donderdag 18 september 2014

OBAMA IS WEINIG OVERTUIGEND GEBLEKEN ALS ZWARTE PRESIDENT




Van Barack Obama koesterde ik bij het begin van zijn Amerikaans presidentschap hoge verwachtingen. In alle opzichten. Als inspirerende - retorisch begaafde - man, als "Change brenger", als kundig en authentiek staatsman voor het beslechten van wereldgeschillen, enzovoorts. Zijn Afro-Amerikaanse identiteit gaf hem in mijn ogen een extra grote plus.

Dat hij tevens opgezadeld zou zijn met weerbarstige erfenissen van zijn voorganger(s) was al bij zijn aantreden duidelijk. De afwikkeling van Irak (en Guantanamo Bay), de financiële crisis die een wereldwijde economische opschudding ('crisis') zou veroorzaken, met vergelijkbare dimensies - misschien niet de proporties - van de crisis die Roosevelt het hoofd moest bieden. En tenslotte de verdere etnische verzoening in de Verenigde Staten.

Op geen van deze terreinen heeft Obama verbluffende wapenfeiten weten te boeken. Het zat allemaal ook niet mee. Alleen al aan het eigen thuisfront niet. En als de ene crisis weer een beetje bedwongen is (nergens is ooit iets echt opgelost), springt een nieuw duveltje uit het doosje, bijvoorbeeld: de Islamitische Staat, na Al Qaeda. Inderdaad, tal van tegenslagen kunnen hem moeilijk als zodanig voor de voeten geworpen. Maar hoe heeft hij ze beantwoord?

Als ik van de wijze waarop Obama in brede zin de wereld tegemoet is getreden, moet ik toch zeggen dat zijn optreden zelden echt iets met mij heeft gedaan. Zijn stem en presentatie zijn doorgaans slaapverwekkend monotoon, steeds met de klanken van een schoolmeester, stellig nimmer opzwepend. Dat ten aanzien van zijn retoriek. 

Ik wil graag aannemen dat hij in zijn binnenlands beleid het beste ervan heeft proberen te maken. Ook lijkt mij dat in de Westerse wereld, ongeacht de presidenten, Amerika het land blijft waar werkelijke vooruitgang bedacht en gemaakt wordt. Voor Silicon Valley is het maar betrekkelijk belangrijk wie het Witte Huis bewoont, en zo verder.

Het algehele historisch getij is wereldwijd weerbarstig. Dat heeft mede te maken met de grote ongelukken van de afgelopen tien jaar. Economisch en militair-strategisch (m.n. de inval in Irak). Europa kent ook al ruim een decennium geen inspirerend leiderschap. Het wachten is op een periode van nieuwe leiders, maar die ligt nog in het verre verschiet.

Wie dit allemaal bij elkaar optelt, zou dus tot de slotsom kunnen komen, zoals ik doe, dat Obama om zijn presidentschap niet een diep spoor in de geschiedenis zal achterlaten. Hooguit als eerste zwarte president. Maar juist dat element vind ik van Obama nog wel het allerminst overtuigend. Hij is helemaal geen "zwarte president". Uit de zwarte cultuur kwam hij ook helemaal niet. Hij is zo wit als alle andere presidenten die hem zijn voorafgegaan.

Dat er goede grond is om Obama hogelijk te respecteren, blijft onverlet. Hij is standvastig, consistent, integer door en door. Alleen al met die gaven kom je als Amerikaans president een heel eind. Mijn voorspelling - al een tijd geleden gedaan - is dat Obama nog de kans zal krijgen zijn ding voor de wereld te doen. Op dezelfde wijze als Jimmy Carter heeft gedaan.

donderdag 4 september 2014

ONTWAPENING? NOOIT EN TE NIMMER





























Is de mensheid daadwerkelijk aan kill or be killed voorbij?


In de evolutie van planten en dieren is effectieve bewapening - ook (of: juist) onder veranderde omstandigheden - altijd doorslaggevend geweest. Biologen kunnen vertellen over het grote scala aan natuurlijke aanval- en afweermechanismen in alle flora en fauna, inclusief de mechanismen (en omstandigheden) van hun evolutie. 

