Onze vrijheid
van onderwijs opnieuw bezien
Wat betekent
onze vrijheid van onderwijs: erkenning en gelijkberechtiging van onderwijs dat
niet van overheidswege wordt gegeven. In oorsprong ging het om de emancipatie
van het particulier initiatief dat destijds, in het sterk verzuilde Nederland
anno 1917, een christelijke grondslag had, katholiek of protestant. Maar
vergeet niet dat tegelijkertijd ook het neutraal particulier initiatief ruimte
kreeg. Van die vrijheid ben ik een kind, opgevoed in een niet door religie beïnvloede
omgeving. Godzijdank! Dominees en rabbijnen bezochten onze school, wij
luisterden met interesse, en vervolgden onverstoord met Homerus en De Bello
Gallico. Religieuze indoctrinatie (iets anders kan godsdienst als grondslag
voor onderwijs niet zijn) was iets van den vreemde. Heel ver weg.
Het is
achteraf, en dan vooral door de ontwikkelingen in de afgelopen decennia, een
ongelukkige zaak dat vrijheid van religie en vrijheid van onderwijs nog steeds
als nagenoeg overlappend worden ervaren. Daarom wordt vrijheid van onderwijs zelden
in de eerste plaats gezien als een verwantwoordelijkheid – een activiteit met
100% verantwoordingsplicht. Is immers niet elke vrijheid tevens zo’n
verplichting?
Ons stelsel
van gelijkberechtiging heeft vervolgens geleid tot scholen die naar Nederlandse
begrippen ten principale moeten worden beschouwd als cultuurvreemd. Wij kunnen omwille
van het heilige huis dat wij zelf gesticht hebben niet anders dan islamitische
en hinduscholen toelaten. Maar van harte gaat dat niet, zeker niet nu
regelmatig berichten over zeer ernstige vormen van indoctrinatie in die kringen
de kop opsteken. Maar indoctrinatie gebeurt zoals gezegd op elke school met
religieuze grondslag, wij doen niet anders dan de pot verwijten enzovoorts.
Het is gezien
de voortdurende vermenging met religie-discussies goed de vrijheid van onderwijs
nog eens geheel apart te bezien. Waarom moet ons onderwijs überhaupt met
religie te maken hebben? Als ik de vrijheid had zou ik iedere religie uit de
school verbannen. Milder uitgedrukt: religie in elk geval buiten de klas. Het
behoort geen deel uit te maken van ons onderwijsbestel. Ik steun daarom graag
het betoog van Tine Jensen in de NRC van 7/8 december : “Religieuze
intolerantie en geloofsoverdracht behoren voor mij niet tot de taken van een
school (). Schaf de vrijheid van richting, de vrijheid van het bijzonder
onderwijs om een bepaalde overtuiging ontleend aan een specifieke godsdienst
af, maar behoud de vrijheid van inrichting ofwel de pedagogische autonomie van
scholen.”
Het geven
van onderwijs is een kostbare verantwoordelijkheid die wij inderdaad liefst in
vrijheid koesteren. En, zoals ook door anderen is betoogd, is het juist de taak
van ons onderwijs de leerlingen weerbaar te maken in diversiteit. Laat degenen
die in ons land opgeleid worden bovenal in staat zijn zelf te beslissen welk
gedachtengoed zij in hun leven willen navolgen. Scholen dienen hierin zonder
uitzondering neutraal te blijven, hoe bijzonder zij verder ook mogen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten