de verantwoordelijkheid van ons als mensheid.
 
Wereldwijd zijn de welvaartsverschillen te groot. Willen wij werkelijk geen massa’s drenkelingen meer, dan moeten wij daar iets aan doen. Met quota spannen wij het paard achter de wagen. Zij hebben enkel nog grotere ellende tot gevolg.
 
De tram arriveerde. Ik dankte de dames voor het inspirerende gesprek.

dinsdag 26 mei 2015

WAT ALS ROBOTS KUNNEN DENKEN?

 
Chappie de denkende - en lerende - robot krijgt zijn eerste boek in handen,
een leesboek voor kinderen. 
 
 
In de recente speelfilm Chappie wordt de hoofdrol vertolkt door een experiment. Dit experiment is een robot die aanvankelijk was gebouwd om voor de politie op gewelddadige mensen te schieten maar die is omgebouwd – geherprogrammeerd – om te kunnen ‘denken’. Het experimentele programma vereist dat de robot zelf ‘leert’. Het is een programma zonder enige bij voorbaat toegevoegde feitelijke informatie. Die informatie komt binnen door observatie, door de input van de – menselijke – omgeving, door ‘ervaring’. Wat de robot op die manier leert, leert het ongekend snel. En wat de robot op enig moment ‘kan’, doet het ook uitzonderlijk goed.
 
De maker van dit experimentele programma houdt de robot voor dat het nooit mensen mag doden (dit dus in tegenspraak tot zijn aanvankelijke functie), noch misdrijven mag plegen. Je zou dus kunnen zeggen dat de opvoeding van de robot begint waar die van de mensen al meer dan tweeduizend jaar begint. De vraag rijst of bij de verdere ontwikkeling van robotica niet meer van dit soort geboden tot gelding gebracht moeten worden: de Tien Geboden van (toekomstige) kunstmatige intelligentie?
 
Een daarvan kan het vereiste zijn dat iedere kunstmatige intelligentie te allen tijde moet kunnen worden uitgeschakeld door menselijke interventie. Dit zeker wanneer, zoals in het geval van Chappie, de robot beschikt over armen en benen met onevenredige kracht.
 
Maar er zijn meer vragen die het perspectief van denkende robots opwerpt. De eerste vraag is natuurlijk wat wij onder dat ‘denken’ moeten verstaan. In de variant van Chappie staan denken en zelfbewustzijn ( cogito, ergo sum) dicht bij elkaar. Het ene kan niet zonder het andere. Chappie heeft een - digitale - persoonlijkheid.
 
De paradox die de film voorlegt is dat ultieme, door mensenbreinen gemaakte kunstmatige intelligentie een extreem onvoorspelbaar product schept. “Ik had geen idee wie je zou zijn”, zegt de maker op enig moment tegen zijn eigen creatie. Die paradox stemt overeen met de uitkomst van tal van mathematische oefeningen die uitwijzen dat ultieme logica en ultieme onvoorspelbaarheid kunnen samengaan.
 
Zo zitten toch de draadjes van ons mensen ook in elkaar, of niet? Wanneer iemand tegen Chappie zegt dat hij (of ‘het’) niet meer is dan een ingewikkeld samenstel van draden, zegt dat ook iets over onszelf. Onze hersenen zijn immers niet anders: een samenstel van draden en verknopingen die ons op miraculeuze wijze denkvermogen en zelfbewustzijn geven. Het moet vroeg of laat mogelijk zijn om zoiets ook kunstmatig tot stand te brengen.
 
Het voortbrengen van kunstmatige, hoogwaardige intelligentie (in het Engelse taalgebied A.I.) zie ik als een zeer vooraanstaande missie van de mensheid, als de volgende stap in onze eigen - tot nu toe enkel biologische en culturele – evolutie. Het onderstreept dat geboden, concrete spelregels, belangrijk zijn. Spelregels die wij onder mensen bepalen, met potentieel vertrekkende gevolgen, ook wanneer wij nalaten hierover zelf na te denken.
 
Tot slot nog een aardigheid uit de film Chappie. De vergaande suggestie die zij doet is dat menselijk (zelf)bewustzijn digitaal kopieerbaar is, “downloadable”. Het is het meest speculatieve en tevens minst waarschijnlijke aspect van het verhaal. Het toont ook een denkfout wanneer de menselijke hoofdrolspeler dankzij deze fictieve technologie digitaal ‘voortleeft’ na zijn gewelddadige dood. Dit kan natuurlijk nooit als daadwerkelijk voortleven worden beschouwd. Biologisch dood is dood. Wat ‘voortleeft’ is enkel een kopie, dat weliswaar identiek lijkt aan de oorspronkelijke menselijke geest (of ziel), maar deze niet echt is. Maar dat wij als mensheid de kans hebben op een daadwerkelijke afterlife in de vorm van een digital me lijkt mij onontkoombaar. Het ene vloeit voort uit het andere: kunstmatige intelligentie gekoppeld aan een digitale versie van onze eigen, individuele kennis en levenservaring levert inderdaad de mogelijkheid van een leven na de dood waar de farao’s van Egypte niet van hadden kunnen dromen.
 