Of het nu schubplaten op de rug zijn, zoals die van de Stegosaurus, het gif en de snelheid van slangen, flinke snijtanden en een krachtige kaak (Tyrannosaurus), de stekels van doornenstruiken, en zelfs de moordende kracht van het meest elementaire virus, zij alle zijn in de voortdurende opeenvolging van generaties de voorwaarden gebleken waaronder soorten konden blijven voortbestaan – en verder konden evolueren. Het is indrukwekkend dat tot de twee meest succesvolle diersoorten de haaien horen (enkele honderden miljoen jaren) en de krokodil, beide aan de top van hun voedselpiramide.

De evolutie van de mens bracht nieuwe wapens: behendigheid, aanpassingsvermogen en verstand. In onze naaktheid zijn wij zeer kwetsbare wezens, maar met de mogelijkheden van de natuur hebben wij ons de hele wereld toegeëigend. De grootste vijand is de mens voor zichzelf.

Gewapende strijd (ik bedoel: militaire wapens) tussen mensen heeft onze hele geschiedenis begeleid. Wij hebben het niet weten uit te bannen. In talloze brandhaarden bestrijden mensen elkaar op leven en dood. Zij doen het niet beter dan de meest primitieve diersoorten. De dood wordt zonder meedogen bruut rondgedeeld. Met tal van totaal onschuldige slachtoffers.

Wie onder deze – ongewijzigde – omstandigheden – pleit voor ontwapening heeft heel wat uit leggen. In realistische termen, bedoel ik. Ontwapenen? Nee, zeker niet. Maar juist dan rijst de vraag: welke wapens wij precies gebruiken om een ongewenste ontwikkeling duurzaam te keren, en zo nodig om onze wereld te ‘verdedigen’. Hulp kan ook een offensief zijn.

Welke wapens verschaffen ons eigen intellect, onze inventiviteit en onze humaniteit: de beschaving die wij propageren, de vooruitgang waarin wij geloven, de welvaart die wij mensen gunnen? Meer dan ooit zullen wij ons daarmee moeten wapenen. Ja zeker ook voor het juiste gebruik van militaire wapenen. 

Het valt in dit licht niettemin te betreuren dat in het internationale discours militaire bewapening nog steeds geldt als hoofdpunt van discussie. Vragen over de (rol van de) NAVO en van luchtaanvallen (VS) komen bij brandhaarden als de Oekraïne en Syrië eerder op dan enig ander wapenstelsel waarover wij beschikken.

dinsdag 2 september 2014

MINDER BANEN, MEER JOBS




Het oude sociale beleid loopt op zijn laatste benen

Mede onder druk van wereldwijde verschuivingen in de allocatie van taken of functies in uiteenlopende marktketens (van ontwerp en productie tot en met levering) transformeert ook de werkgelegenheid in ons eigen land. Desalniettemin hanteren wij in onze arbeidsverhoudingen nog steeds de concepten en regels van het naoorlogse tijdperk. Deze zijn gebaseerd op een strak onderscheid tussen werkgeversverant-woordelijkheden en die van werknemers. Een dienstverband, bij voorkeur voor onbepaalde tijd, geldt als onbetwiste norm. Dit werkt door in onze fiscale regels, in de aanspraken van individuele burgers op tal van voorzieningen, zelfs tot hun woonsituatie (huurders dienen als regel een arbeidscontract voor te leggen).

Wie onder deze omstandigheden wil overleven is gedwongen tot de status van dagloner (“zzp’er”) of te leven in het grijze gebied tussen fiscaal inkomen en zwart geld, ofwel in de informele economie. Officiële werkgelegenheidsstatistieken (inclusief aantallen ‘werklozen’) tonen allang niet meer de sociaal-economische werkelijkheid.

