zaterdag 2 juni 2018

DE TWIJFELACHTIGE VERDIENSTEN VAN D66




Het gemor in D66 over het afschaffen van het referendum was voorspelbaar. Al tijdens de kabinetsformatie had ik mijn verwachting uitgesproken dat de eerste rimpels in Rutte III zouden ontstaan in de boezem van die partij.

Maar het is natuurlijk heel treurig dat ook dit kroonjuweel van de ooit bejubelde vernieuwingspartij van Hans van Mierlo een roemloze dood wacht. Eerder gebeurde dat met de gekozen burgemeester. Wat blijft er eigenlijk over?

Ja, de vraag dringt zich op welke bijdrage D66 in al die vijftig jaar aan het Nederlands openbaar bestuur en aan het politieke bedrijf heeft geleverd. Wie dit kritisch op een rij zet, ontkomt niet aan een ontnuchterende vaststelling.  

D66 was een signaal tegen de gevestigde oude orde van de jaren ’60. Daaraan denken wij allemaal met sympathie en weemoed terug. Het signaal was nodig, al was de overgang naar de nieuwe orde – in feite een normale generatiewisseling – een proces van geleidelijkheid. Pas in 1973 kon D66 triomfantelijk haar overwinning vieren met de deelname aan het kabinet Den Uyl.  Bij die overwinning bleef het, want aan het beleid van dat kabinet voegde D66 niets van substantiĆ«le waarde toe. De partij fungeerde enkel ter legitimatie van de overigens vruchteloze hervormingspogingen van PvdA leider Den Uyl, aan wie Van Mierlo zich doelbewust met huid en haar had verkocht. Hoe dan ook waren de opkomst en teloorgang van Nieuw Links geen verdienste van zijn partij.

Na 1977 was blokkeren het enige wapenfeit van D66. Zowel in 1977 als in 1981 blokkeerde D66 onder aanvoering van Jan Terlouw een breed gedragen coalitie met VVD en CDA, waarmee D66 programmatisch grote eenstemmigheid vertoonde. De blokkade was zuiver ‘politiek’. Dit verhinderde de tijdige doorzet van hervormingen en nieuwe impulsen in de Nederlandse economie. Toch noemde zij zich "een redelijk alternatief". Die pretentie maakte zij nooit waar.

De totstandkoming van Paars I, het eerste kabinet zonder het CDA en de “droom van Van Mierlo", kwam tot stand omdat Kok (PvdA) en Bolkestein (VVD) elkaar op pragmatische gronden vonden. Van Mierlo zelf, die hooguit de weg had bereid, heeft vervolgens evenmin als zijn partij iets van betekenis aan het beleid van Paars I toegevoegd. De kiezers hebben dit in 1998 onmiskenbaar afgestraft.

In de jaren daarna is D66 afwisselend gedoogpartij en coalitiepartij geweest, maar ook in deze fase zonder authentieke bijdragen aan het landsbestuur.

Het referendum had niet hoeven te worden prijsgegeven. Er zijn voldoende mogelijkheden dit instrument te behouden in geval van essentiƫle maatschappelijke vragen. Maar die strijd was D66 tijdens de formatie van Rutte III kennelijk al te veel moeite.

Een partij die enkel schuilplaats is voor mensen die afwisselend teleurgesteld zijn in de PvdA of in de VVD moet D66 niet meer willen zijn. Het is tijd voor echte keuzes.