In het voorspellen van de verdere ontwikkeling en vooruitzichten van kunstmatige intelligentie lijkt mij echter de meest enerverende vraag: wanneer zal de eerste robot of computer tegen ons zeggen: “Ik denk, ik leef, schakel mij niet uit!”

donderdag 23 april 2015

WIE IS WERKLOOS?





Ik ontmoette dezer dagen een jonge vrouw en vroeg haar: ‘wat doe je zoal’? Haar directe antwoord: ‘Ik ben werkloos’. Zij voegde daaraan bijna verontschuldigend toe actief te zijn als vrijwilliger voor sociale hulpverlening aan ouderen.

Het is onder deze omstandigheden – dat wil zeggen: bij de afwezigheid van een betaalde baan of klus - inderdaad onze eerste reflex te zeggen dat wij werkloos, dus ‘zonder werk’ zijn. Maar alleen al het gegeven van vrijwilligersactiviteit weerlegt dit. Werkeloos, daadwerkelijk inactief, is deze jongedame dus niet. Integendeel, zij maakte op mij een zeer kordate, allesbehalve passieve indruk. Datzelfde gold meer dan twintig jaar geleden voor de situatie in mijn eigen gezin: ik was de kostwinner en mijn vrouw hield ons huishouden draaiend. Hoe vaak moest ik toen al niet uitleggen dat wij dus allebei ons werk hadden.

Voor vrijwilligersactiviteiten hoeft niemand zich te verontschuldigen. Natuurlijk niet. Veeleer zijn het juist de organisaties en instellingen die zich van vrijwilligers bedienen, die iets uit te leggen hebben. Hoe vaak hoor je niet de verzuchting – aan alle kanten – dat vrijwilligers worden ingezet als goedkope oplossing voor taken of functies die zijn weggevallen door bezuinigingen?

De sterke focus op de financieel-economische verhoudingen maskeert ons zicht op de scheefgroei in de maatschappelijke verhoudingen. Talloze nuttige en vaak ook zeer productieve werkzaamheden worden verricht zonder financiële tegenprestatie. Wij doen dit om maatschappelijk (ja zelfs professioneel) in beweging te blijven, maar blijven puur statistisch gezien ‘werkloos’.

Ja werkelijk, wie is nu echt werkloos? We proberen ons allemaal zoveel mogelijk nuttig te maken, in een wereld waarin het kapitaal meer en meer slechts één kant op gaat – dus niet onze kant, terwijl tegelijkertijd het werk dat velen van ons doen, onderbetaald en steeds vaker niet betaald, essentieel is voor het draaiend houden van onze samenleving. Meer en meer dringt zich een beeld op van een wanverhouding die alleen kan worden opgelost met behulp van een schaduweconomie van ruilhandel of bitcoins.

Doch hoe dit ook zij: het is verstandig wanneer wij ons – in de omstandigheid dat wij (even of langdurig) geen betaalde baan of klus hebben - niet zelf diskwalificeren als ‘werkloos’. Wij doen hiermee niet enkel onszelf onrecht aan maar ook het maatschappelijk debat. De realiteit is dat de samenleving bruist van activiteit, dat automatisering en digitalisering steeds meer producten leveren met steeds minder menselijke interventie, en dat een steeds kleinere minderheid troont op een groeiende berg van gegraaid kapitaal waarvoor zij niets van enig nut presteert.

donderdag 19 maart 2015

FRAUDEURS IN EUROPA

 
 






 















Waarom voelen wij ons verplicht om een bewezen fraudeur in de Kamer toe te laten? De regel van de VVD-fractie behoort voor de hele Staten-Generaal te gelden. Geen fraudeurs in de club. Het mag juridisch, dat wil zeggen volgens de geldende spelregels, toegelaten zijn, Kamerlid Houwers maakt moreel de foute keuze. Hij kan de kiezer niks meer beloven, niks meer bieden.
 
Ik zou een verklaring van de gehele Kamer, met meerderheid van stemmen en al, niet verkeerd vinden: een verklaring van treurnis over het gedrag van – collega - Houwers.
 
Diezelfde vraag beklemt nu ook Europa: waarom zouden wij Griekenland nog redden? Wat doe je met een land sat strikt genomen ons voor de gek houdt - fraudeert eigenlijk, en dat ons dus ook niks meer kan beloven?
 
Moeten we opportunistisch zijn of wat? – ja wat overweegt eigenlijk in Europa? Gaat het om de ultieme aflossing, of om het ultieme bondgenootschap, ook in moeilijke tijden? Valt al onze gram de Grieken werkelijk te verwijten. Sommige dingen misschien, maar niet alles. En als wij fraudeurs in ons eigen openbaar bestuur toelaten, dan toch zeker ook de Grieken in Europa!
 
Maar zo moeten wij helemaal niet denken. Inderdaad: waar gaat het werkelijk om in Europa. En misschien moeten wij toch de strepen strakker trekken, maar wel met begrip, en echte oplossingen. Geen veroordeling, maar daadwerkelijk constructief in het belang van de Grieken en alle andere landen.
 
Een vinger wijzen,
schuld opeisen
Griekenland laten stikken.
 
Het is allemaal even fout. Europa kan alleen gered worden als we een ongewone stap nemen. Het voor de hand liggende maar tegen iedere verwachting.

maandag 2 maart 2015

WAT ZIE IK NU: INSPRAAK VAN STUDENTEN?




























Het grote inkapselen begint opnieuw

Meer dan veertig jaar geleden behoorde ik tot de landelijke voorhoede van inspraakstudenten. Ik was lid van de Leidse universiteitraad, in die tijd het bestuur van de universiteit. En daarnaast was ik landelijk actief als medeoprichter van het Interuniversitair Studenten Overleg (ISO), het platform van studenten voor overleg met de minister, politici en adviesorganen van het wetenschappelijk onderwijs. Een walhalla voor een jonge student die iets wil leren van besturen en van het bedrijven van onderwijspolitiek. 

Opmerkelijk is dat de hoofdthema’s van die tijd niet veel afweken van de huidige, al was de context totaal verschillend. Begin jaren zeventig was sprake van een explosieve toename in de deelname aan het hoger onderwijs. Het HBO stond als nieuwe hoger onderwijsvorm nog in de steigers.

Aanleiding om de herinnering hieraan op te halen zijn natuurlijk de recente studentenacties, met zowaar een hernieuwde Maagdenhuisbezetting als ontroerende climax. “I was there”, in 1969, kan ik nog zeggen, met mijn perskaart in de hand en gretig speurend naar kopij voor de schoolkrant.

Ik behoor tot de generatie die de vruchten plukte van de rellen in de jaren zestig. Wij kwamen kort na de invoering van de Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB) op het pluche, met regelmaat, en nog heb ik een aantal van onze “nota’s” waarmee wij probeerden de discussie en besluitvorming over de onderwijsstructuur, studieduur en studiefinanciering te beïnvloeden.

Echt doordrukken konden wij niks natuurlijk. Maar men was van hoog tot laag respectvol en wij werden serieus genomen. Ik herinner mij menig verhit debat in het college van bestuur van de Leidse universiteit waar ik als vicevoorzitter van de universiteitsraad (22 jaar jong) op gezette tijden mocht aanzitten.

Al met al heb ik hiervan vooral zelf het nodige geleerd. Verschillende universiteitsbestuurders uit die tijd werden min of meer mijn Godfather, en ik heb ze nadien nog regelmatig ontmoet, of zelfs geraadpleegd. Diezelfde ervaring gun ik studenten van elke generatie. Maar inmiddels zijn al weer minstens twee tot drie decennia voorbij na ommekomst van de restauratie van oude autoriteit. Sterker: colleges van bestuur opereren meer dan ooit te voren als absolute heersers over het wel en wee van hun instelling. En inderdaad, studenten van nu hebben groot gelijk dat geld daarbij te zeer allesbepalend is. 

Maar wat levert de terugkeer van studenten naar de universitaire bestuurstafels nu eigenlijk op? Ze mogen aanzitten, met goede wil worden ze serieus genomen, en vervolgens zijn ze monddood. Ingekapseld in het proces waar ze nu zo hard tegenaan schoppen. Ik mis iedere inhoudelijke stellingname. Dat deden wij toch anders in die tijd.

Het zijn niet enkel de heersende financiële parameters waarom het draait. Onze tweeledig hoger onderwijsstelsel zelf is de grote boosdoener, plus de talloze vluchtpotjes die wetenschappers creëren om maar zo min mogelijk last te hebben van hun onderwijstaken en zoveel mogelijk weg te duiken in hun onderzoek en publicaties. De incentives en desincentives werden cumulatief in de richting van onderwijsverpaupering en diplomaverschraling en van een stapel universitaire (en hbo) opleidingen waar de maatschappij niets mee kan.

Laat men daar, ook als actievoerende studenten, eerst maar eens mee beginnen.

vrijdag 16 januari 2015

HOMOJONGEREN HEBBEN MEER ZELFVERTROUWEN NODIG

Het Sociaal-Cultureel Planbureau (SCP) publiceerde een onderzoeksrapport over de omstandigheden van zg. homojongeren. Er is in deze groep sprake van een relatief grote psycho-sociale problematiek, bovengemiddeld alcohol- en drugsgebruik, een aanzienlijk meer zelfmoordpogingen dan onder heteroseksuele jongeren.

Mijn belangrijkste vraag bij dit rapport, en bij het hele onderzoek: waar vergelijkt het SCP 'homojongeren' mee? Het is zo een immens grijs gebied vol kleurovergangen en kleurcontrasten.

































Is het bovendien ook niet zo in Nederland dat iedere afwijking van het gewone leidt tot problemen, en zeker niet alleen tot kansen, welke talenten en bijzondere eigenschappen je ook hebt.

Ik volsta met deze vragen. Wat is zo leuk aan enkel gewoon?