De politiek, inclusief de “linkse” partijen, gaan geheel aan de feitelijke ontwikkeling voorbij. Zelfs in de PvdA, hoeder van het arbeidsdenken, heerst – voor zover dit van buiten kan worden beoordeeld – complete radiostilte.

Is er werkelijk geen plek waar in deze tijd over de ontwikkeling van onze werkgelegenheid wordt nagedacht? Het valt moeilijk te geloven. Natuurlijk zijn die er. Ik denk vooral aan nieuwe ondernemingen die leven in de schaduw van het publieke bestel, wereldwijde netwerken van professionals met hun eigen technologie en innovatiekracht, ook in Nederland (denk aan de 3D printing sector, de Games industrie e.d.). Hun succes is afhankelijk van volledige arbeidsflexibiliteit. Werknemers zijn zelfstandige onder-nemers in wisselende groepen.

Het beeld ontstaat van een arbeidsmarkt waarin arbeidscontracten (of CAO’s), laat staan ‘vaste banen’ een uitstervende realiteit zijn. Het is niet moeilijk een ontwikkeling te voorzien waarin vaste dienstverbanden en vooropgestelde carrières hoge uitzondering worden. Hooguit zullen bedrijven en instellingen hun continuïteit veiligstellen met een vaste kern van professionals met wie “vaste afspraken” worden gemaakt, ook over hun verdere professionele ontwikkeling. Bijzondere contracten op maat dus, maar geen onbeperkte dienstverbanden. Vaste banen krijgen steeds meer het odium van een privilege zonder goede grond.

Het is in dit licht merkwaardig dat de uitzendbranche niet allang het hele leger van zzp’ers heeft omarmd. Zij zouden bij uitstek hun belangrijkste tussenpersoon moeten zijn. Hun kerntaak is ‘jobs’ en feitelijke ‘skills’ bijeen te brengen. De status van het ‘arbeidscontract’ is niet doorslaggevend.

De kern is dat arbeidszekerheid een illusie is. Alleen door up to date houden van onze eigen (professionele) kennis en vaardigheden creëren wij als individuele deelnemers aan de arbeidsmarkt enige ‘zekerheid’ over de continuïteit van onze eigen werkgelegenheid.

Op dezelfde voet veranderen ook de parameters voor inkomenspolitiek en sociale zekerheid. Die veranderingen vereisen een fundamentele herziening van het overheidsbeleid op alle fronten van ons welvaartsbestel. Opnieuw valt te betreuren hoezeer de politiek haar verantwoordelijkheid laat liggen. In plaats daarvan staat zij, met marktwerking als voornaamste excuus, een steeds meer toenemende kloof toe tussen de grootverdieners en de grote massa van loonslaven die in reële termen hun daadwerkelijke koopkracht stelselmatig hebben zien afkalven. Voor de immense inkomensverschillen in ons land bestaat geen goede grond, zelfs al gaat het bij de grootverdieners om een relatief kleine groep (maar wel met onevenredig grote macht).

Het omdenken van ons welvaartsbestel moet wel uitkomen bij een situatie waarin iedere Nederlandse burger een basisinkomen krijgt met daarnaast de automatische status als zzp’er waarmee hij (of zij) vrij is aanvullend (fiscaal) inkomen te verwerven. Mensen moeten zowel ondernemer als (tijdelijk) werknemer kunnen zijn. zonder onnodige juridische (of fiscale) complicaties.

Maar er zijn ook andere (gewenste) gevolgen. Deze betreffen het hele scala van opleidingsprofielen in MBO, HBO en universiteiten, de rol van beroepsorganisaties en beroepskwalificaties,de voorzieningen voor mensen die onvoldoende in staat blijken in aanvullend inkomen te voorzien (aangepaste bijstand en werkloosheidswetgeving) enzovoorts.

Alles bijeen mag de politiek zich voorbereiden op een integraal deltaplan voor inkomensbeleid en werkgelegenheid. Bepaald geen kinnesinne, en beslist geen zaak die zomaar op korte termijn in kaart kan worden gebracht. Maar de urgentie ervan neemt dagelijks toe.